Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg Vreemdelingen- en asielbeleid

donderdag 30 januari 2014

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind met de commissie voor Veiligheid en Justitie aan een algemeen overleg met  staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie

Onderwerp:   Vreemdelingen- en asielbeleid

Kamerstuk:    19 637

Datum:            30 januari 2014

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ook ik zal beginnen met een schrijnende situatie. Het betreft het onderwerp kinderen in de cel, waarover de Kamer vele malen heeft gesproken. Afgelopen dinsdag hebben we de publicatie «Papa, ik heb toch niets verkeerd gedaan?» ontvangen. Collega Segers van de ChristenUnie was hierbij aanwezig, omdat ikzelf op werkbezoek was in Egypte.

De Staatssecretaris geeft aan dat voor gezinnen met kinderen grensdetentie vereist is om de familieband vast te stellen. Hij geeft echter niet aan waarom dit in detentie moet gebeuren. Waarom zou dit bijvoorbeeld niet mogelijk zijn in Ter Apel? Dat gebeurt op dit moment ook. Als mensen Nederland over land binnenkomen en niet per vliegtuig, dan worden ze in Ter Apel opgevangen. Daar wordt ook de familieband vastgesteld. Waarom wordt een en ander niet gelijkgeschakeld?

De Staatssecretaris geeft ook aan dat de grensdetentie voor gezinnen met kinderen langer kan duren als de ouders onvoldoende meewerken. In hoeverre kunnen we kinderen verantwoordelijk houden voor het gedrag van hun ouders en hoe verhoudt zich dit tot het VN-Kinderrechtenverdrag? Kinderen worden in dat geval aangemerkt voor het feit dat hun ouders onvoldoende duidelijkheid geven et cetera, waardoor zij zelf langer in grensdetentie moeten zitten. Hoe verhoudt dit zich tot het VN-Kinderrechtenverdrag?

Het bestaansrecht van de grensdetentie berust volgens de Staatssecretaris op het voorkomen van illegaliteit en mensenhandel. Enkele andere collega’s wezen hier ook al op. Ik verwijs wederom naar de situatie in Ter Apel, waar hetzelfde gebeurt. Ik sluit aan bij de vragen van de heer Schouw over de verwijzing naar België. In hoeverre kan er nu daadwerkelijk een causaal verband worden gelegd? De Staatssecretaris noemt in zijn brief de landen Australië, Duitsland, Nieuw-Zeeland, Zweden en Zwitserland, maar gaat enkel maar in op België. Dit doet vermoeden dat die mogelijke aanzuigende werking – de Staatssecretaris betitelt dit als «mogelijke negatieve effecten» – zich minder vaak voordoet in die andere landen. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het in die andere landen dan wel werkt?

Er is een heel duidelijke Kameruitspraak geweest om kinderen niet langer op te vangen in de cel, in detentie. Ik verbaas me er dan ook over dat het wetsvoorstel inzake terugkeer en vreemdelingenbewaring, dat nu ter consultatie voorligt, met geen woord rept over het feit dat kinderen niet langer in die detentie gehouden moeten worden. Kan de Staatssecretaris al iets zeggen over datgene wat er nu in het wetsvoorstel staat? Waarom vertaalt het beleid waarop de Kamer heeft aangedrongen zich vooralsnog niet in dat wetsvoorstel?

Ik kom op het landenbeleid. De Staatssecretaris is in juli in Irak geweest. Hij heeft à la voormalig Minister Leers geprobeerd om de betreffende Minister over te halen om gedwongen uitzettingen naar Irak toch weer toe te laten. De Staatssecretaris heeft daar bot gevangen. Het is nog steeds niet mogelijk. Men zegt dat Irak dit op dit moment absoluut niet aankan. Het ambtsbericht ondersteunt dit ook. De veiligheidssituatie, met name in Centraal- en Zuid-Irak, is verslechterd. De Staatssecretaris gaat wel versoepelen. Wat brengen die versoepelingen dan nu teweeg, als de Staatssecretaris niet gedwongen kan uitzetten? Los hiervan ben ik blij met die versoepelingen. Die versoepelingen gelden niet voor Noord-Irak, terwijl de Staatssecretaris constateert dat er daar sprake is van een verslechtering van de positie van christenen en Yezidi’s. Hoe kan de Staatssecretaris dit rijmen? Deze mensen zouden dan namelijk bij de overheid, in dit geval met name de Koerdische overheid, eerst bescherming moeten vragen, terwijl ze door diezelfde overheid gediscrimineerd worden. Graag ontvang ik hierop een reactie.

Ik breng wederom de positie van de Pakistaanse christenen onder de aandacht, omdat hun situatie weer verslechterd is. Open Doors publiceert jaarlijks een ranglijst en Pakistan stijgt van de veertiende naar de achtste plaats. Kerken worden aangevallen, christenen worden vermoord en aangeklaagd, de blasfemiewet wordt misbruikt. De vorige keer, toen er een nieuw ambtsbericht uitkwam, heeft de Staatssecretaris hierop positief gereageerd. Hij erkende een verslechtering van de positie van christenen. De positie van de ahmadi’s was echter nog slechter. De Staatssecretaris heeft hen vervolgens aangemerkt als risicogroep. Hij heeft dit toen niet gedaan voor de christenen. Ziet hij, op basis van de nieuwste cijfers over die verslechterde positie van de christenen, hiertoe nu wel aanleiding?

Mijn fractie krijgt deze cijfers ook bijna dagelijks door van betrokken mensenrechtenorganisaties die zich het lot van christenen aantrekken. Is de Staatssecretaris nu wel bereid om de christenen als risicogroep aan te merken?

Mijn fractie heeft regelmatig contact met mensenrechtenorganisatie CLAAS (Centre for Legal Aid, Assistance and Settlement), die subsidie krijgt van Buitenlandse Zaken. Indien deze organisatie informatie geeft over asielzoekers die zij kent en die gevlucht zijn naar Nederland, wordt deze informatie door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) terzijde gelegd. De Staatssecretaris heeft de vorige keer aangegeven dat hij bereid was om in gesprek te gaan met CLAAS. Wat is er uit dat gesprek van de Staatssecretaris gekomen? Het zou mijn fractie een lief ding waard zijn als die organisatie – ik ken deze ook persoonlijk, omdat ik er op bezoek ben geweest – serieus genomen zou worden wat betreft de verklaringen van mensen die bedreigd zijn geweest.

Ik kom op Somalië. Er moet een vestigingsalternatief zijn. De situatie in Centraal en Zuid-Somalië is verslechterd. Dan moet je toch door dat Al-Shabaabgebied reizen en loop je gevaar. En dan moet je naar andere gebieden, waar mogelijk geen clan- of familiebanden zijn. Is de Staatssecretaris het met mij eens dat dit een schending kan inhouden van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) op het moment dat iemand zich moet verplaatsen, een vestigingsalternatief moet zoeken en hierdoor ontheemd raakt? Graag ontvang ik een reactie op dit punt.

 Mijn een na laatste punt betreft de opvanggroep Wij Blijven Hier. Ik sluit mij aan bij mijn collega’s die zich afvragen of er niet een soortgelijke regeling kan komen voor de mensen in de Vluchtkerk in Den Haag. Dezelfde vraag geldt ook voor de Vluchtgarage in Amsterdam, waar nog een lijst ligt met mensen die graag in de Vluchthaven opgevangen zouden willen worden. Enkelen staan zelfs op de lijst van voor april, maar worden toch niet toegelaten. Er zit een spanning. Is de Staatssecretaris bereid om met burgemeester Van der Laan te bezien of die mensen toch kunnen doorstromen naar de Vluchthaven?

Tot slot kom ik op de geloofwaardigheid van bekeringen. We ontvangen steeds weer reacties over het feit dat die geloofwaardigheid regelmatig in twijfel wordt getrokken. Hoe kunnen we met elkaar een systeem bedenken? Kunnen de verhoren bijvoorbeeld worden opgenomen, zodat advocaten die opnames kunnen gebruiken? Nu kan een rechter immers alleen maar procedureel toetsen. Ik verneem graag van de Staatssecretaris of er in samenwerking met bijvoorbeeld de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) een betere toetsing kan plaatsvinden dan op dit moment het geval is. We hebben dit eerder bekeken.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug