Een nieuw pensioenstelsel

Werken in de bouw.jpg
Senator Tineke Huizinga - portret.jpg
Door Tineke Huizinga op 22 mei 2023 om 21:20

Een nieuw pensioenstelsel

Enkele maanden geleden werd ik bij het uitgaan van de kerk tijdens het koffiedrinken aangesproken door een oudere medekerkganger. Zij drukte mij op het hart om vooral voor de WTP te stemmen in de Eerste Kamer. Ze had namelijk begrepen dat die wet haar de mogelijkheid zou geven om 10% van haar pensioenvermogen ineens op te nemen en ze wilde graag een nieuwe keuken aanschaffen. Dus die wet kwam haar goed uit. Ik heb haar beloofd dat ik haar opmerking zeker mee zou nemen.

Ik ben niet vaak mensen tegengekomen die zo enthousiast zijn over de WTP, als deze zuster van onze gemeente.  

Waarom?
Ik behandel de voorliggende wet op enkele hoofdlijnen en begin bij het begin: waarom een ander stelsel?
 

Een houdbaar pensioenstelsel waar ook de komende generaties in mee kunnen komen, is onze fractie veel waard. De doorsnee systematiek is een mooie manier om aan de solidariteit tussen generaties uitdrukking te geven. Maar met het oog op de steeds groter wordende groep gepensioneerden ten opzichte van de groep nog niet gepensioneerden in combinatie met een langdurig lage rente vraagt die systematiek te veel van degenen die de premies moeten opbrengen. Daarnaast konden de pensioenen lange tijd niet geïndexeerd worden. Mijn fractie ziet daarom de noodzaak om het pensioenstelsel aan te passen. De vraag is of het huidige wetsvoorstel een goed alternatief is voor het bestaande stelsel. 

Mijn fractie ziet hier plussen en minnen. Iemand vatte het nieuwe stelsel samen met de zin: Het beleggingsrisico wordt van het pensioenfonds afgewenteld op de deelnemers. Er is immers geen pensioenaanspraak meer, maar het pensioen bestaat uit datgene wat de premie-inleg oplevert. Wat die inbreng oplevert heeft natuurlijk ook te maken met de opbrengsten in de financiële markten en de economische ontwikkelingen. En met keuzes die het pensioenfonds in opdracht van de sociale partners heeft gemaakt. Daar heeft de individuele deelnemer in de meeste gevallen geen zeggenschap over. 

Volgens de minister is het verschil tussen pensioenaanspraak of premieopbrengst in de praktijk minder groot dan het lijkt. De pensioenaanspraak is immers niet afdwingbaar en ook nu kan het pensioen gekort worden wanneer een pensioenfonds niet goed presteert. Het nieuwe stelsel maakt die onzekerheid zichtbaar en is daarmee transparanter. Zo hebben wij van de minister begrepen.  

Onzekerheid
Mijn fractie ziet dat niet zo. Het uitgangspunt van het huidige stelsel gaat uit van zekerheid voor de deelnemer, maar er is altijd een tenzij. Het nieuwe stelsel heeft de onzekerheid, het volgen van de markt, als uitgangspunt. Dat is een wezenlijk verschil. Ook al zijn alle mogelijkheden en maatregelen bij de meeste pensioenfondsen er vervolgens op gericht om die onzekerheid in de uitbetalingsfase zoveel mogelijk te dempen. Feit blijft dat zowel het zwartste als het gunstigste scenario werkelijkheid kunnen worden en dat het risico daarvan bij de deelnemers ligt.

Juist dit uitgangspunt van onzekerheid roept veel emotie op bij deelnemers aan het pensioenfonds en dan met name bij degenen die al gepensioneerd zijn. Mijn fractie begrijpt die emotie. Voor gepensioneerden is het pensioen, met de AOW, hun inkomen. Daarop baseren ze hun uitgaven en de financiële verplichtingen die ze aangaan. Bijvoorbeeld het huren van een appartement in een serviceflat. Zij hebben er groot belang bij dat hun inkomen tenminste stabiel is. Het doel van de pensioenfondsen zal over het algemeen zijn om die stabiliteit te realiseren, zo begrijpt mijn fractie uit de antwoorden van de minister, maar die stabiliteit kan niet gegarandeerd worden. Overigens wijs ik in dit verband nog graag op de motie Smals, die gedurende de transitieperiode wil monitoren of pensioenfondsen een carve-out nodig hebben in verband met een evenwichtige belangenafweging tussen verschillende deelnemersgroepen. Ook is het bemoedigend dat DNB goedkeuring heeft gegeven aan de overdracht van de gesloten pensioenregelingen van 168 deelnemers van Pensioenfonds Aon naar Zwitserleven. Deze deelnemers hebben hier zelf voor gekozen, omdat zij liever een levenslang gegarandeerd pensioen hebben bij Zwitserleven met een vaste jaarlijkse indexatie van minimaal 2,0%, dan hun pensioenvermogen overdragen aan een ander pensioenfonds en invaren. DNB stelde de eis dat alle andere deelnemers er niet op achteruit zouden mogen gaan. Mogen andere pensioenfondsen deze opt-out ook aanbieden aan hun deelnemers voordat hun pensioenfonds gaat invaren? 

Die onzekerheid speelt ook bij deelnemers van 40-50 jaar. Zij dreigen tussen wal en schip te vallen omdat zij niet de tijd hebben om voldoende persoonlijk pensioenvermogen op te bouwen. Met gevolgen voor de hoogte van hun latere pensioen. De minister schrijft in haar beantwoording op vragen dat zij niet bereid is om adequate compensatie wettelijk voor te schrijven. Zij meent wel dat er voldoende instrumenten zijn om die compensatie mogelijk te maken. De sociale partners mogen bepalen of zij deze deelnemers willen compenseren en hoe zij een evenwichtige transitie vorm willen geven. Het pensioenfonds werkt dit uit en DNB toetst dan marginaal of de uitwerking in overeenstemming is met de doelen van de wet en de sociale partners. Welke mogelijkheden heeft de minister wanneer bij de monitoring van de transitie blijkt dat er sociale partners en pensioenfondsen zijn die compensatie niet zo belangrijk vinden, waardoor deelnemers van 40-50 jaar vergeleken met andere leeftijdscohorten achterblijven en geen pensioen in de orde van grootte van 75% van hun middenloon zullen ontvangen? Kan DNB dan ingrijpen om dit te voorkomen? Kan de minister toezeggen dat de 40-50 jarigen niet benadeeld zullen worden door de overgang naar dit nieuwe pensioenstelsel? 

Jongeren zonder last van het verleden zouden het meest van het nieuwe stelsel moeten profiteren, maar omdat voor hen ook het meest risicovol wordt belegd kunnen ze in bepaalde gevallen hun hele inleg kwijtraken in een paar slechte jaren. Zij hebben zelf geen keus in dat hoge risiconiveau  dat voor hen wordt bepaald in het overleg tussen pensioenfondsen en sociale partners. Hoe beoordeelt de minister dat? 

In de memorie van toelichting en ook in publieke uitingen van voorstanders van deze stelselwijziging wordt gezegd dat dit stelsel de intergenerationele spanningen zal verminderen. In dat verband vraag ik van de minister aandacht voor de situatie die zich voor kan doen in geval van hogere inflatie. Is het in dat geval niet waarschijnlijk dat gepensioneerden aanzienlijk in koopkracht dalen, terwijl werkenden zich beter kunnen wapenen tegen koopkrachtverlies? En ook hun premie kunnen aanpassen? Zal zo’n ontwikkeling een tegenstelling tussen werkenden en gepensioneerden niet in de hand werken? Graag een reactie van de minister.  

