Bijdrage Carla Dik-Faber aan het plenair debat over het standpunt VNG uitvoering nieuwe WMO

woensdag 05 februari 2014

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan een plenair debat met staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport  

Onderwerp:   Debat over het standpunt van de VNG over de uitvoering van de nieuwe WMO + Dertigledendebat over de stapeling van financiële risico’s bij de decentralisaties

Kamerstuk:    33 841

Datum:            5 februari 2014

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Gemeenten staan voor een gigantische uitdaging. Zij bereiden zich voor op de decentralisaties, maar lange tijd is daarover onduidelijkheid geweest. Het wetsvoorstel betreffende de Wmo zelf ligt pas sinds kort in de Kamer, maar ook nu nog is er bijvoorbeeld geen financiële zekerheid. Het signaal dat de staatssecretaris van de VNG kreeg, is helder: gemeenten hebben er op dit moment onvoldoende vertrouwen in dat zij zullen slagen. Zij zien risico's op het gebied van de samenwerking met zorgverzekeraars. Zij wijzen op de financiële risico's, met name in het transitiejaar. Bovendien vragen zij het Rijk om de regie te nemen in alle transities. De ChristenUnie kan deze zorgen van gemeenten goed begrijpen. Gemeenten moeten straks de uitvoering van de Wmo ter hand nemen. Wij kunnen daarom het signaal niet negeren en moeten er natuurlijk een antwoord op geven.

Vorige week ontvingen wij al een brief van de staatssecretaris. Uit de media heb ik begrepen dat de staatssecretaris ervan overtuigd is dat hij gemeenten tegemoet kan komen in hun "nee". Ik daag hem uit om dit vandaag te herhalen en verder in te vullen.

Wat de regie betreft staat er duidelijk in de brief dat de verantwoordelijkheid voor de transities niet uitsluitend bij gemeenten ligt, maar ook bij het Rijk. Daar zijn niet alleen de gemeenten blij mee. Regie is ook nodig voor het wegnemen van onduidelijkheid bij de vele zorgorganisaties en cliënten. Onderdeel van het voeren van regie zijn de zogenaamde transitietafels. Maar wie zitten daar aan tafel? Cliëntenorganisaties merken terecht op dat het van belang is dat zij hierbij worden betrokken. Wij hebben allemaal een mail gekregen van Ieder(in), waarin wij konden lezen dat het leveren van inbreng bij deze tafels geen sinecure is. Ik wil daarop graag een reactie van de staatssecretaris.

Als het gaat om de regievoering op de drie decentralisaties, had ik graag gezien dat minister Plasterk van Binnenlandse Zaken bij dit debat aanwezig was geweest. Zijn betrokkenheid is niet vrijblijvend. Hoe ziet de staatssecretaris de rol van de minister van BZK met betrekking tot de drie decentralisaties? Er moet een duidelijk antwoord komen op de risico's die in het rapport van het Centraal Planbureau worden geschetst. Een van die risico's wil ik eruit lichten, te weten de schaalnadelen. Laat dit duidelijk zijn: ik ga hier zeker geen pleidooi houden voor het opschalen van gemeenten. Duidelijk is echter wel dat het werkgebied van zorginstellingen vaak niet identiek is aan gemeentegrenzen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik heb een praktische vraag. Ik deel het punt dat mevrouw Dik-Faber aangaf over de aanwezigheid van de minister van Binnenlandse Zaken, die inderdaad de coördinerend bewindspersoon zou zijn op dit punt. Maar dan had de ChristenUnie toch zelf kunnen vragen om zijn aanwezigheid?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dat heb ik gedaan.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Oké, dan stel ik voor dat wij afspreken om van nu af aan te vragen of de minister van Binnenlandse Zaken bij alle debatten over de decentralisaties aanwezig kan zijn. Dan ben je echt bezig met regie voeren, denk ik.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb destijds bij de regeling van werkzaamheden aangegeven dat ik heel graag de minister van Binnenlandse Zaken bij dit debat zou willen betrekken. Het spijt mij ook dat hij er niet is.

Ik ga verder. De opschaling van gemeenten is wat ons betreft niet direct aan de orde, maar het werkgebied van de zorginstellingen houdt zich niet aan gemeentegrenzen. Enerzijds is er het risico van administratieve lasten bij grote zorginstellingen die met meerdere gemeenten te maken hebben. Anderzijds is er het risico dat specifieke zorg, bijvoorbeeld voor een bijzondere doelgroep of identiteitsgebonden zorg, niet meer aan bod komt. Wij hebben hier natuurlijk al veel over gesproken, maar dit onderwerp moet zeker ook op de agenda staan van de transitietafel.

