Bijdrage Joël Voordewind aan het voortgezet algemeen overleg Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)

donderdag 03 juli 2014

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan het voortgezet algemeen overleg IMVO

Onderwerp:   VAO Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) (AO d.d. 3/4)

Kamerstuk:    26 485

Datum:            3 juli 2014

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb twee moties, die ik meteen zal voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse kledingsector in zijn plan van aanpak stelt dat hij de structurele schending van arbeids- en mensenrechten in de sector gaat aanpakken, maar dat het actieplan mikt op 50% ondertekening van deelname aan het project;

overwegende dat volgens onderzoek van FNV Mondiaal en de Landelijke India Werkgroep over uitbuiting en gebonden arbeid van circa 100.000 jonge kinderen en tienermeisjes in de Zuid-Indiase kledingindustrie blijkt dat de meeste Nederlands kledingbedrijven niet of nauwelijks inzicht geven in hun aanpak van dit structurele probleem;

verzoekt de regering, bij de brancheorganisaties in de kledingsector aan te dringen op 100% actieve en zichtbare deelname aan verbeterprojecten en om ketentransparantie van kledingbedrijven als voorwaarde te stellen voor een succesvolle uitvoering van het Plan van Aanpak,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 181 (26485).

De heer Voordewind (ChristenUnie):
De tweede en laatste motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Nationaal Actieplan bedrijfsleven en mensenrechten aangeeft dat het duurzaam inkoopbeleid van de Nederlandse overheid ten aanzien van sociale criteria en mensenrechtencriteria in de consultaties negatief wordt beoordeeld en dat volgens SOMO blijkt dat de Sociale Voorwaarden onvoldoende worden toegepast;

overwegende dat een effectief sociaal verantwoord inkoopbeleid leidt tot verbetering van arbeids- en mensenrechten in productieketens van toeleverende bedrijven;

overwegende dat een eenduidige set criteria voor de sociale voorwaarden bij het inkoopbeleid nodig is, waarbij de OESO-Richtlijnen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights leidend moeten zijn;

overwegende dat de Toolkit "Kinderarbeidvrij inkopen door overheidsinstanties" een goed hulpmiddel is voor de overheid;

verzoekt de regering dan ook, met alle betrokken ministeries tot een verbeterde en effectieve toepassing van de sociale criteria en mensenrechtencriteria in het inkoopbeleid te komen en een eenduidige toepassing van de Sociale Voorwaarden te stimuleren bij de decentrale overheden en medeoverheden;

verzoekt de regering tevens, de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hierbij het voortouw te laten nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 182 (26485).

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

 

« Terug