Verbod op kolen bij elektriciteitsproductie

Kolencentrale
Senator Tineke Huizinga - portret.jpg
Door Tineke Huizinga op 3 december 2019 om 17:57

Verbod op kolen bij elektriciteitsproductie

De wrange afwegingen rondom papieren en reële duurzaamheid

Het wetsvoorstel waar we over spreken is het op termijn verbieden van het verbranden van kolen om elektriciteit op te wekken. Vanzelfsprekend steunen wij het streven van het kabinet om de CO2-emissie terug te brengen, dat is de achtergrond van dit wetsvoorstel. Tegelijk ervaren wij veel ongerijmdheden. Om minder CO2 uit te stoten, subsidieert het kabinet biomassa die, zo blijkt, vervuilender is en meer CO2 uitstoot bij verbranding. Op termijn mogen hypermoderne kolencentrales geen kolen meer verstoken, maar om toch genoeg elektriciteit te hebben, importeren we mogelijk elektriciteit van minder efficiënt werkende en meer vervuilende centrales. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.

De Eerste Kamerfractie van de ChristenUnie stelde dan ook enkele vragen bij de wegen die de minister bewandelt om tot zijn doel te komen, beperking van CO2-uitstoot. De achtergrond van deze wet is de grote bedreiging die uitgaat van klimaatverandering voor onze wereld en voor onze manier van leven. Dat CO2-uitstoot grote invloed heeft op de stijging van de gemiddelde temperatuur op aarde staat wel vast. Om grote delen van onze wereld leefbaar te houden is rigoureus verminderen van CO2-uitstoot topprioriteit. Dit is de alarmerende, en tegelijkertijd misschien wat uitgekauwde werkelijkheid.

De kolencentrales leveren een belangrijke bijdrage aan onze elektriciteitsvoorziening. Hoe houden we de leveringszekerheid in stand na 2030, een vraag die ook de Raad van State stelt. De minister schetst een complex beeld. Hij zet zijn kaarten op biomassa, alternatieve vormen als wind en zon, aanvoer uit het buitenland en gas.

Hier zit pijn, op z’n minst spanning. Wij verbieden kolenstook om de CO2-uitstoot te beperken, maar we lopen de kans dat we met het alternatief, biomassa, nog meer CO2 uitstoten. Biomassa heet dan wel hernieuwbaar en op papier wordt de uitstoot nul, maar iedereen weet dat een boom veel sneller opbrandt dan groeit.

Opbranden is een kwestie van minuten, groeien een kwestie van 20 tot 100 jaar (aldus de KNAW). Het PBL voorziet ook nog eens schaarste aan biomassa vanaf 2030. Hoe reëel is het aandeel van biomassa in de mix? Het antwoord van de minister dat hij de beschikbaarheid laat monitoren, overtuigt ons niet. Onze economie loopt niet op rapporten, maar op elektriciteit. 

Er zijn al vele miljarden subsidie toegezegd voor het gebruik van biomassa in centrales; alleen al 3,5 miljard voor de bij- en meestook van houtpellets in kolencentrales. Vanwege de rechtszekerheid zegt de minister deze toekenningen gestand te zullen doen. Dat respecteren wij. Maar vind de minister deze subsidies niet eigenlijk sneu geld? Al deze miljarden zorgen niet voor minder CO2 uitstoot, wel op papier niet in de werkelijkheid (in ieder geval niet binnen een generatie, terwijl we binnen één generatie onze impact op klimaatverandering tot praktisch nul moeten hebben gereduceerd). En zoals hierboven gezegd vanaf 2030 verwacht het PBL schaarste. 

Afgelopen week was ik in Nieuwspoort bij een bijeenkomst van LTO over de oplossingen van de agrarische sector om de stikstofemissies terug te dringen. Daar kwamen prachtige plannen voorbij die te maken hebben met de kringlooplandbouw, hergebruik van afvalmaterialen, biomassa als grondverbeteraar. Het is toch eeuwig zonde dat materiaal dat zoveel mogelijkheden biedt voor de circulaire landbouw in grote hoeveelheden wordt opgestookt in een centrale. Vervaagt het verschil tussen duurzame en niet duurzame biomassa daar niet door, vraag ik de minister. Wij zijn toch allemaal voor een circulaire landbouw die biologische rest- en afvalstoffen hergebruikt.

 Begrijp mij niet verkeerd. Wij vinden dat biomassa van restproducten verbrand kan worden om er energie van te maken, maar wel in het besef dat het verbranden van biomassa voor elektriciteitsproductie de minst interessante aanwending is van biomassa. Veel interessanter en duurzamer is het gebruik van biomassa als bodemverbeteraar, als voedsel, als constructiehout en als meubelhout.

