Ouderschapsverlof

IMG_0328.JPG
Peter Ester, CU Eerste Kamer - Foto Niek Stam -03116 - kopie (2) - kopie.jpg
Door Peter Ester op 5 oktober 2021 om 14:45

Ouderschapsverlof

Onlangs verscheen een opmerkelijke studie van de Erasmus Universiteit Rotterdam waaruit blijkt dat sociale achterstand zich al aftekent in de eerste jaren na de geboorte van kinderen. De data tonen significante verschillen in gewicht, taalvaardigheid, psychische en sociale problemen tussen jonge kinderen van arme en rijke ouders.

Sociale ongelijkheid, zo concluderen de onderzoekers, begint al in de wieg. De kiem voor schoolsucces en latere levenskansen wordt reeds op zeer prille leeftijd gelegd, zelfs voor het tweede levensjaar. 

Deze studie laat zien hoe bepalend de eerste periode kort na de geboorte van een baby is. Ook de SER wijst daarop. Het toont ook de essentiële rol van ouders in deze kritische fase. Van beide ouders wel te verstaan. Ouderschapsverlof, ook wat de taakverdeling tussen vaders en moeders betreft, kan daarbij een belangrijke rol spelen. En daar komt de overheid in beeld. Niet als betuttelend regisseur van het privédomein, niet als bevoogdend dirigent van het gezinsleven, maar als een dienstbare overheid die ouderschapsverlof faciliteert. Die kersverse ouders bijstaat in het spitsuur van het leven, waarin zorg, opvoeding, werk en carrière om voorrang strijden. Een gezinsfase die veel behendigheid, veerkracht, improvisatievermogen en combinatiekunde vereist. Dat is in het belang van het jonge kind, van de ouders en uiteindelijk ook van de samenleving. Gezien de snelle achterstand van kinderen uit lagere sociaaleconomische milieus, mogen de kosten van het opnemen van ouderschapsverlof geen hinderpaal zijn om van dit verlof gebruik te maken. En daar ligt de link met het wetsvoorstel dat we vandaag bespreken: het invoeren van betaald ouderschapsverlof in het eerste jaar na de geboorte van het kind. 

Het is eigenlijk raar, voorzitter, dat Nederland geen betaald ouderschapsverlof kent voor beide ouders. De verlofregelingen die we nu hebben zijn onbetaald, in de zin van het ontbreken van een wettelijke betalingsverplichting. Wel kunnen op CAO- of bedrijfsniveau afspraken over loondoorbetaling gedurende ouderschapsverlof worden gemaakt  

Mijn fractie verwelkomt de Europese richtlijn om betaald ouderschapsverlof in te voeren. Het ontlast werkende jonge ouders in een cruciale fase van gezinsvorming en biedt ademruimte in de spagaat tussen werk, zorg en privéleven. Een niet-overdraagbare regeling die neerkomt op negen weken betaald ouderschapsverlof voor elk van de ouders tegen 50% doorbetaling van het dagloon, gemaximeerd op 50% van het maximum dagloon. Dat komt overigens bovenop het aanvullend geboorteverlof tot vijf weken, tegen 70% van het salaris: de zogenaamde WIEG-regeling.  

Onze vraag is wel aan de minister waarom dit Brusselse initiatief überhaupt nodig was. Waarom heeft Nederland dit niet eerder zelf bedacht, we gaan immers over ons eigen sociaal beleid? Dit roept vragen op rond subsidiariteit en proportionaliteit van het voorliggend wetsvoorstel. De regering erkent dit spanningsveld zoals blijkt uit het negatieve oordeel over de subsidiariteit en het deels positieve, deels negatieve oordeel over de proportionaliteit van de Europese richtlijn. De Tweede Kamer trok de gele kaart. De ChristenUnie-fractie heeft behoefte aan een nadere principiële weging op dit punt. Waar begint Europese bemoeienis in het sociaal domein en waar eindigt onze nationale verantwoordelijkheid? Laat ik erbij zeggen dat ook mijn fractie met dit vraagstuk worstelt en dat het niet om een zwart-wit kwestie gaat. Maar het sociaal beleid was steeds een bastion van soeverein nationaal beleid en daar lijkt nu een kentering in te komen. Dat moeten we ons realiseren en deze beweging niet zonder nadere discussie laten verglijden. Een reflectie van de minister op dit wezenlijke punt zou mijn fractie zeer waarderen. Zijn demissionaire status biedt hem ook denkruimte om wat krijtstrepen te trekken. 

