ChristenUnie steunt minder snelle verhoging AOW-leeftijd

Ouderen Amsterdam resize
Peter Ester, CU Eerste Kamer - Foto Niek Stam -03116 - kopie (2) - kopie.jpg
Door Peter Ester op 2 juli 2019 om 09:42

ChristenUnie steunt minder snelle verhoging AOW-leeftijd

Vandaag besprak de Eerste Kamer het wetsvoorstel om de verhoging van de AOW-leeftijd te temporiseren. Dit wetsvoorstel biedt oudere werknemers soelaas, houdt de inte-rgenerationele solidariteit in stand en creëert stabiliteit. De richting is goed en komt tegemoet aan breed gedeelde maatschappelijke opvattingen. De ChristenUnie-fractie zal dit wetsvoorstel daarom steunen.

Ik ben blij met het veel omvattender pensioenakkoord waarvan dit voorstel deel uit maakt. De wetsvoorstellen die daar uit voortkomen, zien we graag tegemoet. Wij zijn ook blij dat als het echt moet de sociale partners ook nu weer bereid bleken in te schikken. De polder werkt nog altijd, al vraagt het steeds meer tijd en gaat het met horten en stoten. Lees hieronder mijn bijdrage aan het debat.

Voorzitter, 

Bij de aanvang van dit debat wil de ChristenUnie-fractie graag het kabinet, de bonden en de werkgevers feliciteren met het pensioenakkoord. Het heeft bijna een decennium geduurd, maar het resultaat mag er zijn. Dat geeft het ook historische proporties. Het is een krachtig signaal naar de samenleving dat het uiteindelijk is gelukt om een akkoord te sluiten rond dit voor alle Nederlanders zo belangrijke pensioenonderwerp. Voor jongeren en ouderen. Voor deze en volgende generaties. Het is goed dat het pensioenakkoord mag rekenen op brede steun van de sociale partners en hun achterbannen. Het is ook goed dat coalitie en oppositie de samenwerking zochten en elkaar wisten te vinden. De polder wankelde, maar viel niet om.

Voorzitter, de verleiding is groot om in het kader van dit afgepaalde wetsvoorstel een kloeke beschouwing te wijden aan het achterliggende pensioenakkoord. Om daarbij vol op het Eerste Kamer-orgel te gaan over de noodzakelijke vernieuwing van het pensioenstelsel, de betaalbaarheid van de AOW in het licht van de vergrijzing, het doorknippen van de doorsneesystematiek, de gewraakte rekenrente, het financieel toetsingskader, het langdurig uitblijven van indexatie van de pensioenen, de modernisering van pensioencontractvormen, en de lang verwachte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen. Onderwerpen te over. Maar dat zal ik niet doen. Het debat vandaag gaat daar simpelweg niet over. We komen op een ander moment te spreken over het bredere pensioenakkoord, zeker daar waar het de daarvan afgeleide wetsvoorstellen betreft. Nu moeten we ons beperken tot dit tamelijk eendimensionale wetsvoorstel dat de verhoging van de AOW-leeftijd wil versoepelen.

De achterliggende doelstelling om pas op de plaats te maken met de verhoging van de AOW-leeftijd steunt mijn fractie. Terugkijkend bekruipt ook ons het gevoel dat de verhoging van de AOW-leeftijd te snel is gegaan en te weinig in dialoog met de samenleving. Alle argumenten die we in 2012 hadden om deze verhoging wettelijk te verankeren – de houdbaarheid van de overheidsfinanciën door de vergrijzing en de crisis, de stijgende gemiddelde levensverwachting, het langer gezond blijven van oudere werknemers – mochten rekenen op wetenschappelijke onderbouwing, maar de maatschappelijke acceptatie bleek niet navenant. De koele wereld van statistiek en prognoses is een ander perspectief dan de belevingswereld van burgers. Mensen herkennen zich niet in statistische gemiddelden, in cohortbeschrijvingen en abstracte extrapolaties. Dat geldt zeker voor werknemers die kort voor hun pensioen staan. Zij wegen ingrepen in de pensioenleeftijd anders omdat hun leven er direct door geraakt wordt.

