Bijdrage Carla Dik-Faber aan het voortgezet algemeen overleg VAO Mestbeleid (AO d.d. 26/03)

dinsdag 08 april 2014

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Economische Zaken aan een voortgezet algemeen overleg met staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken

Onderwerp:   VAO Mestbeleid (AO d.d. 26/03)

Kamerstuk:    33 037

Datum:            8 april 2014

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb drie moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Commissie eist dat melkveehouders in hun bouwplan 80% grasland moeten hebben als zij in aanmerking willen komen voor derogatie;

overwegende dat veel melkveehouders hun bouwplan voor 2014 al hebben vastgesteld, hun land al hebben ingezaaid en hierbij zijn uitgegaan van 70% grasland;

van mening dat voorkomen moet worden dat melkveehouders door deze maatregel onevenredig getroffen worden;

verzoekt de regering om in overleg met de Europese Commissie maatwerk toe te passen als zich in 2014 knelpunten voordoen rond de eis van 80% grasland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 106 (33037).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een meerderheid van de Kamer zich uitgesproken heeft voor het afschaffen van de dierrechten zodra er een evenwicht op de mestmarkt is bereikt;

overwegende dat de Europese Commissie nu in ruil voor derogatie van de gebruiksnormen eist dat de pluimvee- en varkensrechten in ieder geval tot en met 2017 gehandhaafd worden;

overwegende dat voorkomen moet worden dat pluimvee- en varkenshouders nog vier jaar in onzekerheid zitten over de status van de dierrechten na 2017;

verzoekt de regering, in gesprek te blijven met de Europese Commissie over de uitvoering van het actieprogramma Nitraatrichtlijn en zich hierbij in te zetten voor het zo spoedig mogelijk laten vervallen van de dierrechten, mits er evenwicht op de mestmarkt is bereikt, en daarbij ook de geplande evaluatie van de Meststoffenwet in 2016 te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 107 (33037).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er in verschillende commissies en werkgroepen wordt gewerkt aan het wegnemen van concrete knelpunten rondom mestverwerking op het gebied van het ruimtelijk beleid;

overwegende dat er veel onduidelijkheid is over de mestverwerkingscapaciteit en de locaties waar mestverwerking kan plaatsvinden;

overwegende dat voldoende mestverwerkingscapaciteit een noodzakelijke voorwaarde is om het nieuwe mestbeleid inclusief een POR-regeling te doen slagen;

verzoekt de regering, op zeer korte termijn in overleg te treden met provincies en gemeenten over het wegnemen van specifieke belemmeringen om mest te kunnen verwerken en de Kamer periodiek inzicht te geven in de gerealiseerde mestverwerkingscapaciteit voor 2015 en verder,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 108 (33037).

Mevrouw Lodders (VVD):
Ik heb een vraag over de tweede motie van mevrouw Dik-Faber met betrekking tot de dierrechten. Wil zij die dierrechten los zien van de derogatie en daarme de derogatie al dan niet in gevaar brengen? In dit verband roep ik in herinnering het debat dat we hebben gehad over de nieuwe Mestwet waarin moties om dierrechten voor met name de pluimveehouderij af te schaffen niet zijn gesteund door de fractie van de ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
We hebben inderdaad in november of december een uitvoerig debat gehad over de mestverwerking en het al dan niet afschaffen van de dierrechten. Dat debat is gevoerd. Ik zie mij nu geconfronteerd met de nieuwe situatie. Een aantal maanden geleden ging ik er nog van uit dat dit gewoon een nationale bevoegdheid is. Ik zie mij nu geconfronteerd met de situatie dat de Europese Commissie hier een stem in gaat krijgen, doordat de dierrechten en de derogatie aan elkaar gekoppeld zijn. Nu kunnen we achteroverleunen en wachten tot 2017 en pas dan gaan kijken hoe Nederland ervoor staat, maar ik vind dat een onwenselijke situatie. We hebben met elkaar ook afgesproken om in 2016 te gaan evalueren. Dus laten we de komende jaren goed in de gaten houden hoe het gaat met de mestverwerking. De Europese besluitvorming staat, dus die kan ik nu niet veranderen. Ook daarover hebben we uitvoerig gesproken, maar binnen die hele context heb ik een motie ingediend om zo veel mogelijk recht te doen aan de toekomstperspectieven van agrariërs.

Mevrouw Lodders (VVD):
Ik denk dat mevrouw Dik-Faber en ik heel dicht bij elkaar zijn gekomen, maar afgelopen november/december was natuurlijk al duidelijk dat met name de pluimveesector zijn mestverwerking op orde had, terwijl de fractie van de ChristenUnie haar steun niet uitsprak. Ik hoop dat we elkaar de komende vier jaar ook kunnen vinden als het gaat om de monitoring en de verdere ontwikkelingen op dit punt.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
We gaan er vast en zeker nog vele debatten over voeren. Ik heb in november/december ook verwezen naar het rapport van het PBL en de WUR. Dat rapport is inmiddels beschikbaar. Ik denk dat ik het hier nu bij kan laten, want de situatie is zoals die is. We hebben op dit moment te maken met de derogatie die is gekoppeld aan de dierrechten. Binnen die status quo heb ik deze motie ingediend.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug