Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Geneesmiddelenbeleid

donderdag 21 juni 2018

Bijdrage Carla Dik-Faber aan een algemeen overleg met minister Bruins voor Medische Zorg

Kamerstuknr. 29 477

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. «Oude wijn in nieuwe zakken» en «het opwarmen van een oud prakje en doen alsof het haute cuisine is» zijn stevige typeringen die een dagblad de afgelopen week gaf aan de trucs van de grote farmaceuten om de prijzen zo hoog mogelijk te houden en de patenten zo lang mogelijk uit te melken.

Voorzitter. Het is overduidelijk. Niet alles wat volgens wet- en regelgeving geoorloofd is, is ook maatschappelijk en ethisch verantwoord. Ik ben blij dat de Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen met een gedragscode komt. Dit vraagt echt ook om een overheid die de farmaceutische industrie blijft aanspreken op haar verantwoordelijkheid. Ziet de Minister dit ook zo? Wat we in ieder geval niet moeten willen, is een overbescherming van het intellectueel eigendom. Mijn fractie is daarom kritisch op de aanvullende beschermingscertificaten. Er liggen nu verschillende onderzoeken. Gaat de Minister zich in Europees verband inzetten om hier snel stappen op te zetten?

Voorzitter. Ik wil de Minister danken voor zijn uitgebreide brief, waarin hij de maatregelen uit het regeerakkoord verder uitwerkt. We hebben afgesproken dat de farmaceutische industrie indien nodig met kracht wordt aangezet tot een lagere prijsstelling. Ik vind het jammer dat de Minister afziet van de herberekening van de vergoedingslimieten in het Geneesmiddelenvergoedingssysteem, die negentien jaar geleden voor het laatst zijn herijkt. De Minister noemt vooral nadelen, zoals hogere bijbetalingen en het gedwongen switchen naar andere medicijnen. Maar is het niet juist zo dat een herberekening de farmaceutische industrie stimuleert tot lagere prijzen, omdat ze nu eenmaal haar marktaandeel wil behouden? Natuurlijk moeten we de effecten goed monitoren, maar het is een gemiste kans om helemaal niets te doen. Is de Minister bereid om een pilot te doen voor een selectieve berekening met een of enkele clusters? Voorzitter. Mijn fractie is content met de maatregelen om de bijbetalingen te maximeren op € 250. Zo kunnen we mensen die meerdere medicijnen gebruiken en vaak ook andere eigen bijdragen hebben, tegemoetkomen. Volgens Zorgverzekeraars Nederland betalen fabrikanten nu vaak de bijbetalingen terug en werkt de maatregel averechts. Hoe wil de Minister ervoor waken dat deze maatregel zijn doel mist en wat kan daarbij de rol zijn van het ministerie?

Over het middel Fampyra hebben we al de nodige discussies gevoerd. Mijn fractie respecteert het besluit van de Minister, maar begrijpt ook dat mensen ervaren dat zij wel degelijk baat bij dit middel hebben. Voorwaardelijke toelating schept inderdaad verwachtingen, maar zij schept ook verantwoordelijkheden voor alle deelnemende partijen. Ik heb een open vraag aan de Minister: hoe kijkt hij terug op dit proces en wat wil hij in de subsidieregeling, die er nu komt, anders gaan doen dan in de voorwaardelijke toelating? O, er is een interruptie.

De voorzitter:

