Inleidend

Bij een initiatiefwetsvoorstel passen complimenten voor het vele werk dat indieners met hun ondersteuning verzetten naast het Kamerwerk. Daar wil ik graag mee beginnen.
Het wetsvoorstel dat we vandaag behandelen gaat over ingrijpende zaken. Enerzijds omdat heel veel mensen in hun persoonlijk leven geconfronteerd zijn of zijn geweest met verdriet en de wens dat dit in de toekomst anders wordt. Anderzijds omdat het ook gaat over hoe we kijken naar het begin van het menselijk leven, de waardigheid daarvan en welke mogelijkheden daarbij wel en niet in de techniek geboden kunnen worden. Want dit wetsvoorstel dient ertoe om het kweken van embryo’s mogelijk te maken om er onderzoek mee te kunnen doen. Onderzoek ter bevordering van de wetenschap, kennis over de ontwikkeling van embryo’s in de eerste dagen, om toegepast te worden voor onder andere voor het verbeteren van technieken als IVF en de bestrijding van ernstige genetische ziekten. Nu kan dit onderzoek alleen worden gedaan op embryo’s die overblijven van een IVF-traject. De initiatiefnemers willen dat er ook onderzoek mogelijk wordt op embryo’s die net zijn ontstaan, en niet een paar dagen oud zijn. Daarvoor is het nodig dat er embryo’s gekweekt worden puur voor onderzoek, en niet met het doel om ouders een kindje te laten krijgen, zoals in een IVF-traject het geval is.

Ik kan me de wens van de initiatiefnemers wel voorstellen dat zij zoeken naar manieren om iets te doen aan de zo invoelbare wens van zoveel mensen om een kindje te mogen krijgen. Stellen die overgaan tot IVF of andere voortplantingstechnieken gebruiken kunnen echt niet rekenen op een geslaagde behandeling. Zulke trajecten vragen emotioneel ontzettend veel van stellen, het leven tussen hoop en vrees en dat soms meerdere keren. Het verdriet dat mensen hebben omdat hun kinderwens niet vervuld wordt is groot en ik zie en erken dat.

Dat deze initiatiefnemers dan voorstellen om embryo’s te kweken, te laten ontstaan, en onderzoek daarop toe te staan, om daarmee IVF en andere technieken te verbeteren, begrijp ik vanuit het oogpunt van de wens om het verdriet en de pijn van een onvervulde kinderwens te verminderen. Ook de wens om meer inzicht te krijgen in het voorkomen van genetische ziekten begrijp ik. Het leed dat gepaard gaat met een ziekte als die van Huntington wil je iedereen besparen.

Tegelijk gaat het bij deze onderwerpen over het begin van leven, de waarde van het leven en de beschermwaardigheid ervan. Grote onderwerpen, die raken aan hoe je in het leven staat en hoe je tegen het leven aankijkt.

Hoe invoelbaar de wensen van wensouders of mensen met een erfelijke ziekte ook zijn, die wensen zijn niet absoluut. We moeten ze afwegen tegen andere waarden, zoals die van de beschermwaardigheid van het leven. Ik geloof dat ieder mens door God geschapen is en vanaf het prille begin tot het einde van het leven door Hem geliefd is. Daarom kennen we intrinsieke waarde toe aan het leven vanaf het prilste begin. Dat is voor een deel mysterieus, wanneer wordt een mens een mens? Maar juist daarom past terughoudendheid, omdat wij allen zelf zo zijn ontstaan.

Waarom moet de politiek zich hier mee bemoeien? Het doen ontstaan en gebruiken van embryo’s gaat om kwetsbaar, ongeboren leven, waar de overheid een beschermende taak in heeft. In de aanhef van de Embryowet staat het zo: uit een oogpunt van respect voor menselijk leven is het wenselijk bepaalde handelingen met menselijke geslachtscellen en embryo’s te verbieden, te regelen onder welke voorwaarden andere handelingen met menselijke geslachtscellen en embryo’s ter verbetering van de medische zorg toelaatbaar zijn en regelen te stellen met betrekking tot de zeggenschap over geslachtscellen en embryo’s.

Het is de taak en de plaats van de politiek, de volksvertegenwoordiging, om te bezien hoe deze waarden van het verminderen van leed, het bevorderen van de gezondheid zich verhouden tot de waarde van de bescherming van het menselijk leven.

Ik vind het belangrijk dat die weging van waarden in dit debat goed wordt gemaakt, die zal ik proberen te maken in mijn bijdrage, en ik zal er mijn collega’s op bevragen. Ik heb ook nog een behoorlijk aantal vragen aan de initiatiefnemers over onder andere de reikwijdte en consequenties van deze wet. Die zijn schriftelijk naar mijn mening nog niet voldoende helder beantwoord. Als we de reikwijdte en consequenties duidelijker hebben, kunnen we een goede weging van waarden maken.

Waarde en beschermwaardigheid van een embryo

Wanneer begint leven? Wanneer ontstaat de ziel? Of je daar nu een vaststaand idee over hebt, of juist veel vragen over hebt, volgens mij kunnen we stellen dat er empirisch niet het laatste woord over is gezegd. Er zal onzekerheid blijven over de status van een embryo. Daarom beroept de ChristenUnie zich op het voorzichtigheidsbeginsel: zolang we niet kunnen uitsluiten dat een embryo een menselijke status heeft, moeten wij handelen alsof het deze heeft. Bij twijfel niet inhalen.

De initiatiefnemers gaan uit van een toenemende beschermwaardigheid van een embryo. Hoe meer een embryo zich ontwikkelt, hoe meer er grond is om een embryo te beschermen. Daar zit een idee achter dat een embryo steeds meer een mens wordt. Ik geloof dat in een embryo alles besloten ligt om zich als mens te ontwikkelen; ook in het prilste begin gaat het om menselijk leven, leven dat zich ontwikkelt als mens, niet tot mens. Dat maakt dat de ChristenUnie zeer terughoudend wil zijn in de omgang met embryo’s.

De grote stap die in dit wetsvoorstel wordt gemaakt is dat er embryo’s tot stand worden gebracht niet in het kader van creëren van nieuw leven, zoals bij IVF, maar voor het enkele doel om er onderzoek mee te doen. Een embryo wordt een onderzoeksobject, een middel om een doel te bereiken, het krijgt een betekenis omdat wij die daaraan geven, namelijk als bron van kennis. Dat gebeurt al bij het kweken van cellen, stamcellen, organen. Maar een embryo is van een andere categorie. Een leven dat alles in zich heeft van een mens, zoals jij en ik. De initiatiefnemers erkennen zeker ook de bijzondere status van een embryo. Maar durven dan toch een grens over te gaan. Omdat het kweken van embryo’s zoveel oplevert.

Voor de ChristenUnie is dat een drempel die we niet over willen gaan. Omdat we niet willen dat menselijk leven een instrument in onze handen wordt, om te onderzoeken en daarmee te vernietigen. Maar dat een embryo waarde houdt als beginnend menselijk leven.

We willen ook die drempel niet over omdat het einde dan zoek is. Zodra we het toelaten dat we de waarde van een embryo bestempelen als nuttig voor iets anders, dan zetten we de deur open voor nog verdergaande voorstellen. Want waarom niet de 14-dagengrens oprekken tot 28 dagen? De Gezondheidsraad adviseert het al. Met meer dagen om te onderzoeken, kunnen we nog meer te weten komen. Waarom geen onderzoek toestaan op meer terreinen zoals selectie op geslacht? De initiatiefnemers zijn ervan overtuigd dat daar echt geen sprake van is in dit wetsvoorstel. En strikt genomen is dat ook zo. Maar op het moment dat deze wet in werking zou treden, zullen met dezelfde weging van de waarde van een embryo wetenschappers in de rij staan voor verdere aanpassingen. Daarmee wil ik niet zeggen dat de initiatiefnemers daar direct warm voor lopen, maar wel dat het afwegen van de waarde een embryo tegen vooruitgang in de wetenschap een doodlopende weg is.

Bovendien, zodra in de weging de conclusie is dat de enige beschermwaardigheid van een embryo niet opweegt tegen de voordelen van onderzoek, wordt het embryo totaal niet meer beschermd. Door het te kweken en er onderzoek mee te doen, wordt het vernietigd. Hoe wegen de initiatiefnemers die consequentie?

De ChristenUnie ziet op basis van de intrinsieke waarde van een embryo, dat alles in zich heeft om als mens te ontwikkelen, en vanuit de ethiek van voorzichtigheid, geen ruimte om het kweken van embryo’s voor onderzoek toe te staan. Daarbij durf ik de consequentie te dragen dat er vanuit Nederland minder kennis wordt ontwikkeld en er misschien minder grote stappen worden gezet in de wetenschap dan het geval zou zijn als embryokweek wel zou zijn toegestaan.

Is dit het moment om het verbod op te heffen?

In de wet van 2002 stond al de mogelijkheid tot embryokweek. Maar er werd besloten om een tijdelijk verbod hierop in te stellen. Totdat de wetenschappelijke mogelijkheden zouden zijn toegenomen en de opvattingen in binnen- en buitenland zouden zijn veranderd ten gunste van embryokweek.

Bij de behandeling van de Embryowet in 2001 heeft mijn ambtsvoorganger André Rouvoet al scherp neergezet welke interne tegenstelling in de wet was ingebouwd door een tijdelijk verbod op embryokweek in te lassen, met een redenering die niet te volgen is. De redenering van de regering, was als volgt: het tot stand brengen van embryo’s voor onderzoeksdoeleinden is op zichzelf een aantasting van het algemeen uitgangspunt van respect voor het menselijk leven. De regering stelt dan: “Een andere intentie bij het tot stand brengen van embryo’s keuren wij nu derhalve af. Op basis daarvan wordt het speciaal tot stand brengen van embryo’s voor andere doeleinden dan zwangerschap dan ook in het wetsvoorstel voorshands verboden.” De morele opvatting van de regering was blijkbaar niet fundamenteel, maar betrekkelijk, tijdelijk en inwisselbaar. Vervolgens is er in de verschillende wetenschappelijke evaluaties door betrokken vakwetenschappers de verwachting gewekt dat deze morele overtuiging van voorbijgaande aard is. Maar een morele overtuiging kan je niet op voorhand ‘for the time being’ hebben, zo zeg ik Rouvoet na. Als het gaat om respect voor het menselijk leven is er volgens mij geen relativering of opschuiving van overtuiging mogelijk. Uiteindelijk begint het bij de vraag wie is de mens en wanneer begint de menselijke waardigheid. In de lijn die de initiatiefnemers kiezen is daar een subjectiviteit, wel beschermwaardig maar niet absoluut. Maar wie of wat bepaalt wanneer die beschermwaardigheid er is en in welke mate? En wat is beperkte beschermwaardigheid in die meest prille fase als het leven enkel gecreeerd wordt om te onderzoeken en daarna te beeindigen?  Welke opvatting heeft de regering in deze? En hoe staan de initiatiefnemers hierin?

De huidige initiatiefnemers schetsen dat met het oog op maatschappelijke acceptatie en stand van de wetenschap er een moment zou komen dat het verbod zou moeten worden opgeheven: dit zou dan het moment moeten zijn waarop de nationale en internationale opvattingen over embryokweek drastisch zijn veranderd sinds 2002 en dat er meer medische mogelijkheden zijn. Na 2002 zijn er in het Verenigd Koninkrijk, Zweden en België stappen gezet. In 3 landen. In al die andere ons omringende en cultureel vergelijkbare landen niet. Bovendien is de nationale opvatting, als we kijken naar de resultaten van verschillende publieksonderzoeken, niet zo overtuigend veranderd dat de huidige wetgeving hopeloos achterloopt op de huidige opvatting van een overtuigende meerderheid. Ik vraag de initiatiefnemers hierop te reflecteren.

