Bijdrage Carla Dik-Faber aan het plenair debat Wet stelsel openbare bibiotheekvoorzieningen

donderdag 15 mei 2014

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan een plenair debat met minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap   

Onderwerp:   Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen

Kamerstuk:    33 846

Datum:            15 mei 2014

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Het was feest in Veenendaal. In de gemeente waar ik woon, hadden honderden, misschien wel duizenden mensen zich verzameld rondom de oude Scheepjeswolfabriek, al jaren niet meer in gebruik en ook sterk verloederd en tegelijkertijd onlosmakelijk onderdeel van onze lokale geschiedenis. Daarom is het zo mooi dat die oude fabriek een nieuwe bestemming heeft gekregen, namelijk — u raadt het al — die van bibliotheek. En zelfs meer dan dat. Ook de Kunstuitleen en het Historisch Museum hebben er onderdak gevonden. Bij de verkiezing van de beste bibliotheek Van Nederland in dat jaar, 2011, kreeg Veenendaal een 8,2. Daarmee werden we tweede en bijna de beste bibliotheek van Nederland. We waren en zijn er harstikke trots op.

Het verhaal van Veenendaal staat niet op zichzelf. Overal in het land zien wij dat bibliotheken vernieuwen. Waar voorheen het papieren boek en het vergaren van kennis centraal stonden, gaat het nu ook over andere functies. Ik neem maar weer even de bibliotheek van Veenendaal als voorbeeld, die sinds de opening onderdak biedt aan tentoonstellingen, lezingen, debatten, concerten, een breicafé — om toch in de traditie van de scheepjeswol te blijven — en sinds vorige week ook een stadswinkel. De bibliotheek vervult een centrale rol in onze samenleving als het gaat om ontmoeting. Dat willen wij koesteren.

Het is daarom goed dat in dit wetsvoorstel oog is voor deze brede maatschappelijke inbedding van de bibliotheek-nieuwe stijl. Publieke waarden, zoals betrouwbaarheid en pluriformiteit, zijn in de wet verankerd. Ik heb me afgevraagd of je de functies van een bibliotheek wel in de wet moet opnemen. De vijf genoemde functies zijn tenslotte niet limitatief. Anderzijds zullen niet alle bibliotheekvestigingen alle functies aanbieden. Je zou dus kunnen stellen dat deze vijf functies te beperkend, dan wel te veel gevraagd zijn, afhankelijk van het lokale aanbod.

Daar hoort ook een vraag bij. Wat is nu precies de functie van het noemen van die vijf functies in de wet? Ik neem aan dat bibliotheekgebruikers er verder gaan rechten aan kunnen ontlenen. Hoe het ook zij, op zich is het prima dat deze functies in de wet blijven staan om bibliotheken die achterblijven in hun aanbod — ik denk dat we daar eerlijk over moeten zijn, want die zijn er ook — te inspireren. Laat dit artikel in de wet een stimulans zijn voor bibliotheken om na te denken over hun nieuwe rol in de samenleving.

Het is goed dat bibliotheken experimenteren met nieuwe functies en samenwerking zoeken met andere partners. Dat bibliotheken op zoek zijn naar hun rol in de samenleving heeft ook te maken met de revolutie die zich voltrekt, een revolutie in het verzamelen en opslaan van informatie. Digitalisering zorgt ervoor dat mensen googelen voor hun informatievoorziening en steeds vaker een e-book lezen. Afgelopen week hoorde ik iemand uit de boekenwereld zeggen: de vraag is niet of maar wanneer een bibliotheek voor de laatste keer een papieren boek zal uitlenen. En: boeken zullen een nicheproduct worden, zoals langspeelplaten nu een niche vormen. Ik weet niet of het zo ver komt. De trend is echter onmiskenbaar. Het is goed dat bibliotheken hierop inspelen.

De wet die wij vandaag bespreken, dient de bibliotheek-nieuwe stijl in een digitale tijd. Bibliotheken staan voor een fikse uitdaging. Je hebt de oude bibliotheek met papieren boeken, zeg maar de fysieke wereld, die moet samenwerken met de digitale wereld, de nieuwe, digitale bibliotheek. Van nature echter zullen die werelden strijd leveren, omdat de digitale wereld ruimte van de fysieke wereld inneemt. Dat is een spanningsveld.

