Inbreng Carla Dik ten behoeve van een programmatische aanpak van stikstof (Natuurbesch.wet 1998)

donderdag 05 september 2013

Inbreng verslag (wetsvoorstel) van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Economische Zaken ten behoeve van een wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998

Onderwerp:   Wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 (programmatische aanpak stikstof)

Kamerstuk:    33 669

Datum:            5 september 2013

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 vanwege de programmatische aanpak stikstof (PAS). Genoemde leden pleiten voor een snelle uitwerking van de beheerplannen voor Natura 2000-gebieden en de PAS. Deze leden vinden het belangrijk dat ondernemers eindelijk duidelijkheid krijgen en depositieruimte en ontwikkelingsruimte wordt toebedeeld op grond van specifieke gebieds- en bedrijfsomstandigheden. Tegelijkertijd moet er duidelijkheid komen over welke maatregelen noodzakelijk zijn om de stikstofdepositie te verlagen en daarmee kwetsbare natuurgebieden te beschermen. Deze maatregelen dienen haalbaar en betaalbaar te zijn. Genoemde leden hechten zeer veel waarde aan de juridische houdbaarheid van het programma. Zij verwelkomen de aanpassingen van de zijde van de regering, maar hebben tegelijkertijd nog een aantal vragen bij het wetsvoorstel.

In het Algemeen Overleg op 17 april gaf de staatssecretaris aan dat het de bedoeling is dat de wet op 1 januari 2014 in werking treedt. Is dit nog steeds zo, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.

In het wetsvoorstel ligt sterk de nadruk op de stikstofdepositie en de daarmee gepaard gaande ontwikkelingsruimte. Aan de andere kant kunnen herstel- en verbetermaatregelen ook leiden tot een inperking van de ontwikkelingsruimte van agrarische bedrijven, bijvoorbeeld als gevolg van vernatting. Op welke wijze wordt hiermee rekening gehouden bij het bepalen en toedelen van ontwikkelingsruimte, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.

Hoofdstuk 2. Voorgestelde wijzigingen

Opname van gebieden in het programma aanpak stikstof

Blijkens de memorie van toelichting zijn er in Nederland 133 overbelaste stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Hoeveel van deze gebieden zullen bij de vaststelling van het programma daarin zijn opgenomen, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Kan de regering aangeven aan welke randvoorwaarden moet zijn voldaan voordat gebieden in het programma kunnen worden opgenomen?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat bij de latere toevoeging van gebieden aan het programma niet alle bevoegde gezagen die betrokken waren bij de vaststelling van het beheerplan voor gebieden die reeds in het programma zijn opgenomen, hoeven te worden betrokken. Zij vragen of er echter geen sprake kan zijn van consequenties voor de beheerplannen van reeds opgenomen gebieden als er een nieuw gebied wordt toegevoegd en daarvoor ook ontwikkelingsruimte moet worden bepaald.

Klopt het dat in gebieden die later aan het programma worden toegevoegd, de maatregelen sneller moeten worden uitgevoerd? Zo ja, wordt dan voorafgaand aan de opname van een gebied in het programma getoetst of dit inderdaad nog haalbaar is?

Gebiedsanalyses

Blijkens de memorie van toelichting worden gebiedsanalyses wettelijk verankerd. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of ook de eisen waaraan deze gebiedsanalyses moeten voldoen, worden vastgelegd. Voorts vragen deze leden of de positie van de onafhankelijke commissie van het Bosschap en deskundigen, die de gebiedsanalyses toetst aan de hand van een vooraf vastgestelde checklist, wordt vastgelegd.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de gebiedsanalyses van groot belang zijn. Zij vragen wat de stand van zaken is bij de uitvoering van deze analyses voor gebieden die bij de start van het programma zullen worden opgenomen. Zijn er al gebiedsanalyses afgerond en getoetst? Zo ja, hoeveel?

Ontwikkelingsruimte

Bepalen van ontwikkelingsruimte

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke garanties er zijn dat de omvang van de ontwikkelingsruimte op correcte wijze wordt bepaald? Wordt de totale ontwikkelingsruimte op nationaal niveau bepaald, of vindt er een voorlopige toedeling naar provincies en/of sectoren plaats?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of er bij het bepalen van de ontwikkelingsruimte per gebied marges worden aangehouden of ontwikkelingsruimte wordt achtergehouden, rekening houdend met de toevoeging van extra Natura 2000-gebieden gedurende de programmaperiode, waarvoor ook ontwikkelingsruimte beschikbaar moet zijn.

