Bijdrage Eppo Bruins aan het algemeen overleg Leraren

dinsdag 13 november 2018

Bijdrage Eppo Bruins aan een algemeen overleg met minister Slob voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en minister van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Kamerstuknr. 27 923

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Goed om hier vandaag met beide bewindspersonen te spreken over onze leraren. Dit kabinet investeert fors in het onderwijs -- de heer Rog zei het ook al -- zowel in de salarissen als in het verlagen van de werkdruk. Het is goed dat dit onderwerp de volle aandacht heeft van de bewindspersonen. In hun brief van eind augustus schetsen ze al tal van maatregelen om het lerarentekort aan te pakken. Ik lees veel waardevolle punten die ik van harte ondersteun, maar ik heb nog wel een paar vragen.

Ten eerste wil ik met klem benadrukken dat het lerarentekort een langetermijnvisie vergt. We kunnen misschien een paar maatregelen nemen die op korte termijn verlichting geven, maar we moeten nadrukkelijk ook naar de lange termijn kijken. Om in de toekomst voldoende leraren te hebben, moeten we werken aan het imago en de status van het beroep. Dan is een stevig salaris cruciaal, maar zeker niet het enige. Ik denk dat het ook heel belangrijk is hoe wij hier in het parlement praten over dat prachtige beroep van leraar. We moeten werken aan de aantrekkelijkheid van het beroep, voor vrouwen en voor mannen. Ik heb al vaker benadrukt hoe belangrijk diversiteit in lerarenteams is en hoe belangrijk het is om de pabo ook aantrekkelijk te maken voor mannen, en voor leraren met een migratieachtergrond, zeg ik tegen mijn buurman.

Veel van de punten die ik in mijn initiatiefnota Kerels voor de klas heb geschreven, vind ik terug in het regeerakkoord en ook in de brief van de ministers. Dat vind ik mooi, bijvoorbeeld om de lerarenopleiding te differentiëren met specialismes voor onder-, midden- en bovenbouw. Hoe staat het daar inmiddels mee, zo vraag ik de minister. Ik moet hierbij denken aan een pabostudente die ik vorige week sprak. Ze heet Pauline. Ze heeft de hele pabo-opleiding afgerond maar zij is inmiddels negen keer gezakt voor de rekentoets. Haar hele opleiding is klaar, negen keer gezakt voor de rekentoets. Mijn eerste reactie was: sorry, dan moet je maar gewoon beter leren rekenen. Maar even los van het feit dat ik rekentoetsen zag waarvan ik mij afvraag wat ze met rekenen te maken hebben -- ik weet wel wat rekenen is en die rekentoets zag er niet uit als rekenen -- wil deze jongedame dolgraag aan de slag als kleuterjuf. Volgens mij is ze daar prima toe in staat, ook zonder die rekentoets. Ik wil zeker geen mindere kwaliteit leraren, zeg ik erbij, maar toch. Hoe ziet de minister dit? Is die rekentoets wel zo nodig voor pabostudenten die zich specifiek op de onderbouw willen focussen en kan daar differentiatie in worden aangebracht?

Voorzitter. Als het gaat om meer mannen voor de klas, moet ik ook denken aan de Meestertgroepen. In het afgelopen jaar hebben lokale Meestertgroepen zich verenigd in een landelijke stichting. Er zijn ook steeds meer initiatieven op pabo's om te werken aan diversiteit. Zijn de ministers in gesprek met deze initiatieven en zijn er mogelijkheden voor ondersteuning vanuit het ministerie? Het is wat de ChristenUnie betreft van groot belang om de emancipatie van mannen in het onderwijs een verdere boost te geven.

