Inbreng Carla Dik ten behoeve van Wijziging Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

donderdag 10 april 2014

Inbreng verslag (wetsvoorstel) van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu inzake wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Onderwerp:   Wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving)

Kamerstuk:    33 872

Datum:            10 april 2014

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel dat verbetering beoogt van de vergunningverlening, toezicht en handhaving in het ruimtelijke domein door de wettelijke borging van de regionale omgevingsdiensten.

Timing

Genoemde leden vragen wat de reden is om dit wetsvoorstel nu in te dienen. Zij wijzen op de in december 2013 aangenomen motie van Remco Dijkstra ( nr. 26956-189) waarin de regering wordt gevraagd te wachten met extra interventiemogelijkheden totdat evaluatie van de omgevingsdiensten heeft plaatsgevonden. De omgevingsdiensten zullen eind 2014 worden geëvalueerd. Tegelijkertijd is afgesproken dat na dit wetsvoorstel er de komende jaren geen wijzigingen zullen plaatsvinden rond de organisatie van de omgevingsdiensten. Genoemde leden vragen hoe dit zich tot elkaar verhoudt. Waarom wordt niet op deze evaluatie gewacht? Is de genoemde evaluatie al begonnen en is het mogelijk de resultaten nog te betrekken bij de wetsbehandeling zodat eventuele noodzakelijke aanpassingen nog kunnen worden meegenomen?

Ook zullen de afspraken uit de package deal van rijk, VNG en IPO nog worden geëvalueerd. Genoemde leden vragen waarom niet op deze evaluatie wordt gewacht zeker nu het VNG aangeeft zich te verzetten tegen de wettelijke borging omdat zij van mening is dat dit geen onderdeel is van de package deal en de samenwerking vooral van onderop vorm moet krijgen.

Mandatering

In het wetsvoorstel worden een aantal bevoegdheden gedecentraliseerd naar gemeenten maar tegelijkertijd min of meer verplicht gemandateerd aan de omgevingsdiensten. Genoemde leden vragen of gemeenten hiermee de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de uitvoering en handhaving voldoende waar kunnen maken. Genoemde leden vragen of de sterke regulering van de uitvoering aan de achterkant niet strijdig is met de juist beoogde verruiming van de afwegingsruimte van taken en bevoegdheden aan de voorkant in de nieuwe omgevingswet.

Draagvlak en top-down vs bottom-up

Genoemde leden constateren, dat ondanks de aanpassingen na de wettelijke consultatieronden zowel VNG als IPO van mening zijn dat het wetsvoorstel te veel top-down is georganiseerd en verder gaat dan de oorspronkelijke afspraken in de package-deal. Genoemde leden vragen waarom niet meer is aangesloten bij deze package-deal en of er gezien genoemde reacties wel voldoende draagvlak is voor dit wetsvoorstel in het werkveld.

Specifiek over het top-down karakter van het wetsvoorstel hebben genoemde leden nog de volgende vragen:

•          Hoe verhoudt de bottom-up systematiek van dit stelsel zich met de in de wet voorgestelde artikelen waarin de staatssecretaris rechtstreeks in gesprek gaat met uitvoeringsdiensten in plaats van met bevoegd gezag?

•          Hoe verhoudt de bottom-up systematiek van dit stelsel zich met de in de wet voorgestelde artikelen waarin vanuit de regering wordt bepaald in welke samenstelling het bevoegd gezag met de omgevingsdiensten moet overleggen in plaats van dit aan het bevoegd gezag zelf over te laten?

•          Hoe verhoudt de bottom-up systematiek van dit stelsel zich met de in de wet voorgestelde artikelen waarin de wet de omgevingsdiensten verplicht om gegevens buiten het bevoegd gezag om aan het rijk  aan te leveren in plaats van via het bevoegd gezag?

Landelijke prioriteiten versus lokale vrijheid

Met het wetsvoorstel wordt het mogelijk om landelijke prioriteiten voor de handhaving te stellen. Het is hierbij niet de bedoeling om een vergaand beslag op de lokale en regionale handhavingscapaciteit te leggen maar wel om het mogelijk te maken om gedurende een bepaalde periode specifieke onderwerpen landsbreed extra aandacht te geven. Genoemde leden zien voordelen in een dergelijke aanpak maar vragen hoe in dit wetsvoorstel wordt geborgd dat inderdaad het primaat bij de lokale en regionale handhaving blijft te liggen en de omgevingsdiensten voldoende eigen beleidsruimte houden. Is niet het risico aanwezig dat geleidelijk de landelijke prioriteiten toch de overhand krijgen? Genoemde leden vragen nader in te gaan op de democratische aansturing van de omgevingsdiensten. Zij missen instrumenten voor de gemeenteraad om te kunnen sturen zoals er wel is met de lokale veiligheidsplannen voor de veiligheidsregio. Hoe kan een gemeenteraad straks eigen prioriteiten op de agenda van een omgevingsdienst krijgen?

