Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg Passend onderwijs

donderdag 03 juli 2014

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan een algemeen overleg met staatssecretaris Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Onderwerp:   Passend onderwijs

Kamerstuk:    31 497

Datum:           3 juli 2014

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Het is goed dat we hierover spreken, gezien de hoeveelheid mails en de zorgen die er zijn. Soms hoor ik op verjaardagsfeestjes moeders wanhopig vragen wat zij nu met hun autistische kind moeten doen, dat soms nog maar twee of drie dagen naar school gaat, omdat het gewoon te druk is voor die kinderen op school, waarop de ouders in de knel komen te zitten met de leerplichtambtenaar. Een halfjaar geleden gaf ECPO code oranje. Inmiddels is het code groen. De staatssecretaris schrijft in zijn brief ook dat we klaar zijn voor passend onderwijs per 1 augustus. Tegelijkertijd krijgen we die grote en verontrustende signalen. De moeder van Bram en Bram zelf zijn hier al langs geweest bij de hoorzitting. Hoe kunnen we nu ervoor zorgen dat er veel minder kinderen thuis komen te zitten dan op dit moment het geval is? De schattingen lopen uiteen van 5.000 tot 16.000 leerlingen. Ik heb zelfs het getal gehoord van 20.000 leerlingen. Dat zijn niet allemaal leerlingen die niet naar school zouden kunnen gaan. Daar zit een groep bij die wel naar school zou kunnen gaan. Een derde daarvan blijkt autisme te hebben. Ik steun het voorstel van collega Ypma: moeten we niet kijken naar een gedeeltelijke leerplicht voor deze kinderen? Dat lost het probleem op zich nog niet op, want als ze gedeeltelijk thuiszitten, hebben we nog steeds hetzelfde probleem. Het gaat er wel om, te bezien of de wet op dit moment voldoende rekening houdt met individueel maatwerk. Ik vraag aan de staatssecretaris om te bezien of er toch niet meer flexibiliteit ingebracht kan worden, zodat de ouders die te maken hebben met kinderen die af en toe een dag thuiszitten, niet meteen een melding krijgen, weer naar de leerplichtambtenaar worden gestuurd en vervolgens misschien wel Jeugdzorg op hun dak krijgen, omdat de ouders die kinderen thuis houden. Wil de staatssecretaris daarvoor maatwerk proberen te regelen met de instellingen?

Mevrouw Ypma heeft een website in het leven geroepen voor de knelpunten. Dat zeg ik met alle respect, want ik vind dat wij ons de bestaande zorgen moeten aantrekken. Tegelijkertijd kennen we het Steunpunt Passend Onderwijs van de oudervereniging Balans. Ik vraag de staatssecretaris om ouders duidelijkheid te geven over waar zij met hun klachten terechtkunnen. Het is duidelijk dat de ouders eerst naar de school gaan als zich problemen voordoen bij het geplaatst krijgen van een kind. Als zij constant weer een weigering krijgen, hoe dan verder? Er zijn ouderconsulenten, maar ik begrijp dat ook zij er soms niet doorheen komen. Dan verwijs ik maar door naar het samenwerkingsverband, maar daar loop je tegen dezelfde bestuurder aan die het kind heeft afgewezen. Er moet een meldpunt zijn. Is dat volgens de staatssecretaris de oudervereniging Balans, die klachten ook inventariseert? Heeft de staatssecretaris daar rechtstreeks contact mee? Weet hij wat voor klachten daar binnenkomen? Het lijkt mij goed om als laatste redmiddel voor ouders een adres te hebben waar zij met hun klachten naartoe kunnen.

De staatssecretaris zei in de aanloop naar het wetsvoorstel steeds: regulier onderwijs waar dat kan, en speciaal onderwijs waar het moet. Dan denk ik ook aan tijdelijke oplossingen. Als wij meer kinderen op het regulier onderwijs zouden willen hebben, om van dit stempel af te komen, moeten we ook bij het regulier onderwijs een ondervanging hebben. In de reboundvoorzieningen was dat mogelijk. Ik lees nu dat Herstart en Op de Rails worden wegbezuinigd. Dat lijkt mij de verkeerde kant opgaan. Het kan immers zijn dat deze reboundinstellingen juist nog meer nodig zullen zijn als wij meer kinderen in het regulier onderwijs krijgen. Hoe houden wij die reboundvoorzieningen goed in de benen, zodat we een vangnet kunnen blijven houden voor kinderen die even uitvallen? Is de staatssecretaris het met mij eens dat de tijd in zo'n reboundinstelling beperkt moet blijven tot bijvoorbeeld tien weken, lang genoeg om een diagnose te stellen en een passende oplossing te vinden? Kinderen moeten niet een jaar of twee blijven zitten in een reboundinstelling. We moeten ook in die instellingen ervoor zorgen dat kinderen kwalitatief goed onderwijs blijven krijgen en dat het niet een soort bezigheidstherapie wordt.

Ik kom op het volgende punt, meervoudig gehandicapte kinderen. Er is 10 miljoen weggevallen voor die leerlingen die onder de AWBZ vallen. Per 1 augustus vervalt deze regeling en gaat het geld naar de gemeenten. Het gaat om 10 miljoen, maar dat geld wordt natuurlijk verspreid over alle gemeenten. We hebben het over 4.500 leerlingen met een heel afgebakende problematiek, om kinderen die persoonlijke hulp en begeleiding nodig hebben. Mijn zorg is of die kinderen wel de juiste zorg en begeleiding houden. Ik heb daar ook gesprekken over gevoerd. Moet dat budget niet in stand blijven? Sneeuwt deze groep leerlingen niet onder in het stelsel van passend onderwijs? Een optie zou kunnen zijn om meervoudig gehandicapte kinderen toch onder te brengen in een apart cluster, omdat hun problematiek zo afgebakend is.

Dan het grensverkeer in verband met SBO-scholen. Nog steeds zitten kinderen in andere regio's dan waar zij zelf wonen, op SBO-scholen, maar het samenwerkingsverband weigert om te betalen in de regio waar de school zit. Soms kunnen er in een regio drie SBO-scholen zijn. Normaal volgt het geld de leerling, maar in dit geval wordt dat afgebakend naar regio's. Zou de staatssecretaris willen kijken naar die grensoverschrijdende situaties?

Ik ondersteun de opmerking van de collega's over diabetici. Kan de staatssecretaris ervoor zorgen dat er een oplossing komt?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

 

« Terug