Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg over de Nederlandse bijdrage aan NAVO-missie Afghanistan

dinsdag 11 november 2014

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken aan een algemeen overleg met  minister Koenders van Buitenlandse Zaken, minister Hennis-Plasschaert van Defensie en minister Opstelten van Veiligheid en Justitie

Onderwerp:   Nederlandse bijdrage aan NAVO-missie Afghanistan

Kamerstuk:    29 521

Datum:           11 november 2014

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ook ik heet de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken van harte welkom in de commissie Buitenlandse Zaken. We hebben goede ervaringen opgedaan tijdens de toenmalige samenwerking in het kabinet in de periode 2007-2010. Ik heb het volle vertrouwen in een goede samenwerking met deze minister.

We bespreken met deze minister meteen de missie in Afghanistan, een land waarin de corruptie groot is, de taliban hun invloed zien groeien en de opiumteelt afgelopen seizoen een recordoogst gaf. Het is een heel lastige context om in te werken. Het is de vijfde missie van Nederland, heb ik uitgerekend. De missie zal twee jaar gaan duren.

We kunnen over van alles en nog wat praten als het gaat om de versterking van de veiligheid, maar als de politieke oplossing, de toenadering tot de taliban met alle voorwaarden die in de brief staan, niet van de grond komt, dan blijven we pleisters plakken. Natuurlijk moeten we niet stilzitten en achteroverleunen, maar als we tot een duurzame oplossing willen komen, kunnen we er niet omheen om met de taliban samen te werken. Ik vraag de minister van Buitenlandse Zaken dan ook wat Nederland gaat inbrengen binnen de NAVO om, hoewel het een Afghaans proces is, toch vooral zo veel mogelijk te faciliteren en te stimuleren dat het gesprek met de taliban weer op gang wordt gebracht.

Ik kom te spreken over de wijdverbreide corruptie. Afghanistan staat in de ranglijst van Transparency International helemaal onderaan in het rijtje met Noord-Korea en Somalië. Hoe kunnen we vertrouwen hebben in de nieuwe regering als het gaat het om investeren in het land, ontwikkelingssamenwerking en versterken van de vrouwenrechten? Wat doet de internationale gemeenschap om te voorkomen dat ons belastinggeld in een bodemloze put terechtkomt? Ik krijg daarop graag een reactie.

De maakbaarheid van de wereld is betrekkelijk. Dat hebben we gezien bij andere missies in de wereld. Ook bij deze missie zal dat zo zijn. We kunnen niet achteroverleunen, zoals ik al zei. Daarom is het goed dat we vandaag de missie Resolute Support bespreken. De ChristenUnie heeft daarbij aandacht voor de criteria in het toetsingskader, de haalbaarheid, de duurzaamheid, de risico's voor onze mensen en de geïntegreerde benadering.

Allereerst de haalbaarheid. Het kabinet lijkt te kiezen voor een kale trainingsmissie, in tegenstelling tot de vorige. De brede versterking van de rechtsstaat zal gedaan worden via het LOFTA (Law and Order Trust Fund for Afghanistan) en zal beperkt gefinancierd worden via het rechtsstaatprogramma. Als ik terugkijk naar de geïntegreerde benadering zoals we die hebben aangezet in Kunduz, vraag ik het kabinet waarom het niet heeft gekozen voor dezelfde benadering voor Mazar. Waarom wordt daar niet ook de justitiële keten versterkt? Waarom doen we dat versnipperd via allerlei fondsen? Dat zou toch een concentratie van onze inzet, kennis en middelen zijn in de plaats waar we in ieder geval het eerste jaar actief worden?

Ik sluit mij aan bij collega Servaes, die vraagt hoe het kan dat we helemaal geen kwantitatieve doelstellingen meer formuleren en dat we in de breedte maar aansluiten bij de doelstellingen van de NAVO-missie. Hoe gaan we straks dan monitoren? Hoe gaan we straks evalueren wat we precies hebben gedaan? Moeten we niet toch zoeken naar een nulmeting, naar middelen en misschien naar subdoelen in de breedte van de missie om te zien wat wij straks hebben neergezet na die twee jaar?

In de schriftelijke beantwoording staat dat de situatie van de Afghaanse veiligheidsdiensten gebrekkig is vanwege een gebrek aan eigen luchtsteun en problemen in de logistieke keten. Dat wordt zelfs aangemerkt als een groot probleem waardoor de positie van de Afghaanse veiligheidsdiensten verzwakt is ten opzichte van de taliban. Als dat toch een belangrijke omissie is, een belangrijk zwaktepunt, wat doet de NAVO dan om die prioriteiten wel helder te stellen voor de luchtsteun en de logistieke keten? Moeten we niet veel meer daarop inzetten?

De salarissen betalen we nu voor een deel, maar de troepen worden weer teruggebracht tot minder dan 350. Worden er nu niet mensen opgeleid die we straks weer moeten ontslaan?

Dan de risico's. Zijn onze mensen voldoende beschermd, ook wat betreft de afhankelijkheid van derden, Duitse, Deense helikopters, op het moment dat ze moeten evacueren? Dat geldt ook voor de vervoermiddelen over de weg. We zijn daarbij afhankelijk van de Duitsers. Op het moment dat die voertuigen niet beschikbaar zijn, zitten we gevangen in onze eigen compounds. Is dat geen grote beperking?

Er is terecht heel veel aandacht voor vrouwenrechten, ook weer in deze missie. Maar wat ik mis, is de bredere agenda zoals die eerder werd gehanteerd voor de rechten van minderheden, inclusief de aandacht voor geloofsvrijheid. Alsnog staat er in de grondwet de doodstraf op bekering. Ik vraag daarvoor met klem de aandacht van het kabinet.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2014 > november