Peter-Paul Verbeek: 'Technologie beïnvloedt onze moraal'

PPVerbeek3-DW2015207-07-2015 09:15 07-07-2015 09:15

Technologische ontwikkelingen gaan snel, en ze beïnvloeden ons meer dan we denken. Kunnen we ons er niet wat meer tegen verzetten? Moeten we ons er niet meer tegen verzetten? Volgens ethicus Peter-Paul Verbeek niet. Geert Jan Spijker interviewde hem voor DenkWijzer.

Foto: Willem van Walderveen

Door Geert Jan Spijker

Wie had tien jaar geleden gedacht dat mensen nu overal en nergens naar beeldschermpjes zouden zitten staren? Technologische ontwikkelingen gaan snel, en ze beïnvloeden ons meer dan we denken. Kunnen we ons er niet wat meer tegen verzetten? Moeten we ons er niet meer tegen verzetten? Volgens ethicus Peter-Paul Verbeek niet. We kunnen beter meebewegen met de ontwikkelingen. Juist dan kunnen we onze verantwoordelijkheid nemen. Meer dan als we alleen maar hard NEE roepen. Maar: meebewegen is niet hetzelfde als meedrijven met de stroom. Een gesprek naar aanleiding van zijn boek Op de vleugels van Icarus.

Iedereen heeft het tegenwoordig over Big data en de mogelijkheden die dat wel niet biedt. Is het een hype of een revolutie?

Dat zie ik toch eerder als een revolutie. Het is echt nieuw dat we beschikken over zulke enorme bestanden met data waarin we razendsnel patronen kunnen ontdekken. En iedereen kan grote hoeveelheden gegevens vinden over iedereen. Die ontwikkeling maken we ook niet meer ongedaan, het is nu de vraag hoe we er mee moeten omgaan. Welke gevolgen heeft big data en deze nieuwe zichtbaarheid voor onze samenleving? Daarbij is het goed te realiseren dat we altijd al in de publieke ruimte aanwezig en zichtbaar waren. Ook voor de tijd van social media lieten we sporen achter. Nu echter op een totaal nieuwe manier en dat levert nieuwe vragen op. En nieuwe mogelijkheden: Googelen op je eigen naam werkt als een spiegel, als een bezoek aan een psychotherapeut. 

Bent u optimistisch over deze ontwikkeling?

Ik ben optimistisch over het vermogen van de mens om zich nieuwe technologieën eigen te maken. Ik zie het tegelijk als een uitdaging om hier goed mee om te gaan, een enorme uitdaging, dat wel. We staan echt voor nieuwe, fundamentele vraagstukken. En dan heb ik het niet in eerste instantie over de bescherming van privacy – van dat onderwerp word ik eerlijk gezegd weleens moe, niet omdat het onbelangrijk is, maar omdat er veel meer op het spel staat! En daar moeten we het over hebben, ook in de politiek!

Wat staat er precies op het spel dan?

De kwaliteit van de publieke ruimte, niet meer en niets minder. De manier waarop we onszelf interpreteren. Dat is het echte onderwerp: op welke manier is er in de openbare ruimte nog beschutting? Wat is beschermd en wat is openbaar? Welke normen gelden er? Wat betekenen big data bijvoorbeeld voor verzekeraars? Wat mogen zij met die berg gegevens van hun verzekerden doen? En wat betekent een digitale ruimte als Facebook: enerzijds is het een prachtige nieuwe politieke ruimte die daar wordt ontsloten, anderzijds kan het ook beklemmend worden als mensen hun leven lang worden vastgepind op wat ze daar ooit hebben gezegd.

U opent uw boek met het voorbeeld van Google Glass, een draagbaar beeldscherm waarmee we op termijn informatie over van alles en nog wat – waaronder elkaar - direct ter beschikking hebben. Dan denk ik ‘Help!’, waar gaat dat heen?  

Als Google Glass doorbreekt dan moeten we over alle domeinen in de samenleving opnieuw nadenken. Als je direct allerlei informatie hebt over een persoon die je tegenkomt, dan heeft dat enorme impact op onze omgangsvormen, op onze communicatie. Als jouw gezicht informatie over jou onthult, wat betekent dat dan als we elkaar ontmoeten, voor wederzijds respect? Dergelijke vragen wordt nu al opgeroepen door de opkomst van smartphones: hoe lang kunnen we nog onze aandacht vasthouden? Al die notificaties die voortdurend op ons af worden gevuurd: weer een appje, weer een berichtje. Ook mijn kinderen houden erg van schermpjes: hoe leren die om langdurig hun concentratie vast te houden? Dit zijn belangrijke maatschappelijke vraagstukken die betrekking hebben op onze kwaliteit van leven: hoe kunnen we betrokken op elkaar blijven, er voor elkaar zijn?

Maar moeten we tegen een uitvinding als Google Glass niet in opstand komen? Hard NEE roepen? Het doet me denken aan The Circle van Dave Eggers, of 1984 van George Orwell. Wordt Big data zo geen big brother?

We kunnen niet buiten de techniek staan. De manier waarop we denken – ook bijvoorbeeld over privacy - wordt gevormd door technologie. Het gaat niet primair om ja of nee zeggen tegen nieuwe technologieën – al is niet elke technologie even wenselijk - maar meer: hoe we kunnen we op deze technologie reageren, er goed mee omgaan? We moeten toch vooral meebewegen met de ontwikkelingen. Anders leveren we voortdurend achterhoedegevechten en sta je als ethicus buitenspel. Laten we niet achter de feiten aanhobbelen, maar ernaast gaan lopen. Dat betekent vuile handen maken – zeker - maar je neemt wel verantwoordelijkheid.

Wordt er naar u geluisterd? Staan techneuten en bedrijven open voor verhalen en argumenten van ethici?

Mijn ervaring is dat techneuten zeker open staan voor ethische bezinning, al moet ik wel zeggen: meer naarmate de bedrijven kleiner zijn. Bij grotere bedrijven spelen grotere commerciële belangen. Bij kleinere bedrijven ziet men vaak het belang van verantwoord handelen. Techneuten en technische wetenschappers hebben een ingenieurshouding: gaat het werken?  

En beleidsmakers in Den Haag en Brussel?

Daar zie ik dat men techniek als neutraal instrument ziet. Er is een sterk instrumentele houding, zo van: ‘We gebruiken dit middel om dat doel te realiseren’. Maar techniek is niet neutraal, het creëert een relatie met de gebruiker. Denk aan social media: die zorgen voor een bepaald type interactie, een heel ander contact dan dat op straat. Het doet iets met de aard van het contact. We worden dus deels bepaald door technologie. Dat geldt ook voor onze moraal. Denk bijvoorbeeld aan echoscopie: de blik in de baarmoeder die deze technologie biedt, is verre van neutraal, stelt ouders soms voor indringende vragen en dilemma’s. Beleidsmakers probeer ik mee te geven dat techniek nooit maar een neutraal middel is.

U neemt stevig afstand van verlichtingsdenkers en humanisten, om zo het humane te redden…

Klopt. Ik zie bij verlichtingsdenkers als Jürgen Habermas een radicale tegenstelling tussen mens en technologie. Alsof de mens boven of tegenover de techniek staat! De mens is echter niet een autonoom, maar een relationeel wezen. Hij staat in relatie tot anderen, ook tot technologie. Ik zie een verwevenheid: de mens wordt mede gestuurd door zijn omgeving, is er afhankelijk van. Vergelijk het met zuurstof of de zwaartekracht: ook daarvan is het onzin te zeggen dat we ervan af willen of dat het supermensen van ons gaat maken. Denken in termen van autonomie en zelfbepaling klopt dus fundamenteel niet. We hebben ons wel tot de technologie te verhouden en er kritisch op te reflecteren.


Prof. dr. Peter-Paul Verbeek is hoogleraar Filosofie van Mens en Techniek aan de Universiteit Twente en president van de Society for Philosophy and Technology. Hij schreef vorig jaar het boek 'Op de vleugels van Icarus'.

-----

De rest van het interview kunt u lezen in de nieuwste DenkWijzer, die vanaf vandaag verkrijgbaar is. U kunt deze bestellen via wi@christenunie.nl

 

« Terug

Nieuwsarchief > 2015

december

november

oktober

september

augustus

juli

juni

mei

april

maart

februari

januari