Bijdrage Carola Schouten wetgevingsoverleg Derde pakket wetgeving financiële markten (3e FM-pakket)

maandag 24 september 2012 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten als lid van de vaste commissie voor Financiën aan een wetgevingsoverleg met minister De Jager van Financiën

Onderwerp:   Derde pakket wetgeving financiële markten (derde FM-pakket)

Kamerstuk:   33 235

Datum:            24 september 2012

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voorzitter. Ook van mijn kant eerst felicitaties aan de drie nieuwe collega's. Ik hoop op een prettige samenwerking. Afgaande op hun eerste inbreng gaat dat helemaal lukken. Ik dank daarnaast het departement voor het vele werk dat is verricht. We hebben een heel pakket gekregen met wetsvoorstellen. We hebben er al vaker over gesproken, maar een en ander moet nog wel juridisch goed geborgd worden.

Zoals ik al zei, is het een heel pakket aan wetgeving geworden. In een ideale maatschappij heb je die wetten eigenlijk niet nodig en wil je graag dat mensen vanuit hun eigen houding al de klant centraal zetten. Dit principe is hier heel vaak genoemd. Helaas hebben we de afgelopen jaren gezien dat dit niet automatisch het geval is geweest. Het is dan ook goed dat we hier wettelijke kaders op gaan zetten, heldere bepalingen over wat we wel en niet accepteren. Ik zeg het de heer Van Hijum na dat het uiteindelijk wel moet gaan gebeuren in de praktijk. De behandeling van deze wetsvoorstellen is met name aan de financiële sector het signaal dat aan de ene kant wij kaders stellen en dat aan de andere kant bij de sector zelf de verantwoordelijkheid ligt om echt invulling te geven aan dit principe. Er moet een andere manier van denken -- de heer Van Hijum spreekt over moraal -- ontstaan in de sector. Ik zie die gelukkig op een aantal punten ontstaan, maar op een aantal punten ook niet. Wij zullen de komende jaren ook als parlement zelf de vinger aan de pols moeten houden hoe deze ontwikkeling gaat.

Over de inhoud van de wetten is al veel gezegd. Ik ga eerst in op de beheerders van de alternatieve beleggingsinstellingen. Ook ik vraag naar de rol en de positie van de pensioenfondsen daarin en naar de eventuele consequenties daarvan. Graag hoor ik een toelichting op dat punt.

De fractie van de ChristenUnie vindt het goed dat op 1 januari 2013 een provisieverbod zal ingaan. Er is nog veel onduidelijkheid op dit punt. De communicatie op dit vlak moet echt een tandje hoger. Ik hoor graag van de minister hoe hij dat voor zich ziet. Ik kan mij voorstellen dat hij dat doet in samenspraak met de sector. Hoe gaan wij hier meer ruchtbaarheid aan geven? Ik merk dat veel mensen nog niet op de hoogte zijn van het provisieverbod. Zij willen straks verzekerd zijn van een transparante en onafhankelijke advisering en dan is het goed dat zij weten dat hierop een provisieverbod van toepassing is. Hoe worden zij hierover geïnformeerd? Ik krijg graag een duidelijk antwoord op deze vraag.

Welke fiscale behandeling geldt voor de advieskosten en welke btw-heffing is daarop van toepassing? Wij moeten daar duidelijkheid over geven, want mensen moeten dat straks domweg voor hun aangifte weten. Het wordt een beetje kort dag als we dat nu nog niet weten.

