Bijdrage Gert-Jan Segers aan AO over Unicef-rapport situatie kinderrechten Caribisch deel Koninkrijk

woensdag 26 juni 2013 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Gert-Jan Segers als lid van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties aan een algemeen overleg met minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Onderwerp:   Algemeen overleg over het Unicef-rapport over de situatie van kinderrechten in het Caribisch deel van het Koninkrijk

Kamerstuk:    31 839

Datum:            26 juni 2013

De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. Ik heb hier voor mij op papier schriftelijke vragen liggen die in november 2011 zijn gesteld door mijn oud-collega's mevrouw Ortega en mevrouw Wiegman. Een van de vragen die zij in 2011 stelden over de situatie van kinderen op Bonaire was de volgende. Deelt u de analyse dat basisvoorzieningen op vele terreinen onvoldoende zijn, zoals voor vrije tijd, voor uit huis geplaatste kinderen, voor naschoolse opvang en bij het ontbreken van ouders? Deelt u de analyse dat kinderen en professionals die met kinderen werken, weinig weten over kinderrechten? Het antwoord dat toen werd gegeven, luidde: nee, ik deel die analyse niet. Als dit overleg iets duidelijk maakt, is het wel dat we nu een stap verder zijn. De stapel rapporten heeft duidelijk gemaakt dat er wel degelijk problemen zijn. Die moeten wij erkennen. Dat het kabinet dat doet, blijkt uit de kabinetsreactie. Daarvoor dank ik de bewindslieden.

Het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) is juridisch bindend voor de 193 landen die het hebben geratificeerd. Daarmee is dit verdrag het breedst geaccepteerde mensenrechtenverdrag ter wereld. Voor Nederland is het verdrag op 8 maart 1995 in werking getreden. Hiermee heeft elk kind dat onder de Nederlandse rechtsmacht valt, recht op de realisatie van zijn rechten uit het IVRK. Dat geldt ook voor kinderen in het Caribisch deel van Nederland. UNICEF schrijft: "De situatie op de BES-eilanden verschilt van die in Europees Nederland, dat is duidelijk. Het is dan verleidelijk om de normen aan te passen aan wat gebruikelijk is, aan wat al heel lang gebruikelijk is. (…) Maar dat is niet aan de orde. De normen die het kinderrechtenverdrag stelt, zijn minimumnormen die gelden voor heel Nederland. De Nederlandse overheid, aan Caribische en Europese zijde, heeft in het naleven van het verdrag een eigen, directe verantwoordelijkheid." Onder die conclusie zet mijn fractie een dikke streep.

UNICEF verdient complimenten voor het rapport, voor het werk dat het fonds voor dat rapport heeft verricht en voor de feiten die hiermee boven tafel zijn gekomen. De Kamer heeft met dit rapport uitvoerige documentatie in handen over de kinderrechten in het Caribisch deel van Nederland. Ik heb over het rapport zeven korte opmerkingen of vragen.

De eerste opmerking gaat over gedwongen prostitutie en mensenhandel. Op dit punt sluit ik mij kortheidshalve aan bij de opmerkingen die de woordvoerder van de PvdA hierover heeft gemaakt. Hij heeft daarover terecht vragen gesteld en wij maken ons daarover grote zorgen.

Mijn tweede punt gaat over het volgende. Het rapport van UNICEF kan worden gezien als een soort nulmeting. Is het kabinet bereid om dit, op basis van deze nulmeting, te blijven monitoren? Is het bereid om te bekijken wat de verbeteringen zijn die worden aangebracht? Daarbij horen ook doelstellingen voor verbetering. Welke doelstellingen heeft het kabinet?

Ik kom op mijn derde punt. De achterliggende oorzaak van de problemen is armoede in veel gezinnen. Zijn de bewindspersonen het met mijn fractie eens als zij stelt dat het verbeteren van het voorzieningenniveau op de eilanden ook de positie van kinderen zal verbeteren? Dit raakt natuurlijk de al langer lopende discussie over het voorzieningenniveau op de eilanden.

Punt vier. UNICEF gaat dit najaar met deze rapporten onder de arm presentaties en voorlichtingen op de eilanden geven. Volgens mijn fractie zou het een grote meerwaarde opleveren als daarbij ook ambtenaren van de verschillende ministeries mee zouden reizen. Ik hoor graag van de regering een reactie op dit voorstel.

Mijn vijfde punt gaat over het volgende. Uit onderzoek blijkt dat kinderen graag betrokken worden bij en graag meedenken over verbeteringen op hun eiland. Zij denken graag mee over hun eigen positie. Het zou mooi zijn als de regering ook op dat punt een toezegging zou doen als die betrokkenheid inderdaad kan worden gerealiseerd.

Het zesde punt gaat over de positie van de Centra voor Jeugd en Gezin op de eilanden en het opzetten daarbij van laagdrempelige opvoedingsondersteuning. Naar ik heb begrepen, is daarbij de vraag groter dan het aanbod. Is de staatssecretaris bereid om te bezien hoe de slagkracht van de centra kan worden vergroot?

Mijn laatste opmerking is dat uit het rapport helder blijkt dat er behoefte is aan een langetermijnvisie. Er is een aanpak op de eilanden nodig waartoe men samen met de gemeenschap moet komen. Zijn de bewindspersonen bereid om in gesprek te gaan met vertegenwoordigers van die gemeenschap? Ik denk daarbij aan lokale kerken en andere maatschappelijke organisaties.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.


« Terug

Archief

« Vorige Volgende »

september 2021

juni

mei

april

februari

december 2020