Toedelen van ontwikkelingsruimte

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de toedeling van ontwikkelingsruimte zal geschieden bij toestemmingsbesluit. Zij vragen welke middelen de regering tot haar beschikking heeft om te voorkomen dat bij gelijktijdige aanvraag van een groot aantal toestemmingen voor projecten en/of andere handelingen in één keer een te groot beslag op de beschikbare ontwikkelingsruimte wordt gelegd? Is de regering ook bereid om een nadere uitwerking te maken van de wijze waarop ontwikkelingsruimte gefaseerd kan worden toegekend, dus aanvullend op het voorstel van de twee helften en de 90%-10% verdeelsleutel.

Blijkens de memorie van toelichting moeten mitigerende maatregelen worden genomen in onmiddellijke samenhang met alle projecten waarvoor in de periode van het programma toestemmingsbesluiten worden genomen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de definitie is van ‘onmiddellijke samenhang’. Hoe wordt de samenhang tussen de maatregelen en de ontwikkelingsruimte gemonitord, zo vragen deze leden. Hoe wordt geborgd dat ontwikkelingsruimte pas daadwerkelijk kan worden benut als de noodzakelijke mitigerende maatregelen zijn genomen of juridisch onomkeerbaar zullen worden genomen binnen een redelijke termijn?

Reserveren van ontwikkelingsruimte

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering bereid is om termijnen te koppelen aan de geldigheid van reserveringen, zodat voorkomen wordt dat er te lang een beslag op ontwikkelingsruimte wordt gelegd, terwijl er geen invulling aan wordt gegeven. Dit kan bijvoorbeeld gelden voor bestemmingsplannen voor het buitengebied, waarvoor nu standaard ontwikkelingsruimte wordt gereserveerd.

Registratie van wijzigingen in de beschikbare ontwikkelingsruimte

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat wijzigingen in de beschikbare ontwikkelingsruimte meteen moeten worden geregistreerd. Maar hoe zit dit met wijzigingen in de depositieruimte (emissieruimte), zo vragen deze leden. Hoe wordt geborgd dat de emissies van bedrijven die al beëindigd zijn (bijvoorbeeld in het kader van ‘rood voor groen’) niet meer worden meegeteld.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de memorie van toelichting dat er ten minste 10% van de beschikbare ontwikkelingsruimte over moet blijven voor de tweede helft van de programmaperiode. Zij vragen of hierbij ook rekening gehouden is met de latere toevoegging van Natura 2000-gebieden waarvoor ook ontwikkelingsruimte nodig is. Is het niet verstandig om aan de latere toevoeging van gebieden gedurende de programmaperiode een termijn te verbinden om problemen in de tweede helft van de programmaperiode te voorkomen?

Wijziging maatregelen

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen op welke wijze wordt gemonitord dat de noodzakelijke herstelmaatregelen daadwerkelijk worden uitgevoerd. Hoe wordt de naleving hiervan geregistreerd en gehandhaafd? Wordt de uitvoering van maatregelen één-op-één vertaald in AERIUS in de beschikbare depositie- en ontwikkelingsruimte? Is de regering bereid om nadere regels te stellen om te zorgen dat de uitvoering van maatregelen die noodzakelijk zijn voor een bepaalde ontwikkeling vooraf gaat aan het definitief toebedelen van de ontwikkelingsruimte middels een toestemmingsbesluit?

Grenswaarde

De leden van de ChristenUnie-fractie staan sympathiek tegenover de introductie van een grenswaarde waaronder activiteiten niet vergunningplichtig zijn. Dit leidt tot lagere administratieve lasten, nalevingskosten en bestuurlijke lasten.

Zij vrezen wel dat het in de praktijk niet altijd even eenvoudig zal zijn om te bepalen of de stikstofdepositie van een project/handeling onder de grenswaarde blijft. Tevens zien deze leden een risico wanneer een groot aantal projecten/handelingen niet vergunningplichtig is, maar deze projecten/handelingen tezamen wel kunnen leiden tot een aanzienlijke stikstofdepositie. Op welke wijze worden deze ‘kleine bijdragen’ aan de stikstofdepositie gemonitord?

Welke mogelijkheden zijn er voor het bevoegd gezag om in te grijpen als blijkt dat de grenswaarde in de praktijk wel wordt overgeschreden? Is de regering bereid een grens te hanteren voor de totale ontwikkelingsruimte die vooraf voor deze kleine projecten/handelingen wordt gereserveerd?

Hoofdstuk 3. Effecten van het wetsvoorstel

Lasten voor burgers en bedrijven

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er nog onduidelijkheid bestaat over de vraag of een initiatiefnemer straks bij één loket/bevoegd gezag een vergunningaanvraag hoeft in te dienen, ook al heeft een project/handeling invloed op meerdere gebieden in meerdere provincies. Zij vragen de regering om dit te verduidelijken en pleiten er hierbij voor dat een initiatiefnemer slechts bij één loket een vergunningaanvraag hoeft in te dienen.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het reken- en registratieinstrument AERIUS eenvoudig te raadplegen is door de verschillende bevoegde gezagen. Ook gemeenteraden moeten er mee kunnen werken. Genoemde leden vragen of onderzocht is of raadsleden, maar ook belanghebbenden, die AERIUS wellicht eenmalig zullen raadplegen, inderdaad eenvoudig toegang hebben tot relevante data, zodat zij hun controlerende functie kunnen uitoefenen.

Bestuurlijke lasten

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat provincies momenteel op verschillende manieren vergunningen verlenen. De provinciale praktijk moet nu in lijn worden gebracht met het programma. De leden van de ChristenUnie-fractie nemen aan dat dit ook onderwerp van overleg is geweest in het bestuurlijk overleg met het IPO. Welke afspraken zijn gemaakt over het in lijn brengen van de provinciale praktijk met het programma, zo vragen genoemde leden.

Overig

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de Raad van State vragen heeft bij de wijze waarop wordt omgegaan met bedrijven die voor 1 oktober 2005 zijn opgericht of uitgebreid en die in het bezit zijn van een vergunning krachtens de Hinderwet. De regering wil overgaan tot vergunningverlening krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 ter legalisering van bestaande situaties. Voor de zomer zou de aanpak voor de betrokken bedrijven nader worden uitgewerkt. De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het belangrijk dat deze groep bedrijven zo snel mogelijk van de onzekerheid verlost wordt. Zij vragen wat de stand van zaken is van het overleg tussen rijk en provincies hierover. Wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?

LEI-nota “Sociaaleconomisch perspectief van de PAS”

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de LEI-nota “Sociaaleconomisch perspectief van de PAS; Effecten van de Programmatische Aanpak Stikstof”. Zij vragen de regering een appreciatie te geven van de onderzoeksresultaten, -conclusies en -aanbevelingen. Een van de conclusies is dat de PAS-maatregelen plaatselijk verschillend kunnen uitwerken, wat rond enkele Natura 2000-gebieden krimp van de landbouwsector kan betekenen. Kan de regering aangeven om welke specifieke gebieden het gaat, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.

Een andere conclusie stelt dat het energieverbruik op intensieve veebedrijven als gevolg van de PAS zal toenemen. Het LEI beveelt aan om bij aanscherpen van de huisvestingsmaatregelen het gebruik van hernieuwbare energiebronnen te bevoordelen boven fossiele energiebronnen. Op welke wijze is de regering van plan invulling te geven aan deze aanbeveling, zodat de PAS ook wordt aangegrepen als kans om verduurzaming van het energiegebruik in de intensieve veehouderij te bevorderen?

Het LEI stelt tevens dat de in het kader van de PAS te nemen herstelmaatregelen om verdroging te bestrijden tot vernatting buiten het gebied leiden. De effecten hiervan kunnen aanzienlijk voor individuele bedrijven, zo laat een analyse voor Overijssel zien. Het gaat dan onder andere om de gebieden het Wierdense Veld, de Wieden en de Weerribben. Dit zijn gebieden waarvoor nog een aanwijzingsbesluit moet worden genomen. Hoe neemt de regering de bevindingen van het LEI mee in het overleg met provincies over het aanwijzingsbesluit, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2013 > september