Ja. Mevrouw Ploumen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Ja, dat is heel handig zo; we kunnen elkaar goed zien. Dank aan mevrouw Dik-Faber dat zij dit onderwerp ter tafel brengt, want het is ontzettend belangrijk. We hebben er veel over gesproken. Ze stelt de vraag aan de Minister, maar ik zou ook aan háár willen vragen hoe zíj aankijkt tegen dat proces en tegen die tijdelijke toelating, die enerzijds mogelijkheden biedt, maar natuurlijk voor patiënten juist ook weer onzekerheid creëert. Heeft mevrouw Dik-Faber misschien voorstellen voor de Minister hoe dit op langere termijn voor patiënten kan worden opgelost?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Het is heel goed dat deze vraag gesteld wordt, maar tegelijkertijd is deze voor mij gewoon heel lastig te beantwoorden. Aan de ene kant ben ik op zoek naar een manier om medicijnen zo snel mogelijk bij de patiënten-groep te krijgen. De voorwaardelijke toelating is een middel om een medicijn alvast ter beschikking te stellen, ook als het nog niet officieel is toegelaten. Dat vind ik dus goed. Tegelijkertijd zijn er daaromheen afspraken gemaakt – deze afspraken zijn in een convenant vastgelegd – dat als de resultaten tegenvallen, het middel uiteindelijk niet wordt toegelaten. En dan moet je toch een stap terugzetten. Ik vind dat ontzettend ingewikkeld. Want ondanks dat het voor de groep niet effectief genoeg bleek, zijn er wel degelijk individuele mensen die zeggen: ja, maar voor mij is het wél effectief gebleken en die voorwaardelijke toelating heeft bij mij ook verwachtingen gecreëerd. Ik ervaar dat echt als een spanningsveld. En daarom mijn volgende vraag. We gaan af van die voorwaardelijke toelating en we gaan werken naar een subsidieregeling. Wat hebben we geleerd van de stappen die we de afgelopen periode gezet hebben? Wat hebben we ervan geleerd om het met die subsidieregeling beter te kunnen doen? Ik begrijp dat dat misschien niet het antwoord is dat mevrouw Ploumen had gewild, maar ik heb gewoon even geen pasklaar antwoord, omdat ik het ingewikkeld vind.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Ik voel dat mee natuurlijk, want als het gemakkelijk was geweest, hadden we het inderdaad vast al opgelost. Dus ik kijk ook uit naar de antwoorden van de Minister. Tegelijkertijd wil ik mevrouw Dik-Faber alvast uitnodigen om misschien samen te kijken of we alternatieven kunnen bedenken, mocht de Minister het licht aan het einde van de tunnel niet kunnen laten zien. Het klopt; het is een moeilijk onderwerp. Maar ik denk dat we samen, zoals we hier allemaal om tafel zitten, een verantwoordelijkheid hebben om de verkrijgbaarheid mogelijk te maken voor mensen bij wie het middel effectief is.

De voorzitter:

Gaat u verder, mevrouw Dik-Faber. O, u wilt natuurlijk nog even reageren.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Nou ja, een uitgestoken hand pak ik altijd aan. Dat wilde ik erover zeggen.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik had nog een opmerking over de sluis. Volgens mij heeft vooral mevrouw Agema daar opmerkingen over gemaakt. Veel nieuwe medicijnen gaan de sluis in. Hoe zorgen we ervoor dat daar geen ophoping ontstaat? Ik heb verschillende reacties gekregen dat de procedures van het Zorginstituut wel geschikt zijn voor vrij gangbare medicijnen voor grote groepen mensen. Maar hoe gaat het dan als we naar meer specifieke groepen patiënten gaan of naar personalized medicine?

Voorzitter, hoeveel tijd heb ik nog?

De voorzitter:

Nog een minuut.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Nog een minuut. Oké. Onze medicijnen worden vaak gemaakt en getest in landen waar de standaarden op het gebied van milieu, veiligheid en arbeidsomstandigheden veel lager liggen dan hier. Er was onlangs een tv-programma waarin echt excessen naar voor kwamen. Ik maak mij daar zorgen over. Als je nieuwe kleding koopt, kun je kiezen «geen kinderarbeid», maar bij medicijnen kun je niet kiezen. Ziet de Minister hier ook een rol voor het EMA om dit op de agenda te zetten?

Voorzitter. Patiënten ontvangen soms nieuwe medicijnen waardoor ze bijwerkingen krijgen. Als er een medische noodzaak is om een bepaald medicijn te ontvangen, moet dit gerespecteerd worden, maar dat gebeurt niet altijd. Wil de Minister zich ervoor inspannen dat er eenduidige afspraken komen met artsen, apothekers en verzekeraars? En welke rol kan Lareb hierbij spelen? Is dit meldpunt voldoende bekend?