Kwaliteitstoets

Burgemeester en wethouders moeten volgens het wetsvoorstel jaarlijks onderzoek doen naar de kwaliteit van de door hen zelf en in hun opdracht door de omgevingsdienst uitgevoerde gemeentelijke taken en de resultaten van dat onderzoek rapporteren aan de gemeenteraad. Evenzo moeten gedeputeerde staten jaarlijks onderzoek doen naar en rapporteren over de kwaliteit van de uitvoering van de provinciale taken aan provinciale staten. Genoemde leden begrijpen dat dit gebeurd met behulp van een digitaal instrument voor zelfevaluatie. Genoemde leden vragen wat dit betekent voor de capaciteit van de organisatie. Zij steunen het idee om in aanvulling op deze verplichte zelfevaluatie mogelijk een collegiale prestatievergelijking in te voeren als dit voor verbetering van de kwaliteit nodig is en niet onvoldoende van zelf van de grond komt. Zij vragen echter of de stelling houdbaar is dat dit geen extra belasting voor gemeenten en provincies met zich meebrengt, omdat hiervoor de basisinformatie kan worden gebruikt die is verkregen uit de zelfevaluaties. Is de meerwaarde van een prestatievergelijking niet juist dat er een stapje dieper kan worden gekeken dan alleen de standaardvragen uit de zelfevaluatie? Bovendien kost een dergelijke analyse toch sowieso tijd? Genoemde leden vragen daarom aan wat voor frequentie wordt gedacht voor de prestatievergelijking. Zij geven in overweging dat het waarschijnlijk effectiever is als deze minder frequent maar wel diepgravender is.

Congruentie met veiligheidsregio’s

Genoemde leden constateren dat wordt gestreefd naar omgevingsdiensten die congruent zijn met de veiligheidsregio’s maar dat huidige grenzen die daarvan afwijken worden gedoogd. Genoemde leden onderschrijven de wenselijkheid van het gelijk lopen van bestuurlijke grenzen, om zo afstemmingsproblemen met het OM te voorkomen. Deze leden vragen wel waarom het functioneren van meer omgevingsdiensten in één veiligheidsregio onwenselijk is als de omgevingsdienst voldoende omvang heeft om aan de taken en kwaliteitscriteria te voldoen?

Inspectieview Milieu

Met Inspectieview Milieu wordt het mogelijk op gestandaardiseerde wijze gegevens uit te wisselen ten behoeve van vergunningverlening, handhaving en toezicht binnen en tussen omgevingsdiensten en andere overheidsorganisaties. Genoemde leden constateren dat hierbij elke omgevingsdienst verantwoordelijk blijft voor de autorisatie van de eigen gegevensbestanden. Tegelijkertijd ontstaat er hierdoor een ingewikkeld rechtensysteem omdat de bevoegdheden van toezichthouders anders zijn dan die van vergunningverleners en handhavers. Hoe wordt voorkomen dat de toegang tot de informatie toch ruimer wordt dan beoogd? Zijn er vragen over de informatiebeveiliging en de privacy opgenomen in de zelfevaluatie?

Genoemde leden vragen of gezien de recente ervaringen met ICT systemen van de overheid, een uitvoeringstoets is gedaan en hoe groot de risico’s zijn op kostenoverschrijdingen en wie deze dragen.

Lagere regelgeving

Genoemde leden constateren tenslotte dat het overgrote deel van de bepalingen in het wetsvoorstel bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt geregeld. Er moet volgens deze leden voor overregulering worden gewaakt. Op basis van het wetsvoorstel is hier echter geen goede beoordeling van te maken. Zij vragen of de onderliggende regelgeving al is uitgewerkt en mogelijk in concept naar de Kamer kan worden gestuurd en wijzen op het belang van een goede uitvoerbaarheidstoets. Zij geven voorts in overweging de AmvB waarin de taken die tot de basisvoorziening van de omgevingsdienst behoren voor te hangen bij de Kamer.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug