Inbreng verslag (wetsvoorstel) Joël Voordewind ten behoeve van Macrodoelmatigheid in het beroepsonderwijs

woensdag 02 juli 2014

Inbreng verslag (wetsvoorstel) van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ten behoeve van Macrodoelmatigheid in het beroepsonderwijs

Onderwerp:   Macrodoelmatigheid in het beroepsonderwijs

Kamerstuk:    33 984

Datum:            2 juli 2014

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het bevorderen van een arbeidsmarktrelevant en doelmatig opleidingenaanbod in het beroepsonderwijs (macrodoelmatigheid in het beroepsonderwijs). Genoemde leden onderschrijven het uitgangspunt dat het aantal opleidingen kan worden verminderd in het beroepsonderwijs en dat regionale afstemming op de arbeidsmarkt kan worden verbeterd, in samenspraak met het bedrijfsleven en publieke instellingen. Onderwijsinstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor het aanbod van opleidingen. Genoemde leden stellen enkele vragen.

Paragraaf 3

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen nadere onderbouwing voor de noodzaak van dit wetsvoorstel, aangezien het wetsvoorstel nieuwe regelgeving en administratieve lasten introduceert. Kan de regering onderbouwen waarom het beroepsonderwijs tekortschiet in een doelmatig aanbod van opleidingen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen nadere onderbouwing van de korting op het macrobudget. Een korting op het budget kan immers ook leiden tot verlies van kwaliteit of het verdwijnen van kleine, maar betekenisvolle opleidingen. Zo kunnen kleine ambachtsopleidingen onder druk komen te staan. Kan de regering nader onderbouwen waarom deze korting proportioneel is en niet leidt tot kwaliteitsverlies?

Paragraaf 4

De leden van de fractie van de ChristenUnie wijzen op de al bestaande verplichting voor onderwijsinstellingen om alleen opleidingen aan te bieden, indien sprake is van voldoende arbeidsmarktperspectief na beëindiging van de opleiding (art. 6.1.3, eerste lid, WEB). Waarin schieten instellingen nu tekort in het voldoen aan deze verplichting?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen nadere toelichting op de bredere opgave van het mbo dan het slechts opleiden voor de arbeidsmarkt. Het gaat immers ook om een bijdrage aan de vorming van studenten, die voor een belangrijk deel bepaald wordt door de identiteit van de instelling. Op welke manier wordt de waarde van pluriformiteit in dit wetsvoorstel erkend, naast doelmatigheid en arbeidsmarktrelevantie? Kan de regering nader ingaan op de zorg dat het streven naar macrodoelmatigheid ten koste gaat van pluriformiteit en diversiteit in het regionaal aanbod en mogelijk leidt tot een monopolie van één onderwijsinstelling in een regio?

Paragraaf 5

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering nader in te gaan op de kritiek van de Raad van State dat het wetsvoorstel de regeldruk vergroot, terwijl de duidelijkheid niet groter wordt. Zo zijn de begrippen ‘arbeidsmarktperspectief’ en ‘doelmatigheid’ moeilijk als landelijke norm op te leggen. Er is immers sprake van grote regionale verschillen en is sprake van een regelmatig sterk veranderende arbeidsmarkt. Op welke manier kan het mbo duidelijkheid ontlenen aan dit wetsvoorstel, waarbij een fors instrument tot ingrijpen wordt geïntroduceerd voor de minister, terwijl geen duidelijke normen worden bepaald?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug