Bijdrage debat over kindermishandeling

woensdag 31 oktober 2007

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Wij hebben een goed debat gevoerd met de minister, vooral over het uitrollen van de RAAK-projecten. Een zaak is bij mij blijven hangen. Dat betrof een eventueel landelijk coördinatiepunt waarnaar de minister zou kijken in verband met de crisisopvang en de wachtlijsten in de crisisopvang. Mevrouw Agema heeft daarover eerder vragen gesteld. De minister zou daarover overleg voeren met het IPO en hierover voor de begrotingsbehandeling een brief aan de Kamer sturen. Heeft de minister dit overleg al gevoerd en wat zijn daarvan de uitkomsten? Mijn eigen ervaring nu ik de afgelopen week ook heb rondgebeld voor een plaats in de crisisopvang, is dat het voor een privépersoon bijzonder moeilijk is een plaats te vinden en dat de opvang absoluut niet wordt gecoördineerd. Dat altijd in de provincie zelf een plaats moet worden gevonden voor crisisopvang vind ik geen argument. Soms is het juist in het belang van het kind dat het heel ver weg van de ouders in crisisopvang komt omdat de nabijheid een bedreiging vormt voor het kind.

Mevrouw Agema (PVV):
Ik ben buitengewoon verheugd over de woorden van de heer Voordewind en ik sluit me daarbij aan. Ik wijs erop dat ik niet alleen vragen heb gesteld aan de minister over een landelijk digitaal coördinatiepunt, maar dat ik daarover ook een motie heb ingediend. Is het nu beter laat dan nooit, want de fractie van de ChristenUnie heeft die motie niet ondersteund? Bent u daar nu wel voor?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Wij hebben in het debat gesproken over de vraag of een landelijk coördinatiepunt nodig is. Ik heb zelf ervaring opgedaan, maar nog belangrijker is dat de minister aan het IPO zou vragen of het daarmee zou kunnen leven, in hoeverre wij dit kunnen realiseren en of er een noodzaak daartoe is. Ik hoor graag van de minister hoe de stand van zaken is.

Bron: ongecorrigeerd verslag

« Terug