Onderzoek laat zien dat langer doorwerken voor veel oudere werknemers een mentale en fysieke belasting is. Met de arbeidsmotivatie is niets mis in ons land, maar mensen leven niet bij werk alleen. Soms is genoeg ook genoeg. Dat geldt zeker voor werknemers met belastende beroepen. Ook andere prioriteiten vragen om aandacht en onderhoud: ontspanning, mantelzorg, vrijwilligerswerk, genieten van een welverdiende oude dag. De makke was dat oudere werknemers die vlak voor hun pensioen zaten, vrij plotseling geconfronteerd werden met een verhoging van hun pensioenleeftijd. Zij voelden zich overvallen. Zij dienden hun prioriteiten en plannen te herschikken. En de leeftijdscohorten daar direct onder moesten hun werkzame toekomst opnieuw definiëren. We slagen er, voorzitter, kennelijk niet in om de brug te slaan tussen de wereld van min of meer objectieve demografische trends en de rol die burgers voor zichzelf zien weggelegd. Dat is geen onwil of tegendraadsheid van hun kant, maar het gevolg van botsende prioriteiten die om voorrang strijden, van dilemma’s die zich scherp aandienen op het snijvlak van werk en pensionering. Ik ben benieuwd of de minister zich in deze kenschets herkent. Zijn we in de afgelopen jaren te hard van stapel gelopen met de ophoging van de AOW-leeftijd, zo vraag ik hem, en zo ja, welke lering trekt hij daaruit? Hebben we het verhaal wel goed aan de burger uitgelegd?

Voorzitter, de temporisering van de AOW-leeftijd in dit wetsvoorstel richt zich vooralsnog op de periode 2020-2025. Kern is dat pensionering op 67-jarige leeftijd naar 2024 wordt verschoven waardoor per jaar tussen de 165.000 en 220.000 werknemers eerder met pensioen kunnen. De voorstellen over de periode daarna zijn zeker zo bepalend: met ingang van 2025 wordt de AOW-leeftijd meer gematigd – voor tweederde – gekoppeld aan de ontwikkeling van de resterende levensverwachting op 65 jaar. Mijn fractie steunt deze matigende insteek. Deze laatste maatregel – die in het voordeel werkt van komende generaties – is evenwel niet in het voorliggende wetsvoorstel opgenomen. De minister heeft daar argumenten voor. Het pensioenakkoord moet ook op dit punt verder worden uitgewerkt. Mijn fractie begrijpt dat. De keerzijde is evenwel dat er voor de komende paar jaar weliswaar rust en zekerheid is wat de AOW-leeftijd betreft, maar dat het beeld daarna diffuser is. Kan de minister dragender uiteenzetten waarom de wetgevingsknip gemaakt is zoals deze gemaakt is? Waarom beide maatregelen niet in een keer geregeld? Zal het de maatschappelijke rust in het pensioendebat terugbrengen, of eerder verschuiven? Hoe voorkomen we dat we over een paar jaar weer een onwelkome boodschap moeten brengen?

Voorzitter, werknemers vragen langer door te werken – ook in een meer gematigd tempo – staat of valt met serieus beleid rond duurzame inzetbaarheid en leven lang leren, of zoals we tegenwoordig zeggen: leven lang ontwikkelen. We moeten werknemers gezond en vitaal naar hun AOW-leeftijd brengen. Daar zijn ze uiteraard ook zelf verantwoordelijk voor. Duurzame inzetbaarheid en competentieontwikkeling zijn daarbij leidend. Het kabinet trekt de portemonnee en er komt een integraal investeringsprogramma duurzame inzetbaarheid. Dat gaat om een nog niet ingevuld bedrag van maar liefst €800 miljoen, verspreid over vier jaar vanaf 2021. Ook dit moet allemaal nader worden uitgewerkt.

De ChristenUnie-fractie onderschrijft ook hier de inzet van het beleid, maar wijst erop dat het bestaande beleid rond duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen bepaald geen daverend succes is. Te vaak is het beleid blijven steken in goede voornemens die het stadium van de grondverf niet voorbij kwamen. Ondanks jaren van discussie is duurzaam inzetbaarheidsbeleid nog lang geen gemeengoed in bedrijven en organisaties. Hoe gaan we er voor zorgen dat dit in de komende jaren gaat kantelen? Waarom zal dit nu wel gaan lukken? Dat is niet alleen een kwestie van geld, maar ook van cultuur. Hier moet ik, u merkt het voorzitter, mijn betoog vandaag toch iets oprekken. Deelt de minister de urgentie van veel nadrukkelijker beleid op duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen, juist in het licht van dit wetsvoorstel? En zo ja, wat is zijn agenda hier en hoe wordt de nadere uitwerking ter hand genomen? Brengt dit ook gerichte wetgeving met zich mee? Er is op dit punt, zo stelt de ChristenUnie-fractie, nog veel te winnen. Ook de Raad van State wees op de noodzaak van slagvaardig beleid inzake duurzame inzetbaarheid. Het gaat om een kwetsbaar onderdeel van dit wetsvoorstel. Kan de minister mijn fractie toezeggen dat hij persoonlijk de regierol rond het opschalen van het duurzame inzetbaarheidsbeleid zal pakken? Gaat hij de voortgang bewaken en evalueren? Dat lijkt ons uitermate van belang.

Om zware beroepen te ontlasten biedt het Pensioenakkoord perspectief op het financieel faciliteren van vervroegde uittreding o.a. door een versoepeling van de RVU-regeling. Deze belangrijke maatregel moet ingaan vanaf 2021. Ook hier moeten de spelregels nog worden uitgewerkt en door de sociale partners worden uitonderhandeld in cao’s. Ongeveer €19.000 zal worden vrijgesteld van de RVU-heffing. Kan de minister mijn fractie toelichten dat een dergelijk bedrag het verschil zal maken om werknemers met een zwaar beroep verlichting te bieden?

Ik dank de minister, voorzitter, voor zijn antwoorden op onze schriftelijke vragen over het dekkingsvoorstel. Dat heeft een aantal onduidelijkheden weggenomen. Het gaat om een totaal pakket van €8 mld, waarvan de dekking wordt uitgesmeerd over 15 jaar. Veel geld, erg veel geld zelfs, maar een goed pensioenakkoord moet ons ook wat waard zijn. In dit bedrag is de versoepeling van de koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting na 2025 niet verdisconteerd. Daarvoor komt, zo neem ik aan, een afzonderlijk dekkingsvoorstel? Het lijkt mij goed het CPB te vragen de houdbaarheidseffecten door te rekenen van het gehele pakket.

 

Voorzitter, veel van de ophef rond de eerdere verhoging van de AOW-leeftijd in 2013 en de versnelling in 2015, had te maken met het feit dat oudere werknemers zich overvallen voelden. Ze moesten doorwerken voorbij de datum die in hun beleving als in beton gegoten leek. We moeten nu oppassen dat de maatschappelijke reuring niet de andere kant uitslaat: oudere werknemers die anders dan gepland nu plots eerder met pensioen moeten. Voor alles hebben we rust nodig aan het pensioenfront. Dat betekent heldere overheidscommunicatie richting burger en werknemer. Mijn fractie dringt er bij de minister op aan om dit traject overtuigend ter hand te nemen, krijgt daarover graag een toezegging en verzoekt om een inkijk in de plannen.

We vragen daarbij ook aandacht van de minister voor het MKB. Van kleine bedrijven wordt extra behendigheid gevraagd om de versoepeling van de AOW-leeftijd te managen. Wat zijn hier de voornemens van de minister?

Ik rond af, voorzitter. De ChristenUnie-fractie steunt dit wetsvoorstel om de verhoging van de AOW-leeftijd te temporiseren. De richting is goed en komt tegemoet aan breed gedeelde maatschappelijke opvattingen. Het biedt oudere werknemers soelaas, houdt de intergenerationele solidariteit in stand en creëert stabiliteit. Wij zijn blij met het veel omvattender pensioenakkoord waarvan dit voorstel deel uit maakt. De wetsvoorstellen die daar uit voortkomen, zien we graag tegemoet. Wij zijn ook blij dat als het echt moet de sociale partners ook nu weer bereid bleken in te schikken. De polder werkt nog altijd, al vraagt het steeds meer tijd en gaat het met horten en stoten.

Ik zie uit naar de antwoorden van de minister op de vragen van mijn fractie.

 

 

 

Labels: , ,