Hoe ziet embryo-onderzoek eruit en waar wordt embryo-onderzoek voor gebruikt? Willen we dat?

Ik maak me grote zorgen over de reikwijdte van het wetsvoorstel en de consequenties ervan.

De initiatiefnemers worden in de nota naar aanleiding van het verslag gevraagd om op te sommen wat in artikel 11 staat, het artikel dat in werking zou treden met dit wetsvoorstel: er wordt alleen onderzoek gedaan waarvan redelijkerwijs aannemelijk is dat het zal leiden tot de vaststelling van nieuwe inzichten op het terrein van onvruchtbaarheid, het terrein van kunstmatige voortplantingstechnieken, het terrein van erfelijke of aangeboren aandoeningen of het terrein van de transplantatiegeneeskunde en dat niet dan met gebruikmaking van restembryo’s kan worden gedaan.

Het valt mij op dat in de memorie van toelichting vooral de voorbeelden van verbeterde voortplantingstechnieken en kennis over vruchtbaarheid worden genoemd. Terwijl onderzoek naar erfelijke of aangeboren aandoeningen ook mogelijk wordt met deze kweekembryo’s, en daar komt genetische modificatie bij kijken. Het sleutelen aan embryo’s. En ik heb me laten informeren dat juist kiembaanmodificatie het beste kan in die eerste paar dagen van een embryo en dat embryo’s uit een IVF-traject daar te oud voor zijn. Dat staat dit wetsvoorstel toe. De toepassing buiten het lab niet, maar het onderzoek ernaar wel. Ik heb daar grote moeite mee, en ook met het feit dat de initiatiefnemers daar niet helder over zijn in hun stukken.

Daarnaast schetst het wetsvoorstel wat mij betreft een te overzichtelijk beeld van de wetenschap. Alsof een onderzoek met een helder onderzoeksdoel vrij direct leidt tot resultaat. Maar zo gaat het natuurlijk niet. Met onderzoek vind je van alles, soms wat je verwacht maar misschien wel vaker wat je niet had verwacht, op een aanpalend onderzoeksterrein, of het levert juist toegepaste kennis op terwijl je fundamenteel onderzoek deed of andersom.

Daarmee wil ik dit zeggen: met het toestaan van onderzoek op kweekembryo’s binnen de kaders die de initiatiefnemers in hun wetsvoorstel opschrijven is er heel veel onderzoek toegestaan. Elk onderzoek met kweekembryo’s kan wel nieuwe inzichten opleveren op de terreinen die de wet benoemt. Natuurlijk heeft de CCMO een rol om hierin te toetsen, maar ik vind dat de initiatiefnemers ons ten onrechte gerust proberen te stellen. Kunnen zij hierop reageren?

Zorgvuldigheid van wetgeving

Tegelijk met dit wetsvoorstel zijn we hier in de Kamer bezig met een wijziging van de Embryowet waarin de definitie van een embryo wordt verbreed, zodat ELS, embryo like structures, ook onder de definitie vallen. Embryo-achtige structuren zijn gemaakt uit stamcellen en er heeft geen bevruchting van een eicel met een zaadcel plaatsgevonden. Over de status van deze ELS en de beschermwaardigheid ervan hebben we het nog niet goed kunnen hebben in deze Kamer. Als we er hier nog niet eens over uit zijn wat precies een embryo is, hoe kunnen we dan al instemmen met embryokweek en onderzoek erop? Kortom, beide wetswijzigingen zijn niet los van elkaar te zien. Daarom vraag ik de initiatiefnemers of zij vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid toch niet willen overwegen om hun wet op hetzelfde moment in te laten gaan als de andere wetswijziging. (amendement of motie)

Een van de argumenten die de initiatiefnemers gebruiken is die van het draagvlak onder de bevolking. Een meerderheid in de samenleving is voor embryokweek onder de voorwaarden dat het voor verbetering van IVF of uitbanning van ernstige ziekten wordt gebruikt. Er wordt veel verwezen naar 2 rapporten, uit 2019 en 2020. In het ene onderzoek is er een meerderheid voor embryokweek, in het andere onderzoek niet. Ik vind dit nog niet heel overtuigend.

