Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg over de Situatie in Syrië

dinsdag 05 juni 2012

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind aan een algemeen overleg met minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken en minister Hillen van Defensie

Onderwerp:   Situatie in Syrië

Kamerstuk:   32 623

Datum:            5 juni 2012

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ook de fractie van de ChristenUnie steunt de brief van het kabinet en de inzet om de ambassadeur uit Brussel terug te sturen, een politiek signaal.

Vorige week werden wij opgeschrikt door de vreselijke slachting van onder anderen tientallen kinderen in Houla. De minister heeft daarvan gezegd dat de gebruikelijke ontkenningen van het regime elke overtuigingskracht missen. Betekent dat dan dat hij de schuld bij voorbaat bij Assad legt? Ik begrijp dat er nader onderzoek nodig is en dat de VN-Veiligheidsraad mogelijk een onderzoek instelt via het ICC. Het zou de steun van mijn fractie krijgen om op die wijze duidelijk te krijgen wie de schuldigen zijn geweest. De rebellen wijzen naar Assad en Assad wijst naar terroristen en buitenlandse infiltratie. Het zou goed zijn om heel helder te krijgen wie verantwoordelijk is voor deze gruwelijke slachting.

Wat de ontplooiing van UNSMIS betreft houdt de fractie van de ChristenUnie eenzelfde pleidooi. Gekeken moet worden of deze missie met 300 personen robuust genoeg is als er zo veel brandharen zijn in Syrië. Mijn fractie maakt zich grote zorgen over de veiligheid van deze mensen, die naar de onveiligste gebieden in Syrië gaan. Deze mensen moeten worden beveiligd door lokale beveiligers van het regime van Assad. In hoeverre is die bescherming geloofwaardig als de minister zelf ook zegt dat de slachting in Houla is uitgevoerd door het Assad-regime? In hoeverre kunnen wij zo'n missie van de VN laten beveiligen door de lokale mensen? Moet daar geen eigen beveiliging op komen? Hetzelfde geldt natuurlijk als de missie in rebellengebied komt.

Ik kom bij de logistieke ondersteuning door Nederland aan de oppositie. Ik vraag de minister nogmaals of wij nu scherp in beeld hebben wie die oppositie precies is. Human Rights Watch heeft een open brief gestuurd aan de Syrische oppositie waar de honden geen brood van lusten. Zij wordt verweten te maken te hebben met martelingen, kidnappings, executies en bombardementen. Hebben wij scherp aan wie wij deze logistieke ondersteuning geven?

Welk juridisch kader geldt nu precies? Artikel 3 van de Geneefse Conventies houdt in dat alle regels van het oorlogsrecht zouden moeten gelden. Het betekent ook dat het Rode Kruis toegang moet hebben tot de slachtoffers en de krijgsgevangenen. Gebeurt dat ook? Wordt daarop aangedrongen? Wordt erop aangedrongen dat beide partijen het oorlogsrecht hanteren?

Ten slotte en concluderend: het is goed dat de Nederlandse regering betrokkenheid toont bij het leed in Syrië. De cruciale vraag is echter of wij kritisch genoeg blijven ten opzichte van de oppositie. Hebben wij scherp in beeld wie de oppositie is, ook omdat wij weten dat omliggende soennitische landen zoals Saoedi-Arabië en Qatar er alle belang bij hebben om de Syrische oppositie te steunen? Hoe zit het met de ideeën rondom een humanitaire corridor? De vorige keer heeft de minister dat afgewezen. Is het nu een serieuze optie? Zal Annan deze optie serieus bespreken in de VN-Veiligheidsraad van aanstaande vrijdag? Wat vindt de minister ervan?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl


« Terug