Na de inwerkingtreding van de Wmo zal de staatssecretaris blijvend aansprakelijk zijn voor de mogelijkheden en belemmeringen van de wet. Als er knelpunten ontstaan, zal hij met de nodige maatregelen komen. Kan de staatssecretaris verduidelijken wat deze maatregelen zijn? Deze toezegging is immers op meerdere manieren te interpreteren. Gaat het om extra geld, of hebben we het hier bijvoorbeeld over beleidsaanpassingen? Dat is van belang voor het overgangsjaar 2015.

Een ander punt dat van belang is, is tijdige gegevensoverdracht. Gemeenten hebben globaal zicht op het aantal cliënten dat vanuit de AWBZ naar de Wmo gaat, maar om wie het gaat, krijgen zij pas te horen wanneer zij daadwerkelijk verantwoordelijk zijn. Dit maakt voorbereidingen op de inkoop lastig. Is de staatssecretaris bereid om hierover voor de zomer duidelijkheid te geven?

Ook wil ik vandaag ingaan op de samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars. Onduidelijkheid over de taken van de wijkverpleegkundige moeten zo snel mogelijk weggenomen worden. Wat mij betreft is niet-vrijblijvende samenwerking ook nodig op het gebied van preventie. Preventie zal voor gemeenten steeds belangrijker worden, omdat mensen met de meest uiteenlopende beperkingen een beroep zullen doen op de Wmo. Vroegsignalering kan voorkomen dat mensen uiteindelijk een beroep moeten doen op zwaardere vormen van zorg. Ook op dit punt is afstemming met zorgverzekeraars gewenst. Heeft het kabinet dit scherp? Graag hoor ik hierop een reactie.

Tot slot. 1 januari 2015 nadert snel. De gemeenten hebben duidelijkheid nodig over het wettelijke kader, zodat er op tijd zorg ingekocht kan worden. Dat betekent voor de ChristenUnie zorgvuldig, maar ook snel doorgaan met de behandeling van het wetsvoorstel. De invoeringsdatum staat wat ons betreft niet ter discussie. De gemeenten zitten niet te wachten op uitstel, maar op duidelijkheid.

Mevrouw Leijten (SP):
Een van de dingen die de staatssecretaris aan de gemeenten heeft laten weten, is dat hij volgend jaar gaat monitoren of er financiële gevolgen zijn en dat hij bereid is om dan bij te passen. Omdat de ChristenUnie een van de handlangers van dit afbraakkabinet is, zou ik graag willen weten hoeveel geld er gereserveerd is voor de gemeenten om volgend jaar bij te passen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Allereerst wil ik mij distantiëren van de kwalificatie die de SP-fractie geeft aan het handelen van de ChristenUnie. Ik denk dat wij, anders dan de SP, toch heel goede dingen hebben kunnen bereiken, bijvoorbeeld voor de doelgroep chronisch zieken en gehandicapten. Wat haar vraag betreft: ik heb daarop het antwoord niet. Ik ben blij met de toezegging van de staatssecretaris dat er gemonitord gaat worden en dat hij maatregelen zal nemen als gemeenten in de knel komen. Mijn vraag is of dat financiële maatregelen zijn of andere maatregelen. Als het financiële maatregelen zijn, dan moet daar een mouw aan gepast worden. Ik heb op dit moment niet helder uit welk potje dat geld zou moeten komen. Mocht de SP daar goede voorstellen voor hebben, dan wil ik die uiteraard graag steunen.

Mevrouw Leijten (SP):
De SP is geen handlanger van de sloop van voorzieningen voor chronisch zieken en gehandicapten, ook niet voor een tegemoetkoming overigens. De ChristenUnie is dat wel. We gaan inderdaad zelf over hoe wij dat kwalificeren. Ik maak uit de woorden van mevrouw Dik-Faber op dat er geen bedrag gereserveerd is voor het monitoren van financiële gevolgen. Kan ik dan de conclusie trekken dat mevrouw Dik dit een loze belofte acht van de staatssecretaris aan de gemeenten, of misschien een gratis belofte van de staatssecretaris aan de gemeenten? Hoe kwalificeert de ChristenUnie het feit dat de staatssecretaris wel zegt dat hij de financiële gevolgen gaat monitoren, maar dat hij daar geen geld voor gereserveerd heeft?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik constateer dat de staatssecretaris een belofte heeft gedaan om te gaan monitoren en dat gemeenten daar heel erg blij mee zijn. Daaruit blijkt immers ook duidelijk dat hier niet alleen een verantwoordelijkheid ligt voor de gemeenten, maar dat ook het Rijk zich hierbij betrokken voelt. Dat vind ik winst. Vervolgens is de vraag hoe we dat nader gaan invullen. Gaat het om financiën? Wellicht. Gaat het om andere maatregelen? Wellicht. Ik vind dat de staatssecretaris daar nu een antwoord op moet geven. En ik herhaal wat ik al zei. Als de SP-fractie mogelijkheden ziet om een soort knelpuntenpot in het leven te roepen: be my guest. Komt u met voorstellen. Ik zal die voorstellen dan op hun merites beoordelen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Zo'n knelpuntenpot zou heel gemakkelijk te maken zijn door gewoon de 500 miljoen die bij het Herfstakkoord aan de mensen met de hoogste inkomens zijn gegeven, hiervoor vrij te maken.

