Bijdrage Carla Dik-Faber aan de plenaire behandeling van de Begroting Economische Zaken (onderdeel landbouw en natuur) (XIII)

vrijdag 31 oktober 2014

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Economische Zaken aan de plenaire behandeling van de Begroting Economische Zaken (onderdeel landbouw en Natuur) (XIII)

Onderwerp:   Begroting Economische Zaken (onderdeel landbouw en Natuur) (XIII)

Kamerstuk:    34 000 - XIII

Datum:           31 oktober 2014

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Onlangs hoorde ik een mooie preek over Romeinen 8. Daarin staat: de schepping ziet er reikhalzend naar uit dat openbaar wordt wie Gods kinderen zijn, omdat ook de schepping zelf zal worden bevrijd uit de slavernij van de vergankelijkheid en zal delen in de vrijheid en de luister die Gods kinderen geschonken wordt. Het was geen preek van een jonge, hippe, groene dominee, maar van een emeritus predikant. Deze man heeft mij weer bepaald bij de belangrijke opdracht die ik heb en die wij allemaal hebben om ervoor te zorgen dat wij op een verantwoordelijke manier met de aarde, Gods schepping, omgaan. De schepping geeft ons veel, maar de draagkracht is beperkt. Dit vraagt om rentmeesterschap; dat is de aarde niet uitputten, maar doorgeven aan volgende generaties. In mijn bijdrage richt ik mij vooral op onze voedselvoorziening.

Een belangrijk speerpunt van de ChristenUnie is de strijd tegen voedselverspilling. We slagen er maar niet in om voedselverspilling te verminderen, terwijl 80.000 gezinnen intussen afhankelijk zijn van de voedselbank. 2014 mag dan het jaar tegen de voedselverspilling zijn, 2015 is het jaar waarin we de balans moeten opmaken. 20% minder voedselverspilling was het doel, maar deze doelstelling gaan we niet halen. Sterker nog: zij is niet meer terug te vinden in de begroting. Tegelijkertijd komt er vanuit Europa een nieuwe doelstelling: 30% minder verspilling in 2025. Ik wil de staatssecretaris op het hart drukken om de aandacht hiervoor niet te laten verslappen en de ambitie hoog te houden. Het is van groot belang dat er snel meer inzicht komt in hoeveel er verspild wordt en waar dat gebeurt, zodat we de verspilling gericht kunnen terugdringen. Kan de staatssecretaris zeggen wanneer het onderzoek van Wageningen University & Research centre hierover verschijnt en de Kamer meer zicht krijgt op de verspillingscijfers? Ik zie nu al genoeg mogelijkheden om maatregelen te treffen, bijvoorbeeld met betrekking tot de houdbaarheidsdata die vaak niet realistisch zijn, verwarring oproepen en zelfs verspilling in de hand werken. Ik wil de voorzitter graag mijn initiatiefnota Voedselverspilling aanbieden met daarin concrete suggesties die voedselverspilling kunnen verminderen. Ik zie heel graag een schriftelijke reactie van het kabinet op deze nota tegemoet.

De voorzitter:
Ik vraag de Kamerbewaarder om de nota door te geven aan de staatssecretaris. Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer. (Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