Tegelijkertijd biedt dit ook kansen. Meer informatie komt voor meer mensen beschikbaar. Die hele transitie staat onder regie van de Koninklijke Bibliotheek. De ondoordringbare ijsberg achter het station Den Haag Centraal krijgt de verantwoordelijkheid voor een samenhangend stelsel van openbare bibliotheken. Het contrast lijkt niet groter te kunnen en toch heb ik er vertrouwen in dat ze zullen slagen. Deze wet is een bevestiging van het beleid dat nu al in gang is gezet, waaronder een gezamenlijke catalogus en collectieplan.

Er is één zaak waarbij ik meer ambitie wil zien, namelijk rond de invoering van één landelijke bibliotheekpas. Het is niet goed dat houders van een bibliotheekpas zijn gebonden aan één bibliotheekorganisatie of aan een woud van pasjes. Dat past niet bij de bibliotheek van de toekomst. Kan de minister aangeven hoe het staat met het voornemen van de bibliotheekbranche om tot de invoering van één pas te komen? We begrijpen dat je in beginsel vanaf begin 2015 met je lokale biebpas overal terecht zou moeten kunnen. Klopt dat? Kan de minister ons inzicht geven in het tijdpad dat de bibliotheekbranche hiervoor heeft en wat er wel en niet kan met die pas vanaf 2015?

Wat de ChristenUnie betreft, laat de landelijke pas niet te lang op zich wachten en verankeren wij de komst ervan ook in de wet. We overwegen nog een amendement op dit punt. Dat zou ook de problematiek van gedifferentieerde tarieven voor niet-ingezetenen kunnen oplossen.

Ik heb nog een aantal vragen over deze wet aan de minister. Er is in de samenleving veel onrust over het sluiten van bibliotheken. Vooral in de kernen en in krimpgebieden moeten bibliotheken hun deuren sluiten. Dit is niet altijd te voorkomen. Toch rept de wet hierover met geen woord. In artikel 6 gaat het over netwerkverantwoordelijkheid, maar dit netwerk wordt niet gedefinieerd. Als alle provinciehoofdsteden een bibliotheek behouden en de rest van de gemeenten niet, is er nog steeds sprake van een landsdekkend netwerk. Toch snapt iedereen dat dit niet de bedoeling kan zijn. Daarom wil de ChristenUnie graag het principe van nabijheid introduceren. Ook hierover overwegen wij een amendement. Een vergelijkbaar amendement van de SP — ik zag er inmiddels ook een van de fractie van 50PLUS langskomen — dat er in elke gemeente een bibliotheek zou moeten zijn, vinden we wat te rigide.

Ik denk hierbij ook aan de positie van bibliotheken of bibliotheeklocaties in de achterstandswijken. De bibliotheek in de Haagse Schilderswijk sneuvelde bijvoorbeeld door bezuinigingsdrift van het Haagse stadhuis, terwijl juist daar bibliotheekvoorzieningen in de wijk zelf heel belangrijk zijn. Een bieb op 2 kilometer afstand in het centrum is misschien best dichtbij als je een boek wilt lenen, maar het is heel ver weg als een bieb een brede functie heeft in de sociale structuur van de wijk. Juist in die wijken willen we dat graag: een plek dichtbij om de sociale samenhang te bevorderen, laaggeletterdheid aan te pakken et cetera. Is er gericht beleid vanuit de rijksoverheid rond dit soort stedelijke probleemgebieden in relatie tot de cruciale functie van bibliotheken?

Jeugdigen betalen in principe geen contributie, tenzij het college van B en W anders besluit. Dan mag ten hoogste de helft van het tarief voor volwassenen in rekening worden gebracht. De minister schrijft dat het in de praktijk zou gaan om 16- en 17-jarigen. Waarop baseert zij dat? Zijn er in Nederland echt geen gemeenten die voor jonge tieners een bijdrage in rekening brengen? De wet sluit dit immers niet uit. Voor digitaal lenen wordt wel jeugdcontributie ingevoerd. Kan dit nu echt niet anders? Als digitaal lenen aan terrein wint, zal dit steeds meer gaan knellen. De minister geeft aan dat er een beperkt bedrag is voor het kopen van e-content en dat de groep jeugdigen een onevenredig groot beroep hierop zal doen als ze kosteloos over e-content kan beschikken. Dit klinkt valide, maar is deze gedachtegang over vijf of tien jaar niet hopeloos verouderd? Wil de minister de ontwikkelingen onder jongeren monitoren en hierover de Kamer regelmatig informeren? Ik heb op dit punt een amendement van de collega van de Partij van de Arbeid meegetekend. Ik steun dat van harte, bijvoorbeeld om voor in ieder geval de AVI-boeken iets te regelen.

