Bijdrage Carla Dik-Faber aan het plenair debat over schaliegas

donderdag 05 juni 2014

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Economische Zaken aan een plenair debat met minister Kamp van Economische Zaken  

Onderwerp:   Debat over schaliegas

Kamerstuk:    33 952

Datum:            5 juni 2014

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Terwijl in heel Nederland wordt gewerkt aan meer schone energie wil deze minister het aanboren van nieuwe fossiele bronnen mogelijk maken. Hij doet alsof we met schaliegas een stap vooruit doen, maar eigenlijk gaat hij terug in de tijd. Fossiele energie is niet meer van deze tijd. 170 gemeenten en negen provincies hebben zich schaliegasvrij verklaard. Dat is niet voor niets. Naast de vervuiling die het mogelijk met zich brengt, ligt ook het gevaar van de carbon bubble op de loer. De minister lijkt zich rijk te rekenen met moeilijk winbaar gas, terwijl grote overwaardering van de mondiale olie- en gasreserves dreigt. Investeren in hernieuwbaar is economisch en ecologisch gezien de enige verstandige keuze.

Terwijl de minister via de plangebieden al op weg is naar schaliegaswinning in Nederland, is er nog steeds geen onderbouwing voor nut en noodzaak van die schaliegaswinning. Sterker nog, schaliegaswinning kan de omslag naar schone energie zelfs vertragen. In het onderzoek van CE Delft wordt uitgegaan van een minimaal en maximaal winningsscenario. Wat echter niet wordt meegewogen is een scenario zonder schaliegas. Wil de minister ook dit scenario meewegen, waarbij de investeringen naar hernieuwbare energie en naar energiebesparingen gaan?

Weegt de minister bij nut en noodzaak ook de schade voor de agrarische exportpositie mee? Ik noem de gemeente Noordoostpolder, Agri Valley, exporteur van pootaardappelen naar 74 landen wereldwijd. In de VS wordt voedsel uit schaliegasgebieden al geweerd uit industrie en horeca. De schade van schaliegas kan dus groter worden dan de baten.

Voor het plangebied lijkt de minister in de conceptnotitie veel gebieden bij voorbaat uit te sluiten, zoals de drinkwatergebieden. Voor de ChristenUnie wordt het zoekgebied echter wel heel ruim opgevat. Het lijkt mij voor de hand liggen om goed te luisteren naar het advies van de waterbedrijven. Het gaat hier immers om bescherming van ons drinkwater. Zij zetten er grote vraagtekens bij. Waarom geldt de uitzondering alleen voor de 25 jaar-beschermingsgebieden? Waarom is gekozen voor een diepte van 1.000 meter als grens en niet voor de volledige diepte? Dit levert grote risico's op voor milieu en volksgezondheid. Er zou bij wijze van spreken op 1.001 meter onder de grond bij een drinkwaterbron geboord kunnen worden. Wil de minister ook buiten de drinkwatergebieden kijken naar de impact op grondwater? Zelfs de boringvrije zones, ingesteld door de provincies, worden niet bij voorbaat uitgesloten. Dit zijn toch niet voor niets boringvrije zones? Neemt de minister de provinciale regelgeving eigenlijk wel serieus?

De ecologische hoofdstructuur en beschermde natuurmonumenten worden niet uitgesloten van schaliegasboringen. Waarom heeft de minister gekozen voor definitie "stedelijke gebied" en niet "verstedelijkt gebied" of het instrument van de rode contouren, waardoor ook dorpen zoals Lopik en Bunnik beschermd worden?

Het boren bij breuklijnen wordt door deskundigen afgeraden. Dit zou ook bij Boxtel tot een negatief advies moeten leiden. Cuadrilla lijkt luchtig te doen over het direct stopzetten van boringen wanneer aardbevingen worden geconstateerd. Maar is dit wel verantwoord? We weten nog weinig van de bevingsrisico's van schaliegasboringen. Wordt ook het Staatstoezicht op de Mijnen betrokken bij onderzoek en toezicht op schaliegasboringen, ook om te adviseren over de risico's op aardbevingen?

In de onderzoeksopzet lijkt een onrealistisch scenario gekozen te zijn voor de voorbeeldwinning. Er wordt uitgegaan van dertien boorlocaties. Dit lijkt gunstig uit te pakken voor het milieu. Bij de discussie over nut en noodzaak wordt echter gesproken over een maximaal winningsscenario. Dit heeft een veel groter milieu-impact, omdat het dan misschien wel om honderden boorlocaties gaat. Hanteert de minister ook voor het onderzoek naar milieu-impact een realistisch scenario?

Bij veel gemeenten, provincies en waterschappen leeft nog veel onduidelijkheid over de verhouding tussen de Structuurvisie Ondergrond en de Structuurvisie Schaliegas. Het ligt voor de hand dat de Structuurvisie Ondergrond het kader schept voor de Structuurvisie Schaliegas. Waarom kiest de minister dan voor afzonderlijke processen? Het valt op dat medeoverheden en andere belanghebbenden nauw betrokken zijn bij de Structuurvisie Ondergrond, maar nauwelijks bij de Structuurvisie Schaliegas. Kan de minister toezeggen dat hij medeoverheden nauw betrekt bij beide structuurvisies?

Ik zie tot mijn spijt dat mijn tijd op is. Ik had nog een enkele opmerking willen maken over de Mijnbouwwet. Ik hoop dat de minister de positie van lokale overheden en waterschappen ook in de Mijnbouwwet wil opnemen.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2014 > juni