Mevrouw Thieme (PvdD):
Ik steun het pleidooi van de ChristenUnie om voedselverspilling tegen te gaan van harte. De ChristenUnie vindt de Partij voor de Dieren in dezen aan haar zijde. Deze maand, een week of twee geleden, is een rapport verschenen van de universiteit van Wageningen. Die heeft uitgerekend wat het zou betekenen als we minder voedsel zouden verspillen in Europa. Dit zou ongeveer een landbouwareaal opleveren ter grootte van België; zo veel meer kunnen we dan gaan produceren. In het rapport van de universiteit van Wageningen wordt echter geschreven dat de voedselverspilling die veroorzaakt wordt doordat we eerst granen in dieren stoppen en van die dieren vlees maken, vele malen groter is. Daar kunnen we drie landbouwarealen ter grootte van België mee besparen. Vind ik de ChristenUnie aan de zijde van mijn partij om ook te kijken naar een vermindering van de vleesconsumptie om op die manier meer monden te kunnen voeden?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Deze vraag had ik al een beetje verwacht, gezien de vorige interrupties van de Partij voor de Dieren. In het vervolg van mijn betoog zal ik ingaan op regionalisering van de voedselproductie. Daar kom ik straks dus nog uitgebreid op terug. Ik heb uiteraard ook kennisgenomen van het rapport van de WRR, waar in staat dat het een goed ding zou zijn als wij meer plantaardige eiwitten en minder dierlijke eiwitten zouden eten. Dat is niet alleen goed voor het milieu, maar ook voor onze eigen gezondheid. Ik denk dat die route onvermijdelijk is. Tegelijkertijd zeg ik erbij dat de weg die de ChristenUnie daarin zal bewandelen misschien wel verschilt van die van de Partij voor de Dieren. Laten wij daarover dan met elkaar de discussie aangaan, want dat er minder vlees geconsumeerd zal moeten worden, moge duidelijk zijn. Ik denk dat dat echt onvermijdelijk is.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Dat zegt het Planbureau voor de Leefomgeving ook. Ik vraag mij af aan welke richting de ChristenUnie denkt om beleid te kunnen maken op dit terrein.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik vind die vraag te ingewikkeld om nu, in een interruptiedebatje, te beantwoorden. Ik denk dat wij daarvoor veel meer tijd nodig hebben. Ik vind het heel belangrijk dat de consument goed wordt voorgelicht over de keuzes die hij maakt en dat hij de instrumenten in handen krijgt om goede keuzes te kunnen maken. Ik denk dan aan de nieuwe schijf van vijf die het Voedingscentrum nu ontwikkelt. Ik denk dat goede etikettering en een andere wijze van voorlichting heel belangrijk zijn. Laten wij daarmee beginnen. Straks zal ik ingaan op regionalisering van de voedselproductie. Ook dat zal hopelijk bijdragen aan verdere verduurzaming van productie en consumptie. Gisteren ging de FoodBattle van start. Deelnemers strijden daarbij met elkaar om zo min mogelijk voedsel te verspillen. De vorige keer lukte het om 30% minder voedsel te verspillen in drie weken. Nu doet ook de ChristenUnie mee. U begrijpt, voorzitter, dat mijn verwachtingen zeer hoog gespannen zijn.

Ik noemde het al: het WRR-rapport over voedselbeleid. We gaan daarover nog uitgebreid debatteren, maar ik memoreer alvast dat de WRR pleit voor een integrale benadering waarin economische waarden in balans zijn met ecologische houdbaarheid, volksgezondheid, voedselzekerheid en een rechtvaardige verdeling. De ChristenUnie omarmt het idee van een expliciet voedselbeleid en pleit ervoor dat er in een nieuwe kabinetsperiode een minister van voedsel komt. Vraagstukken rondom onze voedselvoorziening zijn nu belegd bij verschillende bewindspersonen en ministeries. Ik noem EZ, VWS, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en Infrastructuur en Milieu. Hier mist duidelijk een integrale benadering. De ChristenUnie wil bijvoorbeeld een einde aan het getouwtrek tussen EZ en VWS over de NVWA, om maar even een voorbeeld te noemen. De minister van voedsel kan met een expliciet voedselbeleid beter oog hebben voor alle waarden en voor de samenhang tussen productie en consumptie. Is de staatssecretaris bereid om hierop nader in te gaan in haar reactie op het WRR-rapport?

De ChristenUnie roept de staatssecretaris op om het voortouw te nemen bij het opstellen van een Europese strategie voor regionalisering van de voedselproductie. Het is tijd voor een nieuwe Mansholt, die de huidige uitdagingen, die wezenlijk anders zijn dan 50 jaar geleden, aanpakt zonder de kop in het zand te steken. Waar bedrijven doorgaan op de huidige weg en vaak ook niet anders kunnen, moet de overheid leiderschap tonen. We moeten nu alvast nadenken over een Europees landbouwbeleid post-2020, een landbouwbeleid gericht op een duurzame voedselproductie binnen Europa, op een toekomst voor jonge boeren, gericht op zelfvoorziening en met een eerlijke margeverdeling in de keten. Is de staatssecretaris bereid om hierin het voortouw te nemen?

TTIP past niet in een duurzaam landbouwbeleid, maar daarin past wel een plan voor stimulering van de eiwitproductie in Europa en voor grondgebondenheid in de veehouderij. Is de staatssecretaris bereid om het onderzoeksprogramma Eiwitinnovatie, dat volgend jaar al afloopt, te verlengen, zodat er op termijn echt een einde kan komen aan het gesleep met soja? Daarbij moeten we zeker niet nalaten om nu al stevige stappen te zetten waar dat kan, bijvoorbeeld rond verduurzaming van de veevoerimport. In 2015 moet 100% van de aangekochte soja die in Nederland wordt gebruikt, verantwoord geproduceerd zijn. Dat was de afspraak. Uit de recente brief van de staatssecretaris blijkt dat we niet verder komen dan een derde. Welke consequenties verbindt de staatssecretaris aan het niet halen van de doelstelling?

Het is alom bekend dat boeren dagelijks …

De voorzitter:
Mevrouw Lodders heeft een vraag over het vorige punt.