Wat ook een zaak van lange adem is, is het verlagen van de werkdruk. Ik hoorde laatst van een leerkracht: "Ik word zelf erg moe van het feit dat het steeds over het salaris van leraren moet gaan. De grootste irritatie zit in het feit dat de werkdruk, ook na 17.00 uur 's middags, hoog is. Welk salaris je daar ook tegenover zet, het werk houdt niet op na 17.00 uur 's middags. Bij die werkdruk valt nog zo veel winst te maken." Ik kijk daarbij vooral naar bestuurders en schoolleiders, misschien nog wel meer dan naar de ministers, want er is vaak een risicomijdende cultuur in scholen en daardoor is er zo ontzettend veel te verantwoorden. Pak dat aan en verlaag zo de werkdruk. Dus wat dat betreft ook een pleidooi voor het belang van goede schoolleiders en ook het dreigende tekort aan schoolleiders, want een goede schoolleider is essentieel voor een sterke school, voor een goede sfeer in het team en voor een aanvaardbare werkdruk.

Voorzitter. Ik ga nog kort in op een aantal punten uit de brief van de ministers. Ik lees dat zijinstromers en deeltijders ...

De voorzitter:

Voordat u dat doet, heeft de heer Beertema een vraag.

De heer Beertema (PVV):

Ik heb het altijd erg interessant gevonden hoe de ChristenUnie wil proberen om meer jongens op de pabo's te krijgen en meer mannen voor de klas. Als ik er zelf over nadenk, kom ik uit bij dat hele pedagogische klimaat op de lerarenopleidingen en op de pabo's. Dat is nog steeds gebaseerd op samenwerken, persoonlijke ontwikkelingsplannen en heel veel dat soort dingen, en veel minder op kennis en presteren. Dat is iets wat vrouwen erg aantrekt en mannen juist niet. Zouden we niet veel meer toe moeten naar een keiharde prestatielerarenopleiding, waar kennis er weer toe doet?

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik volg de heer Beertema als het gaat om het belang van kennis in het onderwijs en kennisoverdracht door een leraar die die kennis heeft. Ik volg de heer Beertema ook in het feit dat er veel soft skills worden gevraagd op de pabo's, waar niet iedereen zich bij thuis voelt, sommige vrouwen niet en sommige mannen niet. Het harde onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke stereotiepe kenmerken kan niet zo gemaakt worden, maar het is zeker zo dat een ander pedagogisch klimaat ook andere types leraren zal trekken, waarbij er zeker meer mannen naar de pabo gelokt kunnen worden wanneer je daar ook een ander pedagogisch klimaat vormt.

De heer Beertema (PVV):

Ik vind het wel een heel voorzichtig antwoord. Ik kan die harde knip denk ik wel maken, maar laat ik het aan collega Bruins vragen: hoe komt het volgens hem dat er nauwelijks nog jongens en mannen voor de klas staan?

De heer Bruins (ChristenUnie):

In het kader van mijn initiatiefnota heb ik daar veel wetenschappelijk onderzoek over gelezen. Daar refereer ik ook aan in mijn initiatiefnota. Er zijn veel redenen. Je ziet in veel beroepen dat wanneer het aantal vrouwen toeneemt, het beroep minder aantrekkelijk wordt voor mannen. Dat zie je ook in andere sectoren, met name publieke sectoren. Maar ook aan het toenemend aantal deeltijdbanen in het onderwijs zien we dat mannen vaker graag fulltime of bijna fulltime werken. Het is gek genoeg heel erg moeilijk in het onderwijs om aan fulltimebanen te komen, door de deeltijdcontracten. Als je meer voltijdvacatures zou kunnen creëren in het onderwijs, dan zal je ook meer mannen krijgen, die om de een of andere reden toch vaker de kostwinner willen zijn.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Toch nog even op dit punt. Heeft het ook niet alles te maken met de arbeidsvoorwaarden in het onderwijs?