Ik heb echter een andere vraag. Volgens mij is het inderdaad heel belangrijk dat we weten wat de gevolgen zijn van de wetgeving. Volgens mij is het belangrijk dat de mensen in het land dat ook weten. Gemeenten moeten weten welke zorg ze moeten inkopen, zorgaanbieders moeten weten waar ze aan toe zijn en de mensen moeten dat ook weten. Steunt de fractie van de ChristenUnie mijn voorstel om het Centraal Planbureau te vragen om door te rekenen wat nu de gevolgen zijn voor mensen en wat de gevolgen zijn voor de werkgelegenheid?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Volgens mij is er al ontzettend veel doorgerekend en bestudeerd. Ik ben zeker bereid om de voorstellen van de fractie van GroenLinks te bekijken. Als dit iets toevoegt aan de doorrekeningen die al beschikbaar zijn, dan ben ik zeker bereid om naar die voorstellen te kijken.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Naar ik aanneem, vindt ook de fractie van de ChristenUnie dat de plannen er niet toe mogen leiden dat er nóg meer banen verloren gaan of dat de koopkracht van mensen er nóg meer op achteruitgaat. Naar ik aanneem, wil ook de ChristenUnie daarover helderheid. Je komt daar alleen maar achter door een doorrekening van het CPB te vragen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik wacht de voorstellen van de fractie van GroenLinks af. Ik zal er zeker serieus naar kijken. Mijn fractie vindt het ontzettend belangrijk dat we zo goed mogelijk de consequenties overzien van beleid dat hier in Den Haag wordt gemaakt. Ik wil erbij zeggen dat we honderd procent zekerheid gewoon nooit kunnen geven. We zetten met elkaar een stap. We geven gemeenten het vertrouwen dat zij hiermee aan de slag gaan. Ongetwijfeld zal er daarbij weleens ergens iets misgaan. Zeker, maar laten we ons met elkaar maximaal inzetten voor het voorkomen dat er zaken misgaan.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Twee derde van de gemeenten zegt nee. De staatssecretaris reageert daarop met het aanbieden van een klaagtafel, een praattafel en een blackjacktafel. Is dat voor de fractie van de ChristenUnie voldoende?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb geconstateerd dat gemeenten "ja, mits" of "nee, tenzij" hebben gezegd. Het was daarbij opvallend dat het mits en het tenzij op dezelfde wijze werden ingevuld. Ik heb die zorgen verwoord in mijn bijdrage. Ik kan ze nog wel even herhalen. Ik heb de samenwerking met de zorgverzekeraars genoemd, evenals de financiële positie in het overgangsjaar en het nemen van de regie in alle transities door het Rijk. Ik vind dat er nu een stap is gezet door het kabinet om tegemoet te komen aan de wensen van gemeenten. Ik vind dat die stap substantieel is. Ik heb er vertrouwen in dat het Rijk en de gemeenten nu samen goed aan de slag zullen gaan om die transitie vorm te geven. Ken ik daarmee op voorhand alle uitkomsten? Nee, die ken ik niet. Ik vind het echter wel van belang dat Rijk en gemeenten hiermee nu samen aan de slag gaan.

Mevrouw Keijzer (CDA):
De drie punten die mevrouw Dik noemt, zijn precies de drie punten waarover heel veel vergaderd gaat worden op grond van het aanbod van de staatssecretaris. Wat schiet een kwetsbare burger daarmee nu uiteindelijk op? Ik constateer maar dat dit voor de fractie van de ChristenUnie voldoende is. Waarvan akte.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
In een periode van transitie moeten partijen altijd veel met elkaar spreken. Dat is onvermijdelijk. Ook de ChristenUnie vindt het ontzettend belangrijk dat we geen bureaucratische processen optuigen en dat we niet vergaderen als het niet nodig is. We moeten vooral inzetten op goede zorg voor onze burgers. We zitten echter nu eenmaal in een periode van transitie. Ik vind het heel belangrijk dat er in zo'n periode een goede afstemming zal plaatsvinden tussen Rijk en gemeenten, tussen gemeenten en zorgverzekeraars, tussen gemeenten en cliëntenorganisaties et cetera. Daarvoor zal toch een bepaalde vorm van een overlegstructuur nodig zijn, want we zitten niet allemaal op eilandjes. Daarmee zou de burger uiteindelijk helemaal niet geholpen zijn.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2014 > februari