Mevrouw Lodders (VVD):
Ja, voorzitter. Mijn vraag gaat over de veevoederteelt in Europa of in ieder geval dicht bij huis, zoals nagestreefd door de ChristenUnie. Ik vind het dan zo jammer dat mevrouw Dik-Faber en de ChristenUnie het voorstel van de VVD van net voor de zomer niet hebben gesteund om de sojateelt in Nederland te stimuleren door middel van de vergroeningsmaatregelen. Daarvoor is het gemeenschappelijk landbouwbeleid bedoeld. Dat was een heel mooie kans geweest om die teelt in Nederland op de agenda te zetten.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Als de VVD-fractie met dat voorstel naar de Kamer was gekomen, had ik het zeker kunnen steunen. Alleen kwam de VVD-fractie met een heel ander voorstel naar de Kamer, namelijk om de zogenaamde Europese longlist voor het Europese landbouwbeleid integraal over te nemen in Nederland. Dat zou hebben betekend dat er geen enkele verduurzaming van onze landbouwsector had plaatsgevonden. Wij vonden dat, in het licht van wat ik net allemaal naar voren heb gebracht, niet verstandig. Ik bestrijd datgene wat mevrouw Lodders altijd zegt, namelijk dat er een kop op de Europese regelgeving is gekomen. We hebben daarin expliciet een keuze gemaakt die goed is voor Nederland, een keuze die misschien een stap verder ging dan de staatssecretaris wilde, maar niet zover ging als mevrouw Lodders wilde. Dat had ermee te maken dat de ChristenUnie staat voor een weg richting verduurzaming van de landbouw. We hebben hierover goed overleg gehad, ook met de sector. Het was een gedragen plan. Als mevrouw Lodders nu aangeeft dat haar voorstel het niet heeft gehaald, zeg ik dat dat klopt, want het was een voorstel dat niets had gedaan voor verduurzaming van de landbouw. Een voorstel specifiek voor de sojateelt heb ik niet gezien van de VVD-fractie.

Mevrouw Lodders (VVD):
Nee, want dat was een onderdeel van het integraal overnemen van de longlist. We hebben het nu specifiek over de sojateelt, maar er staat ook nog een heel aantal andere teelten op die misschien iets minder doen voor verduurzaming in Nederland, maar wel voor het hele perspectief op duurzaamheid in Europa en de rest van de wereld. Mevrouw Dik-Faber mag het verwijt aan de VVD maken dat het niet sec een voorstel was voor de sojateelt, maar zij heeft het ook niet opgenomen in haar motie. Dat is toch echt een gemiste kans. Ik vind het jammer dat zij nu een pleidooi houdt voor de sojateelt terwijl zij de kans heeft laten liggen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Wij zullen vandaag met een voorstel komen om in ieder geval het onderzoeksprogramma Eiwitinnovatie dat nu al loopt te verlengen. Ik hoop daarvoor de steun van de VVD-fractie te krijgen, na alles wat wij zojuist gewisseld hebben.

De heer Geurts (CDA):
Mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie-fractie sprak net over voer en de teelt van voer. Dat leek wel op het verhaal van D66. Alleen ging de woordvoerder van D66 nog een stapje verder. Hij zei ook: er moeten minder dieren komen in Nederland. Hoe staat de ChristenUnie-fractie daarin?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik vind het echt veel te vroeg om de discussie daarover nu te voeren. Ik denk dat we toe moeten naar regionalisering van de voedselproductie. Als ik haar voorman goed beluisterd heb, vindt de CDA-fractie dat ook. Aan regionalisering van de voedselproductie is een aantal maatregelen gekoppeld. Ik kan nu niet overzien welke maatregelen dat zijn. Ik vind het heel belangrijk dat de overheid flankerend beleid ontwikkelt. Daarover komen we nog met elkaar te spreken. Ik laat mij er nu niet toe verleiden om op deze stelling ja of nee te zeggen.

