Bijdrage Joël Voordewind aan VAO Midden-Oosten

donderdag 03 juli 2008

Debat over een AO d.d. 1 juli 2008 over het Midden-Oosten

 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dien een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zich volgens het IOM ruim 300.000 ontheemden in de Ninive-vlakte bevinden;

constaterende dat de veiligheid in de Ninive-vlakte niet gegarandeerd kan worden waardoor internationale organisaties zoals het Rode Kruis en UNHCR, het gebied niet mogen betreden;

overwegende dat de ontheemden in dit gebied, voornamelijk religieuze en etnische minderheden, op dit moment onvoldoende worden bereikt met humanitaire hulp;

verzoekt de regering, gericht middelen vrij te maken voor deze groep ontheemden zodat óók die in voldoende mate toegang krijgt tot humanitaire hulp,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Van Gennip, Van der Staaij en Van Dam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 258 (23432).

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Ik dien een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de intensivering van de relaties tussen Israël en de EU een uitgelezen mogelijkheid biedt om de mensenrechten, de burgerrechten en de voortgang van het vredesproces te agenderen;

verzoekt de regering om zich in het kader van de intensivering van de relaties tussen Israël en de EU, in EU-verband in te zetten voor de oprichting van een subcomité voor de mensenrechten onder de Associatieraad en voor afspraken over de stopzetting van de bouw van nederzettingen en de vermindering van het aantal checkpoints op de Westelijke Jordaanoever,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dam en Van Gennip. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 259 (23432).

Minister Verhagen:

Dan de laatste motie, de motie van de heer Voordewind c.s. over de ontheemden in de Ninive-vlakte. Wij hebben onder andere via onze bijdrage aan de UNHCR specifiek gevraagd om aandacht te besteden aan de positie van ontheemden in Noord-Irak, omdat die extra kwetsbaar zijn. Ik ben best bereid om te kijken naar de mogelijkheid om extra aandacht te vragen voor de ontheemden die op de Ninive-vlakte bivakkeren, maar ik vind het niet wenselijk om alleen humanitaire hulp vrij te maken voor religieuze en/of etnische minderheden. Als dat de bedoeling van de motie is, moet ik aanvaarding ervan ontraden. Ik ben namelijk niet van plan om voor humanitaire ondersteuning te differentiëren tussen ontheemden op grond van religie. Ik ben wel bereid om te kijken naar de mogelijkheid om de totale groep ontheemden in een bepaald gebied betere toegang tot humanitaire hulp te geven indien zij extra kwetsbaar zijn, maar binnen die groep ga ik niet differentiëren op basis van religie. Als ik de motie zo mag uitleggen, laat ik het oordeel over aan de Kamer. Gelet op het aantal ondertekeningen denk ik dat zij de wens van de Kamer vertegenwoordigt.

 

 

« Terug