Maatwerk
Mijn fractie ziet ook pluspunten in het nieuwe stelsel. De belangrijkste zijn wel de vele mogelijkheden die de pensioenfondsen krijgen om maatwerk te bieden. Om te sturen op uitkomsten die in overleg met de sociale partners worden bepaald. Veel meer dan in het huidige stelsel kunnen zij maatregelen nemen om ongewenste ontwikkelingen of effecten te voorkomen. De verwachting is dan ook dat de pensioenen veel stabieler zullen zijn dan nu wordt gevreesd. De solidariteitsreserve of risicodelingsreserve biedt de mogelijkheid om de scherpe kantjes van pensioenstijgingen of -dalingen te dempen. Een zekere onderlinge solidariteit is mogelijk. Het weegt voor mijn fractie dan ook zwaar dat de pensioenfondsen en sociale partners positief zijn over deze stelselwijziging.
 

Mijn fractie vraagt zich af waarom de gepensioneerden niet vertegenwoordigd zijn bij het overleg tussen de sociale partners, de pensioenfondsen en de pensioenuitvoerders. Zien wij het goed dat naast een hoorrecht en eventueel adviesrecht voor hen geen duidelijke rol is weggelegd bij het maken van ook voor hen bepalende keuzes? In de schriftelijke beantwoording beargumenteert de minister dat via andere kanalen gepensioneerden zeker invloed hebben en dat ook hun belangen meegewogen moeten worden door sociale partners en pensioenfondsen. Mijn fractie vindt dat bij zo’n belangrijk onderwerp wat magertjes. Het had wat ons betreft meer voor de hand gelegen om de gepensioneerden ook een formele plek aan de overlegtafel te geven. Niet eens in de eerste plaats vanwege de te maken keuzes, maar ook om het vertrouwen en de acceptatie te vergroten van de gepensioneerden in de keuzes die gemaakt zijn, wanneer zij weten dat ook ‘hun’ mensen daar rechtstreeks bij betrokken waren. 

Want de nieuwe pensioenwet geeft heel veel mogelijkheden en keuzes. Op de sociale partners rust een grote verantwoordelijkheid om de juiste keuzes te maken en de juiste doelen te stellen. Voor veel deelnemers en pensioengerechtigden zijn de regels voor het vullen van hun pensioenpot en van de daarop gebaseerde uitkering een black box zijn. Zij zullen ook bij de overstap naar een andere werkgever en een ander pensioenfonds niet altijd begrijpen wat de effecten kunnen zijn op hun eigen pensioenvoorziening of dat van hun nabestaanden. Voor mijn fractie maakt de wet de belofte van meer transparantie daarom niet waar. Het nieuwe stelsel vraagt veel vertrouwen van de deelnemers in de pensioenfondsen en in sociale partners. Goede monitoring van de minister van de transitie en heldere en begrijpelijke communicatie van het pensioenfonds zal zeker behulpzaam zijn bij het versterken van dat vertrouwen.  

Uitvoering
Dat brengt mij bij de uitvoering en implementatie van de wet.
 

De transitie naar het nieuwe stelsel is een enorme operatie voor de pensioenfondsen en vooral ook de uitvoeringsfondsen. Aan iedere individuele deelnemer moet een vermogen worden toegewezen dat zal leiden tot een uitkomst die vergelijkbaar is met de huidige uitkeringsovereenkomst. Een fluctuerende rente, zoals nu het geval is, kan zorgen voor ongelijkheid tussen de deelnemers van een fonds dat nu en een fonds dat over twee jaar invaart, zo begrijpt mijn fractie.  Omdat de financiële omstandigheden op dat moment net iets gunstiger of ongunstiger zijn, is dat juist? Wanneer de situatie zodanig verandert dat het invaren van het fonds niet meer mogelijk is binnen het in het implementatieplan afgesproken kader, kan het besluit worden genomen dat het fonds niet invaart, schrijft de minister. Is invaren daarmee onmogelijk geworden of zou het fonds bij veranderende omstandigheden nog na de uiterste invoeringsdatum van 1 januari 2027 kunnen invaren?  