De heer Geurts (CDA):
Dat vind ik toch wel bijzonder, want in het verkiezingsprogramma staat heel helder dat de ChristenUnie regionale voedselproductie wil. Daaruit leidde ik af dat het verhaal hetzelfde is als dat van D66, namelijk: dat betekent minder dieren. Ik herhaal de vraag dus, want mevrouw Dik-Faber ontwijkt hem. Het is blijkbaar gevoelig voor de ChristenUnie. Is de ChristenUnie van plan om minder dieren in Nederland te bewerkstelligen? De vraag die daarbij hoort, is: gaat zij dat op dezelfde manier doen als waarop de CU-fractie in de Eerste Kamer de nertsen Nederland uitgejaagd heeft?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Volgens mij staat dat onderwerp vanavond niet op de agenda. Ik heb gezegd wat ik wilde zeggen: wij willen toe naar regionalisering van de voedselproductie. De ChristenUnie kiest voor een duurzame landbouw, waarbij wij oog hebben voor behoud van Gods schepping. Dat is iets wat ook de CDA-fractie zou moeten aanspreken. Het betekent dat er een einde moet komen aan de import van soja uit Verweggistan. Dat zal niet morgen zo zijn, en misschien ook niet over vijf jaar, maar dat is wel een weg waaraan we met elkaar moeten werken, juist uit het oogpunt van rentmeesterschap. Ik vind het heel erg jammer dat het CDA niet thuis geeft en nu een vraag stelt in het debat die eigenlijk gewoon niet aan de orde is. We moeten op weg naar verduurzaming en daarover gaan we spreken. Daar horen maatregelen bij en dat komt te zijner tijd aan de orde.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ik begrijp heel goed dat mevrouw Dik-Faber geen antwoord wil geven op zo'n zwart-witvraag. Maar zij geeft aan dat er minder soja uit Verweggistan geïmporteerd moet worden. Is het logische gevolg van haar opstelling niet dat er minder dieren in Nederland gehouden kunnen worden? De grond die we hier in Nederland en heel Europa hebben is immers niet voldoende om te voorzien in al het veevoer voor de veestapel die we nu al hebben.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik kan het gewoon niet helemaal overzien. Oekraïne, bijvoorbeeld, hoort niet tot Europa — laten we daarover duidelijk zijn — maar er is wel sprake van een handelsakkoord met Oekraïne. Dat is een land dat heel goed soja zou kunnen produceren. Ik kan gewoon niet helemaal overzien of Oekraïne de productie uit Brazilië kan vervangen. Dat lijkt me overigens vrij onwaarschijnlijk. Ik begrijp de vraag die de vertegenwoordiger van GroenLinks opwerpt en die vraag moet op enig moment onder ogen gezien worden. Ik heb nu de cijfers echter niet. Ik vind wel dat we in Europa de route moeten gaan bewandelen van regionalisering. Ik pak daar dan voor het gemak Oekraïne even bij. Laten we die weg opgaan en dan met elkaar de maatregelen bespreken.

De heer Klaver (GroenLinks):
Als ik het goed begrijp, is regionalisering het doel dat mevrouw Dik-Faber nastreeft. De consequentie daarvan kan zijn dat de veestapel moet inkrimpen. Als dat zo is, is de ChristenUnie-fractie dus ook bereid om die consequentie te dragen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dat vraagt wat mij betreft nog om veel discussies. Ik denk dat de GroenLinks-fractie nu een grote rol neerlegt bij de overheid, alsof de overheid aan zet is om de veestapel in te gaan krimpen. Dat is een gedachtegang die niet goed bij mij past. We zitten in een Europese markt en wat ons betreft gaan we die ook stimuleren. Ik verwacht dan dat de markt zich zal ontwikkelen richting die regionalisering, als de overheid daar de goede randvoorwaarden bij hanteert en het goede beleid ontwikkelt. Om dan te zeggen: de ChristenUnie gaat de veestapel inkrimpen, dat kan beslist niet aan de orde zijn. Dat wil ik met alle kracht bestrijden.

De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Mijn laatste minuut gaat inderdaad in. Ik kom al bijna aan het einde.

Het is alom bekend dat dagelijks boeren zich genoodzaakt zien om te stoppen met hun bedrijf. Naast de impact die dit heeft op boerengezinnen leidt het ook tot leegstand van agrarische gebouwen. De ChristenUnie vindt het belangrijk dat Rijk en provincies hierop anticiperen en gericht beleid ontwikkelen om verrommeling tegen te gaan. We kunnen dan ook zorgen voor een goede afstemming tussen verschillende functies in het landelijk gebied, zoals landbouw, van oudsher de drager van ons landschap, maar ook wonen en recreatie. De ChristenUnie vraagt de staatssecretaris om samen met de provincies een deltaplan landelijk gebied op te stellen.

Tot slot. Mijn fractie is blij dat er een oplossing is gevonden voor het groene onderwijs voor 2015 en dat de versobering van 2% ongedaan is gemaakt. Ik kijk uit naar de plannen van het kabinet om ook vanaf 2016 ervoor te zorgen dat deze belangrijke kennisinfrastructuur op peil blijft. Kunnen wij erop rekenen, zo vraag ik de staatssecretaris, dat de Kamer begin volgend jaar in februari hiervan op de hoogte wordt gesteld?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2014 > oktober