Bijdrage debat over de verlenging van de ISAF-missie in Afghanistan

dinsdag 18 december 2007

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik wil mijn derde termijn beginnen met het nogmaals uitspreken van het grote gevoel van verantwoordelijkheid dat mijn fractie ervaart bij dit belangrijke besluit over de verlenging van de missie in Uruzgan. Het gaat hierbij om een politieke afweging over de inzet van onze militairen, zonen, echtgenoten, vaders en in sommige gevallen moeders en dochters, in, zoals de artikel 100-brief zegt, "een risicovolle missie". Wij treuren mee met de families en de gezinnen die hun vaders of echtgenoten al hebben verloren in de strijd in Afghanistan. De fractie van de ChristenUnie weet zich echter ook verbonden met hen die verdrukt worden of in armoede moeten leven. Vanuit een positie van welvaart en overvloed is Nederland in staat om andere landen die het veel minder hebben dan wij, bij te staan. Dit betekent, zoals de profeet Micha in de Bijbel een jonge koning adviseert op de vraag wat de belangrijkste taak is bij het bestuur van een land: recht doen aan de armen, trouw zijn en nederig blijven. Door de wijze waarop de internationale gemeenschap in de afgelopen zeven jaar Afghanistan heeft kunnen bijstaan, wordt steeds meer recht gedaan aan de Afghaanse bevolking, die 30 jaar gebukt is gegaan onder een oorlog. Afghanistan is het op drie na armste land ter wereld. Het ging gebukt onder een regime dat niets moest hebben van democratie, mensenrechten en bescherming van minderheden. Meisjes en vrouwen kregen er geen onderwijs en hadden geen of zeer beperkte toegang tot gezondheidszorg. De situatie voor 31 miljoen inwoners was uitzichtloos. Daarbij zij gezegd dat ook de dreiging van nieuwe terroristische aanslagen voor de ChristenUnie een reden is om betrokken te zijn bij de opbouw van vrede en stabiliteit in Afghanistan.

Er zijn in de eerste en tweede termijn veel vragen gesteld, ook door onze fractie. Dit laat zien dat de beslissing tot verlenging ook voor de ChristenUnie een worsteling vormde. Wij hebben kritische kanttekeningen geplaatst bij de omvang van de wederopbouwactiviteiten en het civiel maken daarvan, het aandeel van derde landen, de hardheid van de einddatum, de financiën, het bestrijden van de toevoer van nieuwe taliban via het grensgebied met Pakistan en, ten slotte, de cruciale nazorg voor de terugkerende Nederlandse militairen. De ChristenUnie dankt de ministers voor de uitgebreide toelichting op de artikel 100-brief en de aanvullende antwoorden. Voor de fractie van de ChristenUnie was en is voor een weloverwogen besluit van cruciaal belang om te weten dat er bij de verlenging met nog twee jaar alle vertrouwen bestaat dat Nederland een wezenlijke bijdrage aan de wederopbouw in Uruzgan kan leveren, met inbegrip van alle beperkingen en alle onzekerheden. Dat vertrouwen is door deze drie ministers gisteren uitdrukkelijk uitgesproken.

De ChristenUnie is blij met de toezegging van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking in het debat van gisteren om meer ontwikkelingsdeskundigen toe te voegen aan de ambassade in Kabul en aan het PRT. Het eerder genoemde aantal van twee extra OS-werkers gaf voor ons te weinig de gepresenteerde accentverschuiving naar wederopbouw weer. Alleen met voldoende OS-deskundigen kunnen wij samen met de Afghanen bouwen aan duurzame ontwikkeling en wederopbouw in Uruzgan. Het is goed dat de minister de Kamer een plan van aanpak heeft toegezegd om inzichtelijk te maken welke concrete projecten en welke doelen ons in de komende twee jaar voor ogen staan en door wie deze projecten worden uitgevoerd. Hiermee heeft de Kamer straks een instrument in handen om de wederopbouwactiviteiten goed te gaan volgen.

Met betrekking tot het aandeel van derde landen hebben de ministers ons, voor zover dat kon, duidelijkheid gegeven en toegezegd dat er nog voor 1 juli een totaaloverzicht naar de Kamer komt. Ook is de ChristenUnie met betrekking tot de hardheidsdatum van deze missie tevreden met de brief van de SG van de NAVO. Vanaf nu zal de NAVO dus op zoek moeten gaan naar een opvolger voor Nederland in 2010. Dat is nu glashelder.

Als het gaat om de financiën, is de ChristenUnie blij met de harde toezegging van deze minister van Defensie dat de instandhouding van de krijgsmacht door deze missie niet mag worden aangetast. Dit heb ik hem gisteren letterlijk zo horen zeggen. Het is prachtig dat de minister het belang van de motie van de ChristenUnie, de Partij van de Arbeid en het CDA met die strekking onderstreept. Slijtage, vervanging en alle kosten die direct verbonden zijn aan de missie, worden buiten de begroting van Defensie betaald.

Wij danken de bewindslieden voor de toezegging naar aanleiding van de vraag van de ChristenUnie-fractie om teruggekeerde militairen nog beter in beeld te houden, ook na die zes maanden. Dank ook voor de brief daarover en voor de extra aandacht voor de post-actieve militairen.
Ik wil een ander moment kiezen om uitgebreid met de minister verder te praten over de financiële aspecten van de veteranenzorg en de nazorg voor terugkerende militairen. Ik wil dan ook spreken over de eventuele kosten van missies.

Alles afwegende vindt de ChristenUnie het verantwoord om de huidige missie met twee jaar te verlengen. Met deze verlenging maken wij het mogelijk om na de opstart van twee jaar de komende twee jaar te werken aan de eerste overdracht van taken en duurzame wederopbouwprojecten. Mijn fractie heeft er alle vertrouwen in dat na deze vier jaar Nederland een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de stabiliteit en de wederopbouw van de provincie Uruzgan. Mijn fractie stemt daarom in met deze verlengingsmissie. Zij wenst daarbij de militairen en hun familie wijsheid, moed, geduld en vooral Gods zegen toe.

Bron: ongecorrigeerd verslag

« Terug