Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Mestbeleid en Onregelmatigheden Identificatie & Registratie (I&R) runderen

donderdag 13 december 2018

Bijdrage Carla Dik-Faber aan een algemeen overleg met minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Kamerstuknr. 33037

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Het mestbeleid is al heel lang een zorgenkindje. En mijn fractie waardeert de grote inzet van de minister maar begrijpt ook de zorgen van de boeren. Mijn mailbox stroomt vol met verhalen van melkveehouders en ik denk dat we die verhalen allemaal wel kennen.

Het jaar 2018 is inmiddels bijna om. Op 1 januari moeten boeren ervoor zorgen dat de fosfaatproductie overeenkomt met het aantal fosfaatrechten dat ze hebben. Een overtreding geldt als een economisch delict en het is niet ondenkbaar dat hierop een forse boete volgt. De minister roept boeren die te veel melken op om hun verantwoordelijkheid te nemen en ik denk dat dat fair is. Dat is fair naar de boeren die zich hebben ingespannen om rechten en productie in balans te brengen en fair naar de sector als geheel die er belang bij heeft om onder het fosfaatproductieplafond te komen. Er zijn echter boeren die door zijn blijven melken om de bank te kunnen afbetalen, de bank die intussen niet wil helpen om in de kern gezonde bedrijven door het dal te helpen. En volgend jaar volgt er wellicht een boete. Wat een klem voor deze boeren!

Boeren staan voor de keus om fosfaatrechten bij te kopen of koeien weg te doen, maar niet iedere boer heeft duidelijkheid over het bezwaar dat loopt bij de RVO. We weten dat bijna de helft van de bezwaren, 46%, gegrond wordt verklaard. De hoeveelheid extra fosfaatrechten die boeren daarop krijgen, is relatief klein, maar toch is de vraag: wat moeten deze boeren doen? In het gesprek met de RVO hoorden we dat er veel meer bezwaarschriften zijn ingediend dan verwacht en dat de RVO, ondanks dat de formatie bijna verdrievoudigd is, nog niet alle bezwaarschriften heeft afgehandeld. Bijna 3.000 bezwaren moeten nog afgehandeld worden. Wanneer denkt de RVO alle boeren duidelijkheid te kunnen geven?

Uit CBS-cijfers over het derde kwartaal, voorlopige cijfers, blijkt dat boeren fiks gestuurd hebben op fosfaat, want daar komt de productie onder het plafond, maar dat stikstof boven het plafond is gekomen. Ook hierover zijn Europese afspraken gemaakt. Hebben boeren dit voldoende in beeld? Graag een reactie. De CBS-cijfers gaan uit van een fosfaatproductie en die voorlopige cijfers laten een gunstig beeld zien. Tegelijkertijd zijn er te veel fosfaatrechten uitgedeeld en dat is waar we nu tegenaan lopen in Europa. Ik merk dat dit ook veel discussie geeft bij boeren. Kan de minister nog eens toelichten waar het verschil in cijfers vandaan komt?

Voorzitter. Tot slot op dit punt. De melkveehouderij hoort bij Nederland. Het is een sector waar we trots op zijn en waar door boeren met liefde voor hun dieren wordt gewerkt. Het is belangrijk om dat altijd voor ogen te houden en de menselijke maat te blijven hanteren, ook als er maatregelen nodig zijn.

Voorzitter. Dan kom ik op I&R. De brief over I&R is helder. Het is goed dat de minister kiest voor proportionele maatregelen. Het verkorten van de meldtermijn naar drie dagen heeft de minister om praktische redenen, vanuit vooral de vleesveehouderij, niet overgenomen. Vanuit de melkveehouderij wordt hier wel op aangedrongen, maar niets staat boeren in de weg om alsnog snel een melding te doen. Dat de veertiendagentermijn vanaf die datum gaat lopen, helpt daarbij. Graag een reactie.

Wat wel opmerkelijk is, is dat er onderscheid wordt gemaakt tussen commerciële en niet-commerciële houders van dieren. Het I&R-systeem is bedoeld om de voedselveiligheid te borgen. Vanuit die gedachte zou elke overtreding die een risico vormt voor de voedselveiligheid even zwaar gesanctioneerd moeten worden. Waarom is dit onderscheid gemaakt?

Van sommige boeren krijg ik mails dat zij nog steeds bang zijn dat zij ten onrechte als fraudeur worden gezien. Ik zie dat de minister hieraan tegemoet is gekomen. Niet elke afwijking in de I&R-registratie zal worden bestraft met een boete omdat een vergissing menselijk is. Voorzitter, daar wilde ik nog wel even een streep onder zetten!

Dan kom ik op de herziening van het mestbeleid. Het is goed om te lezen dat de minister zich gaat inzetten voor een herziening van het mestbeleid. De uitgangspunten die zij noemt, waaronder het verbeteren van de waterkwaliteit en het verminderen van de regeldruk, zijn goed. Ook het proces met regiobijeenkomsten, een onlinedialoog en een klankbordgroep met ervaringsdeskundigen is aansprekend. Natuurlijk moet het mestbeleid aansluiten bij de visie op kringlooplandbouw. Gelukkig gaat het op veel plekken in ons land ook beter met de kwaliteit van het oppervlaktewater en het grondwater, maar we zijn er nog niet. Een herziening van het mestbeleid biedt kansen om het beleid effectiever te maken en de doelen voor waterkwaliteit ook echt binnen bereik te brengen. Wat gaat de minister daarvoor doen?