Ik zie uit naar het nieuwe duurzaamheidskader, waarmee de SER en het PBL begin volgend jaar komen, met hopelijk veel aandacht voor de zogenoemde cascadering. Het was natuurlijk beter geweest als we deze wet hadden kunnen behandelen met dit duurzaamheidskader ernaast. Dat is voor mijn fractie een gemiste kans. De minister zegt in de memorie van antwoord dat een duurzaamheidskader maar zijdelings van invloed is op dit wetsvoorstel, omdat de subsidie van bijstook van biomassa bij de kolencentrales al aan strenge voorwaarden is gebonden. Dat mag misschien zo zijn, maar voor een toekomst zonder kolenstook is het wel belangrijk om de mogelijkheden en onmogelijkheden van duurzaam biomassagebruik in kaart te brengen. We willen in de toekomst immers geen biomassa verstoken die beter ingezet had kunnen worden als bodemverbeteraar. 

In het kader van de leveringszekerheid zal er een stabiele regelbare basis last moeten zijn om aan de vraag naar elektriciteit te kunnen voldoen. Zon en wind leveren niet op mistige dagen, wij gebruiken dan wel stroom. Om aan de vraag te kunnen voldoen, kunnen we een beroep doen op elektriciteit uit het buitenland die veel minder energetisch efficiënt wordt opgewekt. Dat is nadelig, omdat het onevenredig veel CO2 uitstoot oplevert en mogelijk ook andere vervuiling oplevert. Niet in Nederland, wel in het buitenland.

Gas is weliswaar fossiel, maar levert veel minder CO2 uitstoot dan biomassa of kolen, omdat het hoogenergetisch is. Daarmee is het ten opzichte van kolen en ten opzichte van een aantal biomassastromen een aantrekkelijker verbrandingsbron. Hoeveel van de wegvallende productie van kolencentrales zouden gascentrales over kunnen nemen? Meegerekend de centrales die nu in de mottenballen staan? Dat is mijn vraag aan de minister. Daarbij aansluitend de vraag of de minister in de verdere toekomst ontwikkelingen ziet die CCS bij gascentrales mogelijk/rendabel zouden maken?

Voorzitter als er iets is dat dit wetsvoorstel duidelijk maakt, is het wel het belang van Europese samenwerking op het terrein van het verminderen van CO2-uitstoot. Nederland heeft zich voorgenomen om te voldoen aan een bepaald percentage vermindering van de CO2-uitstoot. Ons voornemen leidt tot het sluiten van kolencentrales, maar om leveringszekerheid te behouden moeten we vervolgens mogelijk elektriciteit uit het buitenland halen die met een relatief hoge CO2-uitstoot gepaard gaat. Binnen onze landsgrenzen doen we het dan min of meer goed, maar ons goede gedrag zorgt in dat geval voor extra hoge emissies elders. Ook het mechanisme om de CO2-emissie van de elektriciteitsproductie steeds hoger te beprijzen leidt schipbreuk wanneer omliggende landen niet hetzelfde doen, schrijft de minister. Het gaat er niet alleen maar om dat Nederland zich houdt aan haar voornemens, het gaat erom dat we mondiaal, om te beginnen Europees, de uitstoot drastisch verlagen. Hoe ziet de minister de samenwerking binnen Europa, zet hij stappen om tot meer samenwerking te komen?

Tenslotte is veel gesproken over de juridische positie van de kolencentrales met betrekking tot deze wet. Met name over de vraag of deze wet uiteindelijk als een onteigeningswet of sluitingswet voor deze centrales zou kunnen uitwerken. De minister bezweert ons dat dit niet het geval is. Wij kunnen niet anders dan hem daarin volgen, vertrouwend op de deskundigheid van zijn juridische ambtenaren. Toch wil mijn fractie de minister vragen daar nog eens op te reflecteren, uitgaande van de situatie dat het in 2030 niet mogelijk zal blijken voor kolencentrales rendabel en daadwerkelijk duurzaam op biomassa over te stappen of op een andere brandstof.

Voorzitter, mijn fractie vindt het van groot belang dat wij onze CO2 uitstoot verlagen. Het liefste wereldwijd, het liefs, om efficiënt te zijn, in samenwerking met andre landen in Europa. Maar dat is nu niet aan de orde. Nu is de wet op het sluiten van de kolencentrales aan de orde. De Raad van State noemt deze wet een passende maatregel. Dat wegen wij mee. Wij hebben een aantal vragen gesteld, daarop horen wij graag antwoorden van de minister. Onze grondhouding t.o.v. de wet is positief.

 

 

 

 

Labels: ,