De heer Bruins (ChristenUnie):

Die hebben er ook mee te maken. Ik denk dat mevrouw Van den Hul dat goed ziet. Ik verval niet graag in stereotypes, maar vergeef het me als ik er een beetje in duik. Over het algemeen zie je dat mannen vaker neigen naar banen met hogere salarissen en dat vrouwen vaker ook de balans tussen werk en privé laten meewegen, met bij voorbaat excuus voor deze neiging tot stereotypering die ik niet wil maken.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Nou, het is geen emancipatiedebat. In die context ga ik graag nog eens verder in op de arbeidsmarktverschillen tussen mannen en vrouwen, maar ik wil in dit verband toch maar even wijzen op de wet van Sullerot. Voor degenen die deze niet kennen: in sectoren waar vrouwen oververtegenwoordigd zijn, gaat het salaris vooral naar beneden. Ik denk dat daar wel degelijk een correlatie in zit. Ik denk ook dat het belangrijk is om voor iedereen de arbeidsvoorwaarden in het primair onderwijs te verbeteren, nog even los van de vraag wat ik vind van het kostwinnersmodel. Maar ik ben blij dat we dat in elk geval met elkaar eens zijn vandaag.

De voorzitter:

De heer Bruins. Ik merk overigens op dat een hoop mannen zich op dit moment verweren buiten de orde van de vergadering om.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Wat een kletskousen zijn we, hè?

De voorzitter:

Nou hè! Typisch mannelijk.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Dat durfde ik niet te zeggen, voorzitter. Het is misschien wel goed om nog op te merken dat het bij de wet die mevrouw Van den Hul noemt, onduidelijk is wat oorzaak en gevolg zijn. Dat is een heel interessant punt om eens samen verder dieper in te duiken, want ik denk dat we hier heel veel goed werk voor de publieke sector kunnen verrichten wanneer we hier meer van gaan begrijpen. Het zegt ook veel over de cultuur in ons land dat dit zo werkt.

De voorzitter:

Meneer Bruins, was u aan het einde van uw betoog gekomen?

De heer Bruins (ChristenUnie):

Nee, nog niet.

De voorzitter:

Dan heeft de heer Azarkan een vraag.

De heer Azarkan (DENK):

Toch even, zodat ik het goed begrijp. Bedoelt meneer Bruins te zeggen dat lagere salarissen misschien ook vrouwen aantrekken? Hoe begrijp ik dat kip-en-eiverhaal van u?

De heer Bruins (ChristenUnie):

Zo kun je het niet stellen.

De heer Azarkan (DENK):

Nee toch?

De heer Bruins (ChristenUnie):

Nee, maar hier gaan we nog eens uitgebreid bijvoorbeeld een mooie hoorzitting over organiseren.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik lees dat zijinstromers en deeltijders sneller voor de klas kunnen worden gezet. Dit is begrijpelijk vanwege de tekorten, maar we hebben de afgelopen jaren juist fors gewerkt aan de eisen en de kwaliteit van de pabo, zoals ik al eerder zei. Het risico bestaat dat er grote verschillen ontstaan tussen enerzijds leraren die de voltijdpabo hebben gedaan en anderzijds deeltijders en zijinstromers. Hoe zorgen we dat we niet inboeten aan volwaardige en goed gekwalificeerde leraren?

De deeltijdaanstelling en de context van mannen die graag fulltime werken heb ik al gehad.

Ik wil ook aandacht vragen voor de subsidie voor zijinstromers, net zoals onder anderen de heren Kwint en Rog. Het potje lijkt op te zijn. Daar moet toch iets aan te doen zijn, wil ik de ministers vragen.

