Daar hoort trouwens een bijzondere anekdote bij. Het verhaal gaat dat ergens in de tiende eeuw een zekere sultan met christenen in gesprek raakte over hun geloof. Hij was nogal sceptisch over hun groteske uitspraken, en daagde hen uit. ‘Wie geloof heeft ter grootte van een mosterdzaadje’, sprak hij, ‘kan bergen verzetten. Dat staat in jullie heilige boek. Toch? Nou, laat maar zien wat jullie God met de Mokattam-berg kan.’ De christenen riepen een vasten uit van drie dagen. Daarna gingen ze met de sultan naar de berg, waar ze tot hun ontsteltenis ontdekten dat de berg verplaatst was. Of ik geloof dat die berg werkelijk was geweken? Goeie vraag. Ik merk bij zo´n verhaal dat ik een sceptische Westerling ben. Maar tegelijk geloof ik ook in het evangelie dat vol staat met wonderen.
Oké, mijn vrouw deed dus gehandicaptenwerk, en ik was uitgezonden namens de Gereformeerde Zendingsbond. In de zeven jaren dat we er woonden en werkten, zijn we van het land en zijn mensen gaan houden. We sloten vriendschappen, die duren tot vandaag. We gingen de taal en de cultuur begrijpen. Waarom de mensen de dingen daar doen zoals ze die doen. En natuurlijk, sommige dingen begrepen we ook niet. Nog steeds niet. Eerwraak, om maar een voorbeeld te noemen. Hoe kun je in vredesnaam je eigen kind offeren als prijs voor eerherstel? Ik zal dat nooit begrijpen en wil dat ook niet.
Voor veel gebruiken en gewoontes in het Arabische land ontwikkelden we gelukkig gaandeweg wél sympathie. Eén ervan wil ik graag met u delen. Uitgerekend nu, want we zijn onderweg naar kerst. En lang begon het omstreeks deze tijd dan onder mijn colbert te jeuken.
Net als miljoenen andere christenen kwamen wij op kerstavond in Egypte samen in de kerk om de geboorte van Jezus Christus te vieren. De internationale kerk waarbij wij waren aangesloten, bestond uit een bont gezelschap van mensen met twintig verschillende nationaliteiten, komend uit tientallen christelijke tradities. Dat was al een feest op zich. Zeer intens heb ik daar de eenheid in Christus ervaren. Een vleugje hemel op aarde.
Mijn dochters droegen feestjurken met glitters, op weg naar de rooms-katholieke basiliek die onze kerk huurde om alle driehonderd bezoekers een plekje te kunnen verschaffen. De straten van Caïro waren zoals ze altijd waren. Nou ja, soms zag je een dennentakje wapperen, en toegegeven: af en toe hing er een verdwaalde kerstbal aan. Maar het was vooral gewoon 24 december, een doorsnee avond in de Egyptische hoofdstad.
Kerst werd het pas echt toen we de kerk binnenliepen. Met heel deze bijeen gestroomde gemeente vierden we de verjaardag van onze Heer Jezus Christus. Hij lag niet in een hoekje, weggemoffeld in een wieg achter de kerstboom. Geen onbekende figurant op Zijn eigen verjaardag, zoals Hij dat in Nederland vaak is. De kribbe stond in het middelpunt van de viering, het kerstkind lag er in zijn volle glorie in, en wij zaten om Hem heen.
Het verschil tussen binnen en buiten was groot. In de stad ging men zijn Egyptische gangetje, in de kerk was er vrolijkheid. We dankten God dat hij in de gedaante van een baby de wereld had omhelsd en de liefde verklaard. Tegelijk beseften we hoe noodzakelijk dit goddelijk ingrijpen was geweest. Want laten we wel wezen, wat maken we er met z’n allen een ongelofelijke bende van. Wie om zich heen kijkt, kan niet anders concluderen. Godzijdank en Christuszijdank mogen we opnieuw beginnen. Omdat God zelf opnieuw begon.
Met brandende kaarsen gingen we naar buiten, de donkere wereld in. We aten met elkaar een maaltijd en vierden de verjaardag van onze Heer. De dag erna, 25 december, was er nog steeds de feestvreugde, maar nu in de kleinere kring van ons gezin. En twee weken later was het wéér kerstfeest. We vierden het met de koptische kerk in Egypte, traditioneel op de avond van 6 januari. Eén keer deden we dat in de Zuid-Egyptische stad Aswan. Toen we er aankwamen, hoorden we de kerkklokken luiden. Het is de enige keer in die zeven jaren dat ik kerkklokken hoorde luiden in een land waar men leeft op het ritme van vijf gebedsoproepen per dag. Gek genoeg realiseerde ik me uitgerekend op dat moment weer even heel goed waar de klepel van het evangelie hing. Luid klokje klingelingeling, Jezus is geboren!
Ik moet u bekennen: het waren heerlijke kerstfeesten, daar in Egypte. Als ik deze dagen de zoete geur van glühwein weer ruik die door de straten walmt, als ik de jingle bells hoor tinkelen, als ik de besneeuwde etalages en de dennenbomen zie, dan denk ik bijna weemoedig terug aan onze jaren in Caïro. Ik weet het: culturen met elkaar vergelijken is weinig zinvol. Maar de boodschap van het kerstevangelie is zo universeel vreugdevol, dat het volgens mij op universele wijze gevierd kan worden. Wat ik daarmee bedoel? Dat het om het kerstkind gaat, niet om de kerstman met zijn commerciële gevolg. Niet om een prettige sfeer rond een copieuze maaltijd. Maar om Gods intense liefde voor een wereld die op zoveel plekken kapot is.
Dat kerstkind heeft bij leven laten zien waar het in mensenlevens om gaat. Hij verhief uit het stof wie berooid was, tilde uit het vuil wie alles ontbeerde. Dit appèl doet het kerstfeest ook op ons. Om, in navolging van God-met-ons, in de modder van de wereld te gaan staan, te speuren naar hen die erin wegkwijnen en ze daaruit hoog op te beuren.
Ik wens u een opbeurend Christusfeest.