Dan ga ik in op de vakbekwaamheid van medewerkers van financiële ondernemingen. Moeten zij straks kunnen aantonen dat zij een periodiek examen afleggen of permanente educatie volgen, waaruit blijkt dat zij op de hoogte zijn van nieuwe ontwikkelingen? Dat lijkt me een behoorlijke uitdaging voor de mensen die daaraan moeten gaan voldoen. Hoe is de stand van zaken? Gaan mensen echt al en masse op cursus? Hoe zit het met de klantmedewerkers die op dit moment niet over het relevante diploma beschikken? Worden zij straks aan hun jas getrokken, of geldt voor hen een soort three strikes out? Hoe moet ik me dat voorstellen? Belangrijker vind ik het verschil tussen de direct writers en de intermediairs. Bij de intermediairs kun je vrij helder vaststellen wie contact heeft met de klant en wie het diploma moet hebben. Maar hoe weet je nou wie bij de direct writers, bij de directe distributiekanalen, welk klantencontact heeft en of hij of zij over de juiste diploma's beschikt? Als ik een telefoontje pleeg met de verzekeraar, moet ik dan eerst aan de persoon die ik aan de lijn heb, gaan vragen of hij wel een diploma heeft? Hoe wordt dat in de praktijk getoetst? Ik hoor graag de ideeën van de minister hierover.

Over de bankierseed is ook al het een en ander gezegd. De ChristenUnie heeft indertijd ingestemd met de motie van de heer Huizing en mevrouw Blanksma. Dit is een goede aanzet, maar wat regelen wij hier nu eigenlijk precies? Heeft dat nu echt de tanden waarop wij hopen en die het zou moeten hebben? Ook ik vind dat de eerste verantwoordelijkheid daarvoor bij de sector ligt. Als blijkt dat het daar niet werkt, moeten wij gaan bedenken wat de volgende consequentie moet zijn. Ik ben dan ook erg geïnteresseerd in het antwoord op de vraag van de heer Van Hijum, namelijk of wij een soort tuchtcollege binnen de sector kunnen opzetten. We moeten echter ook nadenken over de verdere consequenties die wij hieraan eventueel willen verbinden. Waar de knip wordt gelegd tussen enerzijds de soorten beleidsbepalers en anderzijds de klantmedewerkers, is wel belangrijk. Ik heb wel nog een vraag over de beleidsbepalers. Bijvoorbeeld de medewerkers in de dealing room vallen niet onder de beleidsbepalers, terwijl wij in het verleden vaak hebben gezien dat deze medewerkers met grote risico's te maken hebben en soms de verkeerde prikkels krijgen. Ik wil graag dat de medewerkers in de dealing room onder de groep beleidsbepalers vallen. Deze mensen worden in dat specifieke geval namelijk aan grote risico's blootgesteld. Laat ik het dan zo maar zeggen. Het is van belang dat de belangen van de klant voor hen vooropstaan. Graag hoor ik een reactie van de minister.

Ik wil nog ingaan op een technisch puntje: de premiepensioeninstellingen (PPI's). Een advies van de toezichthouders luidt dat de premiepensioeninstellingen de aan hen toevertrouwde pensioenvermogens in bewaring geven bij een pensioenbewaarder. De minister gaat daar niet op in; dit punt is ook niet besproken bij de schriftelijke behandeling. Het komt wel voor in de tweede nota van wijziging.

Ik denk dat dit punt wel wat aandacht behoeft, want de zogenaamde PPI, een technische term, is een behoorlijk nieuwe ontwikkeling. Wij hebben eigenlijk nog niet zo heel veel zicht op de risico's en de gevolgen daarvan. Mijn fractie wil dat wij hier wat prudenter mee omgaan. Er worden nu enkele waarborgen ingebouwd, zoals een vereist eigen vermogen van minimaal €500.000. Ik wil eigenlijk dat de minister hier wat meer bovenop gaat zitten en wat meer in de gaten houdt wat er gaande is, temeer omdat hij nu echt afwijkt van het advies van de toezichthouders. Graag krijg ik een toelichting van de reden waarom hij daarvan heeft afgezien, behalve dan vanwege de kosten, want kosten maakt iedereen. Als je risico's probeert in te dammen, geldt namelijk altijd dat hiervoor administratieve kosten en beheerkosten worden gemaakt. Kan de minister dit alles misschien over een periode van drie jaar bekijken en in een soort evaluatie aangeven of wij hier wel de goede regels hebben gesteld en of die streng genoeg zijn?