Hoe zit het precies met de uitname uit het Gemeentefonds voor de inkoop van e-content? Heeft de minister al duidelijkheid over deze bedragen? De Auteurswet geldt alleen voor fysieke exemplaren van werken. De wetgever heeft de noodzaak ingezien om de publieke taak van de bibliotheken te verbreden naar een divers, ook digitaal aanbod, zo staat in de memorie van toelichting. Intussen is de Auteurswet niet van toepassing. Of dit door Europese richtlijnen wordt verhinderd, wordt onvoldoende duidelijk. De minister schrijft hier woorden als "lijkt" en "waarschijnlijk". Is zij bereid om dit punt in Europa aan te kaarten en voorbereidende stappen te zetten voor een aanpassing van de Auteurswet? Het lijkt me dat alle lidstaten in deze digitale tijd tegen dezelfde problemen oplopen.

In de nota naar aanleiding van het verslag schrijft de minister dat zij er begrip voor heeft als bibliotheken hogere tarieven in rekening brengen voor niet-ingezetenen. Ik vind dit een nogal spannende opmerking. Uit mijn periode als gemeenteraadslid herinner ik me nog levendig discussies over het gesubsidieerde voorzieningenniveau in onze gemeente, zoals het zwembad en het theater, waar bewoners van andere gemeenten van profiteren zonder dat daar iets extra's tegenover staat, noch van de buurgemeenten, noch van de bewoners zelf. Ik vraag me af of die weg bij basisvoorzieningen zoals een bibliotheek wel moet worden ingeslagen. In de praktijk zal iemand lid worden van de dichtstbijzijnde bibliotheek. Mensen kunnen er zelf niets aan doen als in hun eigen gemeente geen volwaardige bibliotheekvoorziening bestaat. Dit is nu in acht gemeenten het geval. Is de minister bereid om afspraken te maken met de VNG en de VOB over het beperken van differentiatie in tarieven voor ingezetenen en niet-ingezetenen? Dat is voor mijn fractie belangrijk.

Kan de minister nog eens helder toelichten wat de rol van de provincies is? In de memorie van toelichting wordt gesproken over "waar sprake is van een duidelijke meerwaarde". Er zijn nu twaalf en straks vijf provinciale ondersteuningsinstellingen die het interbibliothecaire leenverkeer verzorgen. Het IBL lijkt echter op zijn retour, omdat steeds meer digitaal beschikbaar komt. Waarom dan toch zo veel aandacht hiervoor in de wet? Waarom dan nog de provinciale ondersteuningsinstellingen in de lucht houden? Ook de Raad voor Cultuur heeft geadviseerd om het IBL landelijk te organiseren. Ik krijg de indruk dat de provinciale betrokkenheid erbij wordt gesleept vanwege het behoud van provinciale subsidies. Dat kan natuurlijk een heel goede reden zijn, maar dan moeten we daarover wel helder zijn. Waarom kiezen we niet voor een meer open regeling in de wet, zodat de branche in de toekomst een andere route kan kiezen om het IBL in de lucht te houden? Ik overweeg ook op dit punt een amendement; graag een reactie van de minister.

Mijn laatste punt, de laaggeletterdheid, is al eerder door anderen aan de orde gesteld. Ik heb eens een interview gelezen met iemand die laaggeletterd is. Op het oog was het een gezonde vijftiger, maar in werkelijkheid was het iemand die moeilijk een baan kon houden, die continu smoezen verzon om zijn laaggeletterdheid te verbergen. Hij schaamde zich daar ongelooflijk voor. In ons land gaat het maar liefst om 1,1 miljoen mensen. De minister heeft in de nota naar aanleiding van het verslag verduidelijkt wat laaggeletterden hebben aan dit wetsvoorstel. Ik ben overtuigd van de goede intenties, maar ik vraag mij af of wij deze mensen wel zullen bereiken. De wet gaat over bibliotheken. Bibliotheken kunnen laaggeletterden natuurlijk helpen, maar deze mensen komen niet naar de bibliotheken. Hoe verhoudt deze wet zich precies tot het Actieplan laaggeletterdheid, dat tot 2015 loopt? Wanneer worden wij over de voortgang en de resultaten hiervan geïnformeerd?

In de NRC van een paar dagen geleden las ik dat regelmatig bibliotheekbezoek het geluk meer verhoogt dan een salarisverhoging van €1.666. Daar heb ik verder niets aan toe te voegen.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2014 > mei