Tot slot, de Minister zou voor 1 mei een besluit nemen over de vergoeding van Spinraza. De patiënten zitten hier met smart op te wachten. Gaat de Minister voor 1 juli 2018 duidelijkheid bieden? Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Dik-Faber. Er is een vraag van de heer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):

Ik wou even terug naar het begin van het betoog van mevrouw Dik-Faber. Zij zei dat veel geneesmiddelenonderzoek oude wijn in nieuwe zakken is. Laat ik het zo samenvatten. Hoe staat de ChristenUnie tegenover het idee dat ik met GroenLinks en de Partij van de Arbeid naar voren heb gebracht over dat nationaal fonds betaalbare geneesmiddelen, en hoe staat zij tegenover initiatieven zoals die van het Antoni van Leeuwenhoek?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Laat ik gewoon maar eerlijk zijn: ik heb me niet voldoende kunnen verdiepen in het voorstel van de SP. Dus ik kan hier nu niet op reageren. Dat spijt me enorm, maar ik weet het niet. Ik heb het voorstel niet gezien. Als ik er meer informatie over kan krijgen, wil ik erop reageren, maar dat lukt mij nu niet.

De heer Van Gerven (SP):

Ik kan het van harte aanbevelen.

De voorzitter:

We hebben ook nog een apart notaoverleg.

De heer Van Gerven (SP):

U kwam wat later binnen. Ik had de vraag ook al aan het CDA gesteld, maar wellicht ziet u kans om er in tweede termijn nog iets van te vinden. Ik beveel het in ieder geval van harte aan. Laat ik het daar even bij laten.

De voorzitter:

Goed. Daar zullen we het bij laten, mevrouw Dik, lijkt mij. Ja, dat is het enige antwoord wat je dan kunt geven. Omdat ik namens D66 graag het woord wil voeren, vraag ik even aan ... O, wacht even. Er is nog een vraag van mevrouw Ellemeet.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Mevrouw Dik had het over de code die de farmaceutische industrie zelf wil opzetten en zei dat ze daarnaar uitkijkt. De Minister heeft het in zijn brief ook over prijstransparantie en hij verwacht dat de industrie zelf haar verantwoordelijkheid neemt en gaat inzetten op een open en duurzaam prijsbeleid. Die hoop vind ik, laat ik het gewoon maar eerlijk zeggen, extreem naïef, gezien de manier waarop de farmaceutische industrie zich nu manifesteert en de afgelopen jaren heeft gemanifesteerd. Hoe kijkt de ChristenUnie hiertegen aan? Heeft zij dezelfde hoop als de Minister dat er nu met veel welwillendheid open en transparante informatie komt over de totstandkoming van de prijzen?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Wat ik heel belangrijk vind, is dat die code er komt. Dat is gewoon wel weer een stap. Als we helemaal niks doen, weten we zeker dat er niks gebeurt. Dus ik ben blij dat de Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen de handschoen oppakt en die code ontwikkelt. Tegelijkertijd zie ik dat de maatschappelijke druk toeneemt: de discussie wordt gevoerd in de samenleving. Volgens mij heeft het Zorginstituut, dat zeer kritisch was, ook een helder signaal afgegeven. Ook de Minister heeft gezegd dat hij die hoge prijzen zat is en dat hij dwanglicenties en magistrale bereiding overweegt. Dus je ziet dat de algehele druk toeneemt om daar transparanter in te worden. Het kan inderdaad best zijn dat deze stappen onvoldoende resultaat zullen hebben. Ik vind dat we dan wel moeten kijken of er nog andere mogelijkheden zijn om tot meer transparantie te komen. Natuurlijk moeten ontwikkelkosten terugverdiend worden. Dat iemand daar ook nog een gewone boterham aan verdient, snap ik ook. Maar deze hoge prijzen, langer dan nodig is, vind ik maatschappelijk niet aanvaardbaar en ook echt onethisch. Die woorden heb ik gebruikt en zo stevig zit ik er ook in. Dus voor mij nadert wel het punt dat er verdere stappen gezet moeten worden. Maar goed, die code komt er en we werken aan andere elementen. Misschien moeten we over een jaar nog even kijken hoe het er dan voor staat.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Goed te horen dat de ChristenUnie zegt: ik zit er heel stevig in en dit is onaanvaardbaar. Eens. Iedere vorm van maatschappelijke druk die opgevoerd wordt, is mooi meegenomen en een code is een mooie eerste stap. Maar het is niet genoeg. En we wachten al te lang. De prijzen zijn exorbitant hoog. Er is geen enkele andere sector waar de winstmarges zo hoog liggen. Dus ik ben blij te horen dat de ChristenUnie zegt: we moeten dit goed in de gaten houden en niet blijven hopen, maar zo snel als nodig extra maatregelen nemen.

Verdere informatie

« Terug