Ik ga nu in op het gebruik van het bsn bij de uitvoering van het depositogarantiestelsel. Mijn fractie is daar kritisch op. Het gaat mijn fractie daarbij om een heel principieel punt. Wij hebben het bsn ooit in het leven geroepen juist om uniformiteit aan te brengen in overheidshandelingen. Er zijn toen eindeloze discussies geweest over de privacy. Mijn fractie is daar altijd heel kritisch op geweest en heeft toen ook gewezen op het gevaar dat het bsn straks voor allerlei zaken ingezet zal worden, behalve voor de zaken waarvoor het oorspronkelijk bedoeld was. Wij zien hier nu dat het bsn eigenlijk omwille van het gemak wordt ingezet, terwijl je je misschien eerst moet afvragen waarom wij een nummer met behoorlijk privacygevoelige aspecten gaan inzetten vanwege het feit dat financiële instellingen in de praktijk geen uniform klantnummer hebben of in ieder geval hun administratie op dat punt niet helemaal op orde hebben. Aan de ene kant zie ik het gemak van het gebruik van het nummer, maar aan de andere kant wil ik toch het principiële punt maken dat wij dat nummer niet omwille van het gemak zomaar overal moeten inzetten. Wij regelen dit weliswaar in een wettelijk kader, maar graag hoor ik van de minister welke alternatieven hij onderzocht heeft voordat hij besloot dat het gebruik van bsn echt de enige manier was waarop hij dit kon invoeren. Nogmaals, ik wil hier graag een gedegen antwoord op krijgen, want mijn fractie heeft nog wel haar twijfels hierover.

Ik kom nu bij de richtlijn Solvency II. Wij vragen ons in dezen ook af wat de volgorde der dingen is. In de rest van de EU is het kennelijk nog niet zover dat iedereen Solvency II kan invoeren. Wij gaan hier nu wel al allerlei zaken invoeren. In de lagere wetgeving moeten er bovendien nog allerlei zaken ingevuld worden. Wij onderschrijven Solvency II, maar wij willen wel graag betrokken worden bij de nadere invullingen. Graag krijg ik een toezegging van de minister dat dit zal gebeuren. Anders zeggen wij hier iets toe en komen daarover later nog allerlei invullingsvraagstukken op tafel.

Mijn fractie heeft vragen gesteld over het opleggen van een solvabiliteitseis aan de zorgverzekeraars. Dit is een aparte categorie verzekeraars. Er is sprake van een gereguleerde marktwerking, zoals wij dit altijd zo mooi noemen. Aan de ene kant is het goed dat aan deze verzekeraars wel solvabiliteitseisen gesteld worden, maar aan de andere kant is het een aparte categorie verzekeraars. Dit kan dus heel direct consequenties hebben voor de premies. De minister zei: ach, maakt u zich geen zorgen, want ze hebben voldoende kapitaalbuffers. Daar zit echter een soort uitruil in. Welke overwegingen had de minister om de zorgverzekeraars wel onder de solvabiliteitseisen te brengen? Ziet de minister tegelijkertijd dat hierop misschien een ander regime van toepassing zou moeten zijn?

Wij hebben gesproken over de transparantie, de voorlichting aan de polishouders over het feit dat Solvency II wordt ingevoerd, het overgangsrecht evenals de consequenties daarvan. Wat ons betreft moeten wij daarover meer duidelijkheid geven, bijvoorbeeld over de kleine verzekeraars. Wij hebben het hier al even over gehad. De echte kleine verzekeraars vallen straks namelijk niet onder het prudentieel toezicht. Wat ons betreft zouden de polishouders dit dan wel moeten weten.

Ik kan mij voorstellen dat je een aantal groepen, zoals de onderlinge waarborgmaatschappijen, niet zomaar onder een ontzettend zwaar kapitaalsregime wilt plaatsen. Dan is het wel van belang dat de deelnemers weten dat het prudentieel toezicht niet op hen van toepassing is en dat daar eventueel gevolgen aan kunnen vastzitten. Graag hoor ik van de minister of hij daartoe ook bereid is.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief

« Vorige Volgende »

december 2019

juni

september 2018

juni 2017

mei

april

februari

januari

december 2016

november