We weten dat de grootste problemen met de waterkwaliteit zich voordoen in de zuidelijke en oostelijke zand- en lössgebieden. Generiek beleid leidt ertoe dat je te veel doet in het ene gebied en te weinig in het andere gebied, of je doet de verkeerde dingen. Dit helpt ook niet voor het draagvlak van de maatregelen. Is de minister daarom bereid om te komen tot een regionale aanpak met maatwerk om per gebied en grondsoort te komen tot oplossingen?

Voorzitter. Mestbeleid heeft ook alles te maken met goed bodembeheer. In het licht van klimaatverandering neemt de noodzaak ervan alleen maar toe. Mestbeleid, waterkwaliteit, bodemvruchtbaarheid en klimaat zouden eigenlijk in samenhang bekeken moeten worden. En dat lees ik onvoldoende terug in de brief. Graag een reactie van de minister.

Door het gebruik van natuurlijke mest verbetert het organische stofgehalte en is de bodem beter in staat om CO2 op te nemen. Ook voor periodes van droogte of hevige neerslag, die we zien bij klimaatverandering, is de bodem cruciaal. Neemt de minister de bodem — ik benadruk het nog eens extra — ook mee binnen de herziening van het mestbeleid?

In de brieven las ik, voorzitter, dat bijna de helft van het fosfaat uit dierlijke mest wordt geëxporteerd. Ik ben hier eerlijk gezegd van geschrokken. Natuurlijk wist ik van de export, maar niet dat het zo veel zou zijn. We lezen ook dat de export een dalende trend laat zien, met name die naar Duitsland, en ik denk dat een bezinning op de mestexport wenselijk is, ook met het oog op de visie kringlooplandbouw. Wil de minister dat ook?

Tot slot, voorzitter. Vanaf volgend jaar geldt er een verbod op het gebruik van de sleepvoetbemester voor gras op klei en veen. De minister schetst dat hiervoor alternatieven zijn, maar vanuit de sector horen we dat de voorwaarden voor de toepassing van deze alternatieven, verdunde mest of weidegang, nog niet duidelijk zijn. Wanneer kan de minister hierover duidelijkheid geven? Ik ben op werkbezoek geweest en ik begreep van deze boeren dat het voor hen moeilijk is om zelf te meten wat de verhouding mest en water is, terwijl ze daar wel op afgerekend worden. Herkent de minister dit geluid?

Voorzitter, dit was mijn inbreng in eerste termijn. Ik moet helaas rond een uur of zeven de vergadering verlaten vanwege een ander debat in de plenaire zaal. Maar ik zie uit naar de benadering en ik hoop in ieder geval de gehele eerste termijn bij het debat aanwezig te kunnen zijn. Dank u wel.

De voorzitter:
Dan bent u meteen hierbij verontschuldigd vanaf 19.00 uur. Meneer Moorlag, u heeft een interruptie.

De heer Moorlag (PvdA):
Mevrouw Dik-Faber stelt dat ze zich zorgen maakt over de export van mest. Maar of het nou twintig kilometer over de grens gaat, vanuit Limburg naar Duitsland, of dat het over meer dan 200 kilometer van Limburg naar Groningen, waar ik woon, wordt getransporteerd, in bepaalde periodes van het jaar zie ik de tankwagens heen en weer rijden. Ik maak me daar ook wel zorgen over, maar mijn vraag aan mevrouw Dik-Faber is de volgende. Als zij zegt "ik maak me daar zorgen over" wil ze dan minder exporteren naar het buitenland en, zo ja, waar wil ze die mest dan binnen Nederland laten?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik denk dat het niet de vraag is wat ík wil. Ik zie gewoon op dit moment gebeuren dat de vraag naar mest vanuit het buitenland, in ieder geval vanuit Duitsland, afneemt, omdat Duitsland met nieuwe eisen komt. Er is dus minder ruimte binnen Duitsland om onze mest daarheen te brengen. Ik geloof dat de situatie in Frankrijk op dit moment nog anders is, maar we moeten er rekening mee houden dat ook daar de vraag naar Nederlandse mest gewoon minder wordt. Ik denk dat het goed is om ons daar rekenschap van te geven. Wat wij hier ook van vinden, als dit een autonoom gegeven is, dan moeten we daar wel wat mee.

De heer Moorlag (PvdA):
Bij de coalitiegenoten van mevrouw Dik, het CDA en de VVD, ligt er een taboe op de reductie van de veestapel. Ziet mevrouw Dik-Faber toch ook in dat je dat op een sociale manier en op een geleidelijke manier moet doen? Is dat niet ook voor haar de weg om de mest die wij straks niet meer in het buitenland af kunnen zetten, binnen Nederland beheersbaar te houden?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik denk niet dat het nu heel zinvol is om te gaan praten over beperking van het aantal dieren. Als je daarop gaat sturen, stuur je op de verkeerde dingen. Dat is niet wat ik wil en volgens mij is dat ook niet wat deze coalitie wil. Wat we wel met elkaar hebben afgesproken — dat staat ook in het regeerakkoord — is dat er op basis van het plan van de varkenshouderij een warme sanering komt van een deel van de sector, zodat andere bedrijven die wel door kunnen gaan, meer perspectief hebben. Ik denk dat dat een hele goede stap is en dat het verder niet zo vruchtbaar is om deze discussie op deze manier in te steken.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Dik-Faber.

Meer informatie

« Terug