Daarnaast leunt het voorstel sterk op de argumenten dat het goed is om in Nederland deze onderzoeken te laten plaatsvinden, omdat in andere landen dit in een commerciële setting wordt gedaan waarin andere belangen spelen, en in Nederland het in een publieke setting gebeurt. Daarnaast zou het niet goed zijn dat Nederland afhankelijk is en profiteert van kennis die in andere landen wordt opgedaan. Als in het wetsvoorstel zulke waarde wordt gehecht aan draagvlak, dan wil ik hier vermeld hebben dat die argumenten voor de bevolking maar zeer beperkt een rol spelen in hun afwegingen, zo laat het onderzoek van het Rathenau instituut zien. Bovendien vraag ik de initiatiefnemers of zij kunnen garanderen dat embryokweek en onderzoek in Nederland niet ook in een commerciële setting zal plaatsvinden?

Toetsing door CCMO

De CCMO wordt gevraagd een extra weging te maken, anders dan bij ander onderzoek. Namelijk: of het belang van het onderzoek in redelijke verhouding staat tot de specifieke morele of maatschappelijke bezwaren die kleven aan het speciaal voor dat doel creëren van een embryo. De initiatiefnemers vullen verder niet in welke bezwaren worden meegenomen, hoe het belang van het onderzoek wordt geduid, welke methode wordt gehanteerd, welke expertises betrokken worden. Al die onduidelijkheid geeft mijn fractie te weinig gevoel bij die weging. Daarom wil ik van de initiatiefnemers meer hierover horen.

De extra weging die de initiatiefnemers nodig achten, laat zien dat het om een ander soort onderzoek gaat dat getoetst moet worden dan de CCMO tot nu toe doet. Initiatiefnemers stellen alleen niet voor om de samenstelling van de CCMO nog eens kritisch te bezien. Is het niet nodig om de ethische weging met daarin de mogelijke maatschappelijke impact een grotere plek te geven dan tot nu toe gebeurt? En niet alleen met het invliegen van externe expertise maar standaard in de commissie?

Afsluitend

Ik heb dit wetsvoorstel van verschillende kanten bekeken en heb vragen aan de initiatiefnemers ten aanzien van de ethische wissels die worden omgezet, de reikwijdte, de samenhang met het andere wetsvoorstel en de grens die we met dit wetsvoorstel overgaan.

Wetenschappers in een vakgebied zullen altijd nieuwsgierigheid hebben naar wat er achter de volgende grens te vinden is. Maar zulke stappen hebben bredere en diepere gevolgen dan het verleggen van een onderzoeksterrein alleen. Daarom is het aan de politiek om de ethische reflectie te doen en daarin normatieve kaders neer te leggen. Ik zie voor de ChristenUnie geen mogelijkheid om voor deze wet te stemmen. Wij willen de weg van het creëren van leven om het na onderzoek weer te vernietigen niet verder mogelijk maken. Hoe graag ik ook zou willen dat we het verdriet verlichten of voorkomen. Ik er altijd voor inzetten als daar via andere wegen wel goede stappen gezet kunnen worden, zo kijk ik ook naar de technische ontwikkelingen rond ELS. Maar vandaag zeg ik ook: Er zijn grenzen aan wat wij als mensen mogen doen met menselijk leven, ook aan de rafelranden van ons bestaan. De inherente menselijke waardigheid maakt het voor mij onmogelijk om verder te gaan in een technisch gebruik van het beginnend menselijk leven of het doen van wetenschappelijke proeven en onderzoek. Ook het prilste begin draagt alles in zich om uit te groeien als mens zoals u en ik.