Het toch al versnipperde verlofstelsel wordt er al met al niet eenvoudiger op. Naast betaald ouderschapsverlof kennen we het zwangerschaps- en bevallingsverlof, het geboorteverlof en het adoptieverlof. De verscheidenheid aan regelingen, voorwaarden en procedures maken het stelsel complex. Ook het UWV geeft dit aan en de motie-Smeulders/Van Weyenberg vraagt om een vereenvoudigingsslag. De SER spreekt van een lappendeken. Hoe staat het met de voorgenomen vereenvoudiging van het verlofstelsel? De regering heeft naar aanleiding van de motie-Tielen een toegankelijkheidstoets aangekondigd die na de zomer gereed zou zijn. Is de toets inmiddels beschikbaar en wat zijn de uitkomsten zijn? Veel werknemers blijken niet goed op de hoogte van de verscheidenheid aan regelingen. Hoe gaat de minister het communicatietraject vormgeven? 

De ChristenUnie-fractie, voorzitter, vraagt nadrukkelijk aandacht voor ongunstige verdelingseffecten die dit wetsvoorstel oproept. Ik noem twee groepen waar onze zorg naar uitgaat. Allereerst betekent de 50%-doorbetalingsregeling een gevoelige financiële aderlating voor ouders met een lager inkomen, waaronder flexwerkers. De regeling biedt hier nauwelijks soelaas. Dat geldt, ten tweede, in versterkte mate voor de eenverdieners en de eenoudergezinnen onder hen. Zij komen snel onder het sociaal minimum. Halvering van hun netto inkomen is simpelweg geen reële optie. Ik wil de minister vragen of hij deze zorgwekkende diagnose deelt. Staat dit beeld niet haaks op elementaire vereisten van rechtvaardigheid, van billijk overheidsbeleid? Wat heeft het kabinet deze twee groepen te bieden? Uit berekeningen blijkt dat ophoging van de doorbetalingsregeling naar bijvoorbeeld 70% van het dagloon structureel een slordige €190 mln kost, bovenop de structurele uitvoeringskosten van €360 mln van de 50%-variant. Dat is veel geld, maar niet onoverkomelijk. Hoe beoordeelt de minister – ook gehoord de discussie hierover in de Tweede Kamer – een dergelijke ophoging van 50% naar 70%? Zou dat de ongunstige verdelingseffecten niet substantieel dempen? Ook de Stichting van de Arbeid plaatst kanttekeningen bij de hoogte van de voorgestelde doorbetaling van 50%. Het zou de minister sieren als hij in zijn antwoord niet gemakshalve verwijst naar de formatietafel, zoals in zijn brief van 19 april. Ik ken hem ook als een onafhankelijk denker. Is het daarbij niet meer voor de hand liggend om het verlof geheel uit de collectieve middelen te financieren en niet door ophoging van de AOF-premie voor werkgevers? 

In het verlengde van deze zorgpunten wijst mijn fractie op mogelijke gendereffecten. Uit cijfers rond de opname van het huidige, onbetaalde ouderschapsverlof blijkt dat mannen aanzienlijk minder vaak verlof opnemen dan vrouwen. Dat zal zeker te maken hebben met het gemiddeld hogere salaris van mannen en het meer in deeltijd werken door vrouwen. Wat is de verwachting van de minister rond deze kwestie? Zal betaald ouderschapsverlof de sekseverschillen verminderen of misschien juist aanscherpen? Zullen mannen hun aandeel aanzienlijk opschroeven? Hoe je het ook draait of keert: ook mannen mogen worden aangespoord verantwoordelijkheid te nemen in het prille stadium van ouderschap en gezinsvorming. 

De ChristenUnie-fractie, voorzitter, verzoekt de minister om in de evaluatie van dit wetsvoorstel expliciet aandacht te besteden aan de genoemde maatschappelijke neveneffecten voor bepaalde groepen (lagere inkomensgroepen, eenverdieners en eenoudergezinnen, en participatie van mannen en vrouwen) van dit wetsvoorstel. Gezien de Europese context van het voorstel vindt mijn fractie het ook van belang om de uitwerking van de richtlijn in de andere lidstaten mee te nemen in de evaluatie. Kan de minister dit toezeggen? Dank daarvoor. 

Met deze vraag kom ik tot een afronding. De ChristenUnie-fractie is voor een ruimhartiger ouderschapsregeling en daar past dit wetsvoorstel bij. Het is goed ouders te ontlasten bij de geboorte van hun kinderen en hen bij te staan in zorgtaken en de stress die het combineren van deze taken met het verrichten van arbeid met zich brengt. Het is ook goed voor de pasgeboren baby om zich te kunnen hechten aan de beide ouders. Wel roept het voorstel vragen op rond sociale neveneffecten en over onze nationale regie in het sociaal domein.  

Ik zie uit naar de antwoorden van de minister.

Labels: ,