Nog een concreet punt dat bij mij binnenkwam via een brief: zorg dat pabostagiairs ook beschikbaar blijven voor kleinere schoolbesturen. Pabo's sluiten nu mantelcontracten met grote schoolbesturen af en zien de kleinere besturen niet meer staan. Geef studenten zelf de mogelijkheid om een stageschool te vinden. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter, tot slot mijn laatste punt in mijn laatste minuut. Waar de heer Beertema zo veel mogelijk de ouders uit de school wil gooien, ziet de ChristenUnie juist een toekomst door ouders meer te betrekken bij school. Laatst was ik in Hoogezand, waar een gezinsklas is gevormd. Ouders lopen één ochtend in de week mee in de klas en krijgen zo meer inzicht in het gedrag van hun kind op school. Zo staan leraren en ouders schouder aan schouder omwille van het kind. Ziet de minister in deze vorm van ouderbetrokkenheid ook een kans om de ervaren werkdruk te verlagen en zo het vak van leraar aantrekkelijker te maken?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

De heer Beertema heeft nog een vraag.

De heer Beertema (PVV):

Als ik dit voorbeeld zo hoor, dat ik overigens niet ken, slaat de schrik me om het hart. Dit is geen school meer, maar een instelling voor gezinstherapie. Ik kan niet helder op het netvlies krijgen hoe dat de kwaliteit van het onderwijs verbetert, maar zeker niet hoe dat de werkdruk van leraren gaat verlagen of het beroep aantrekkelijker gaat maken. Dit heeft weinig meer met onderwijs te maken, zeg ik.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Als ik met leraren praat over werkdruk, hoor ik dat de werkdruk vaak komt van aan de ene kant het feit dat ze aan regels van de overheid of de besturen moeten voldoen -- formulieren en administratie -- en van aan de andere kant de ouders, die vaak niet schouder aan schouder staan met de leraren, maar tegenover hen, omdat ze ook allerlei eisen stellen. Dus er zijn eisen vanuit de overheid en de besturen en die van de ouders. Het is aangetoond in onderzoek dat ouderbetrokkenheid de belangrijkste factor is in het schoolsucces van een kind. Als je ouders weer kunt betrekken bij school, zoals het hoort, waarbij een school van de ouders en de leraren samen is, waarbij er een waardengemeenschap is van ouders en leraren, waarbij de ouders en de leraren schouder aan schouder staan omwille van de goede ontwikkeling van de kinderen, dan is het werk voor de leraren leuker. Dan gaan ze op een mooie manier met die ouders om. Ouders staan positiever tegenover de leraren wanneer ze meer betrokken zijn bij het onderwijs.

De heer Beertema (PVV):

Dat onderschrijf ik natuurlijk helemaal: een waardengemeenschap met ouders, kinderen en leraren. Maar die kun je natuurlijk op allerlei manieren organiseren. Ik heb het over de tienminutengesprekjes en over de betrokkenheid van ouders bij de voortgang van hun leerlingen. Dat is allemaal hartstikke goed natuurlijk. Ik heb het erover -- dat hoorde ik ook nog gisteren in het gesprek met de schoolleiders -- dat de assertieve ouders van tegenwoordig, die de school in- en uitrennen om verhaal te halen en zo, wat allemaal nog beloond moet worden ook, het probleem zijn. Het voorbeeld dat u geeft, gaat nog vele malen verder. Daar gaan hele gezinnen die kennelijk niet naar hun werk hoeven, die snipperdagen nemen of die geen werk hebben of weet ik veel, op de een of andere manier participeren. Dan weet ik niet meer precies wat meneer Bruins onder die waardengemeenschap verstaat.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Die tienminutengesprekjes zijn inderdaad ouderbetrokkenheid. Eén keer in de maand de luizencapejes wassen is ook ouderbetrokkenheid. Maar ouderbetrokkenheid houdt in dat je echt weet wat er omgaat in zo'n school en hoe jouw kind in de klas is. Als je dat meemaakt en ziet gebeuren, als je daar aandacht voor hebt en als je daar als leraar en ouders samen over in gesprek komt, dan maakt dat het werk van de leraar leuker. Zulke leraren ervaren minder druk, kinderen gaan zich zekerder voelen en beter presteren en ouders hebben meer waardering voor de school. Dit is win-win-win. Uiteindelijk hebben we daar als maatschappij allemaal baat bij.

Meer informatie

« Terug