Wij maken ons zorgen over de implementatie van deze wet. Velen die betaald werk doen of ooit gedaan hebben, krijgen ermee te maken. Ondanks de belofte van meer transparantie zal het voor veel deelnemers ondoorzichtig zijn hoe hun persoonlijke pensioenpot is berekend, laat staan of hij juist is berekend. Dat zal tot veel vragen leiden. Vooral bij gepensioneerden en bijna-gepensioneerden. Het is niet helder of alle pensioenfondsen hun data op orde hebben, en er zullen bij zo’n grote operatie natuurlijk ook fouten worden gemaakt. Al deze zaken zullen naar de inschatting van onze fractie onvermijdelijk leiden tot veel vragen en onrust. Hoe kijkt de minister hiernaar? Ziet zij een rol voor zichzelf om afspraken te maken met de pensioenfondsen over bereikbaarheid voor het publiek en voldoende capaciteit om vragen en klachten op tijd te beantwoorden? Uit de beantwoording van de vragen maakt onze fractie op dat de minister tot nu toe geen afspraken met de pensioenfondsen heeft gemaakt over hun bereikbaarheid voor het publiek tijdens de transitie. Wil de minister toezeggen dat zij dit op gaat pakken? 

De Raad voor de rechtspraak heeft het kabinet gewaarschuwd voor een enorme hoeveelheid rechtszaken rond de transitie. In antwoord op de eerste brief van de Raad heeft de minister een tijdelijke geschilleninstantie opgezet. Een heel goed initiatief, maar wij hebben twijfel of die geschillencommissie voldoende soelaas zal bieden. Verwacht de minister dat de mogelijke grote toename van rechtszaken de transitie zal kunnen vertragen? Wat zou de consequentie hiervan voor de transitie kunnen zijn? 

Vertrouwen
De wijziging van het pensioenstelsel is een enorm ding, dat grote impact zal hebben op heel veel burgers. Als de uitvoering problemen oplevert, zal dit het vertrouwen van de burgers in de overheid geen goed doen. Het zal dat vertrouwen nog verder verslechteren. Door bijvoorbeeld de toeslagenaffaire met een onbereikbare belastingtelefoon, de slachtoffers van de Groningse aardbevingen die jarenlang niet werden gecompenseerd en geen antwoord kregen op hun klachten, is bij sommigen het vertrouwen verdwenen dat de overheid het beste met de burgers voorheeft. En het vertrouwen is laag dat de overheid in staat is om complexe uitvoeringsopgaven tot een goed einde te brengen. Het onderscheid tussen een pensioenfonds of de overheid zullen velen niet maken. Daarom is het zo belangrijk dat deze transitie goed gaat. Wij willen de minister daarom op het hart drukken om de invoering uit te stellen wanneer zij tot de slotsom moet komen dat invoering per 1 juli toch te snel is. En meer tijd te nemen mocht voor sommige pensioenfondsen de uiterste datum van 1 januari 2027 niet haalbaar zijn. Graag een reactie op dit punt.
 

Tot slot, de minister verwacht dat de meeste deelnemers er, vergeleken met de oude pensioenverwachtingen, in de nieuwe wet op vooruit gaan. Omdat er veel vermogen verdeeld gaat worden over alle deelnemers en de huidige economische vooruitzichten positief zijn. Maar of de deelnemers over enkele decennia nog net zo tevreden zullen zijn, is de vraag. Het stelt ons gerust dat de minister aangeeft dat de uitvoering van de wet gedurende de transitie nauwgezet zal worden gemonitord en dat eventuele knelpunten in een vroeg stadium worden onderkend en snel en effectief bijgestuurd. Als de wet wordt aangenomen, zal de tijd zal moeten leren of deze stelselwijziging een gelukkige is geweest. 

En dan gaat het om veel meer dan het kopen van een keuken.

Labels: ,