Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg Fusies en voorzieningenplanning po en vo

woensdag 05 februari 2014

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan een algemeen overleg met staatssecretaris Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap  

Onderwerp:   Fusies en voorzieningenplanning po en vo

Kamerstuk:    31 288

Datum:            5 februari 2014

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik begin met de kleinescholentoeslag. Er zijn 2.300 basisscholen met minder dan 125 leerlingen. Het mag dan ook duidelijk zijn dat de ChristenUnie zeer blij is dat onze wens die we al hadden uitgesproken in voorgaande debatten, namelijk het behoud van de kleinescholentoeslag en daarmee dus zekerheid voor de kleine scholen, gehonoreerd is. Ik hoop dat de staatssecretaris hierop straks nog concreet ingaat.

Het is goed dat kwalitatief goede scholen die een belangrijke functie hebben in de dorpsgemeenschap of in de regio, deze toeslag niet verliezen. Tegelijkertijd is de perverse prikkel om kleine scholen in stand te houden weggenomen. De toeslag blijft immers ook behouden bij een keuze voor samenwerking binnen de besturen of binnen de regio, die op vrijwillige basis zal plaatsvinden. Ik zeg collega Bisschop na dat het behoud van de kleinescholentoeslag er niet toe moet leiden dat de schoolbesturen achterover gaan leunen. Het gesprek over de manier waarop het afnemende aantal leerlingen opgevangen moet worden, moet met name in de krimpgebieden gaande blijven. Daarmee mag echter geen fusiebonus gepaard gaan. De samenwerking moet echt op vrijwillige basis zijn. We moeten in het gesprek met de staatssecretaris bekijken hoe we de partijen effectief om de tafel kunnen krijgen.

Mevrouw Straus (VVD): Ik heb een verhelderende vraag voor de heer Voordewind. Hij benadrukt expliciet dat er met name in de krimpgebieden gezocht moet worden naar samenwerking, maar er zijn ook kleine scholen in niet-krimpgebieden. De heer Bisschop heeft daarop terecht ook al gewezen. Vindt de heer Voordewind niet dat ook in de niet-krimpgebieden samenwerking moet worden gezocht?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Het is altijd goed om te kijken naar samenwerking, maar we zijn blij dat de kleinescholentoeslag behouden blijft, juist omdat we vinden dat kleine scholen, los van de krimpgebieden, heel goed kunnen presteren. Sterker nog, ze zijn soms zelfs in staat om de benodigde specifieke persoonlijke aandacht te geven aan de leerlingen die een steuntje in de rug nodig hebben. Ik noem het voorbeeld van CNS Ommerkanaal nog maar eens. Die school is een aantal weken geleden uitgeroepen tot "excellente school" in navolging van vorig jaar. Ik heb expliciet aandacht gevraagd voor samenwerking in de krimpgebieden, maar ik vind dat de kleinescholentoeslag sowieso behouden moet blijven voor scholen in niet-krimpgebieden.

Mevrouw Straus (VVD): In krimpgebieden kan die samenwerking inderdaad nodig zijn om überhaupt het onderwijsaanbod in de lucht te houden, maar bij kleine scholen gaat het ook over onderwijstechnische zaken die je kinderen zou moeten aanbieden. Dan heb ik het niet alleen over de kwaliteit van het onderwijs an sich, maar ook over de ruimte om kinderen te laten kennismaken met andere kinderen die ontstaat door de samenwerking met andere scholen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Samenwerking wil ik vooral aan de scholen zelf overlaten. Ik wil het niet verplichten door te dreigen met het weghalen van een kleinescholentoeslag. De onderwijsinspectie heeft voorheen onderzoek gedaan naar de kwaliteit van scholen en heeft geconstateerd dat 93% van de kleine scholen een goede kwaliteit levert. Aan de kwaliteit mag het dus niet liggen. Verder, als scholen dreigen om te vallen, zijn de schoolbesturen primair verantwoordelijk. Ik weet dat in Noord-Nederland gereformeerde scholen de afgelopen twee jaar zelf drie scholen gesloten hebben, omdat ze de kwaliteit niet meer konden garanderen doordat ze onder de maat presteerden. De schoolbesturen zijn dan zelf aan zet om in te grijpen. Als die denken dat het verstandig is om te gaan samenwerken en daardoor het schoolaanbod in de stad of regio te kunnen behouden, is het verder aan hen.

Kleinschaligheid en de menselijke maat in het onderwijs brengen positieve effecten mee. Ik heb er al een aantal opgesomd. Bewijzen van de kwaliteit van kleine scholen in Nederland zijn er ook. Ik heb net het rapport van de onderwijsinspectie al genoemd. De ChristenUnie staat dan ook positief ten opzichte van mogelijkheden voor samenwerking, mits de identiteit van de scholen gewaarborgd blijft. De ChristenUnie wijst daarbij op de gevaren van de druk om te fuseren. Een fusie kan namelijk een bedreiging zijn van de zelfstandige positie van het bijzonder onderwijs zoals christelijke scholen. Prikkels tot fusie mogen niet leiden tot fusiedwang. Dat tast de vrijheid van de inrichting van keuzevrijheid voor ouders aan.

De ChristenUnie steunt de plannen van de staatssecretaris om de fusietoets iets te versoepelen en de leerlingendaling expliciet mee te wegen als rechtvaardigingsgrond. Juist in krimpgebieden blijkt de fusietoets een belemmering, vooral door de bureaucratie die de toets oplevert. Ik heb dat onlangs zelf nog ervaren bij een aantal werkbezoeken, onder andere in de Flevopolder. Daar zegt men: geef ons alstublieft meer de mogelijkheid om tot fusies over te gaan. Het marktaandeel van 50% of meer in een voedingsgebied vormt volgens de fusietoets een significante belemmering voor die keuzevrijheid. Tegelijkertijd wordt de afname van het leerlingenaantal, met name in krimpgebieden, een belangrijke wegingsfactor om fusies toe te staan.

In Friesland is er bijvoorbeeld sprake van een scholenfusie binnen de protestants-christelijke denominatie. Het gaat hierbij om een fusie met een school voor speciaal onderwijs. Hierdoor zou het marktaandeel stijgen van 63% naar 67%, terwijl er wel een substantiële afname van het leerlingenaantal is. Hoe gaat de staatssecretaris dan opteren? Er is een substantiële daling van het leerlingenaantal en toch zien we een stijging van het marktaandeel. Daar zit een spanningsveld. Ik hoor graag van de staatssecretaris hoe hij daarover denkt. Volgens de CFTO valt het oordeel bij fusies in krimpgebieden nu veelal positief uit. Wat is het beeld van de staatssecretaris hiervan?

Vorig jaar heeft de staatssecretaris een landelijk steunpunt leerlingendaling aangekondigd. Scholen zouden hierbij terechtkunnen voor vragen en ondersteuning. Wanneer gaat dit steunpunt van start? Kan de staatssecretaris er iets over zeggen?

De ChristenUnie is tevreden over de resultaten van de wet voorzieningenplanning uit 2008 en de toegenomen autonomie van de schoolbesturen. Het is goed dat de staatssecretaris onder meer de krimpontwikkeling in het voortgezet onderwijs in de gaten houdt. Met name met betrekking tot de administratieve lasten zijn we er nog niet helemaal uit. Uit onderzoek blijkt dat een derde van de ondervraagden zegt dat die zijn toegenomen, dat een derde zegt dat die zijn afgenomen en dat een derde geen verschil ziet. Ziet de staatssecretaris nog mogelijkheden om die lasten verder terug te dringen? Dit was tenslotte toch een belangrijk doel van de voorzieningenplanning in het vo in 2008.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

 

 

« Terug

Archief > 2014 > februari