Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Voedsel

dinsdag 09 december 2014

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Economische Zaken aan een algemeen overleg met staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken en minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Onderwerp:   Voedsel

Kamerstuk:    31 532          

Datum:           9 december 2014

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. We hebben vanavond een lange agenda met 22 agendapunten. Op de agenda staat ook een groot aantal rapporten, onder andere van het Wereld Natuur Fonds en van Oxfam Novib. Het valt me op dat deze adviezen in de kabinetsreacties allemaal worden gekwalificeerd als ondersteuning van het kabinetsbeleid. Dat klinkt goed, maar vervolgens gebeurt er niets. Ik mis echt het gevoel van urgentie. Waarom leiden deze rapporten niet tot een concretere en ambitieuzere koers? In sommige gevallen wordt naar Europa verwezen, maar de Staatssecretaris of de Minister kan toch ook een bepaald onderwerp agenderen bij de Landbouwraad? Ik krijg hierop graag een reactie.

2014 was het jaar tegen de voedselverspilling, maar wat hebben we nu bereikt? Ik heb het idee dat we eigenlijk nog maar net begonnen zijn. Er zijn stapjes gezet door de Alliantie Verduurzaming Voedsel, ook in samenwerking met de voedselbanken. Tegelijkertijd lukt het nog onvoldoende om voedselverspilling terug te dringen. Mijn collega Klaver zei het ook al. Ik ben blij met het standpunt van het kabinet dat de Europese doelstelling van 30% minder verspilling in 2025 geen afzwakking mag betekenen van het Nederlandse beleid. Intussen ben ik wel benieuwd naar de Europese aanpak van voedselverspilling. Nu wordt voedselverspilling vaak benaderd vanuit het perspectief van afval, maar is verduurzaming van voedselsystemen niet een veel betere aanvliegroute? Ik vraag de Staatssecretaris of er nog een Europese mededeling komt op het gebied van voedselverspilling. Wat gaat de Staatssecretaris zelf doen in 2015? Kunnen we nog meer verwachten dan een internationale conferentie over voedselverspilling? Is voedselverspilling eigenlijk nog wel het onderwerp van die conferentie of gaat zij alleen over internationale voedselzekerheid? Dat is overigens ook belangrijk.

Ik ben blij dat er steeds meer afspraken komen tussen bedrijven en voedselbanken over het doneren van voedsel. De Staatssecretaris van Financiën gaat fiscale mogelijkheden voor het doneren aan voedsel-banken op een rij zetten. Daar ben ik blij mee. Is de Staatssecretaris van EZ bereid om de NVWA te vragen bedrijven en voedselbanken duidelijke informatie te geven over voedselveiligheid?

Welke mogelijkheden heeft Nederland om met Europese GMO-middelen te leveren aan voedselbanken? Ik stel deze specifieke vraag, omdat ik gehoord heb dat voedselbanken in het buitenland structureel baat hebben bij de Europese GMO-middelen. Hoe zit dat in Nederland?

De verkoop van duurzaam geproduceerd voedsel zit flink in de lift en dat is mooi, maar bij de verduurzaming van agrogrondstoffen is nog een lange weg te gaan. Hoe kan de Staatssecretaris dit succesvol noemen als de realisatie op vrijwel alle onderdelen achterblijft bij de doelstellingen? Ik noem de sojaproductie als voorbeeld. Afgelopen week bleek uit onderzoek dat het lastig is om Zuid-Amerikaanse soja te vervangen door Europese eiwitten. Dat is des te meer reden om werk te maken van de verduurzaming van de Europese import en te kijken of we aan de slag kunnen gaan met eiwitteelt in de regio. Bij verduurzaming van de voedselketen horen eerlijke prijzen. Hoe staat het met het ACM-onderzoek, dat onder meer inzoomt op prijsvorming in de pluimveeketen? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe de beleidsregel mededinging en duurzaamheid wordt toegepast? Ik hoor nog steeds, helaas, dat mededinging aan duurzaamheid in de weg staat.

Bij het Initiatief Duurzame Handel ligt veel nadruk op certificering. Certificering is voor mijn fractie echter geen doel maar een middel. Het kan ook schijnzekerheid geven. Zorg er daarom voor dat de keurmerken die er zijn, betrouwbaar zijn. Bij de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Handel heeft de ChristenUnie voorgesteld om ISEAL (International Social and Environmental Accreditation and Labelling) als voorwaarde te stellen voor keurmerken. Daardoor zou een groot aantal keurmerken kunnen afvallen. Ook de Alliantie Verduurzaming Voedsel is voor dit plan. Heeft het kabinet dit al opgepakt? Is het mogelijk om hierover een convenant te sluiten met de supermarkten?

Een tijdje geleden bleek in een uitzending van de Keuringsdienst van Waarde dat Jumbo bananen verkoopt die in Zuid-Amerika onder de kostprijs zijn verkocht. Er zijn ook supermarkten die geen foute bananen meer aanbieden. Wat er volgens de ChristenUnie moet gebeuren, is dat supermarkten gezamenlijk optrekken door per product of productcategorie een ondergrens vast te stellen. De consument moet erop kunnen vertrouwen dat het goed zit met een product.

Daarmee kom ik vanzelf bij de kleine boeren. De ChristenUnie vindt de positie van kleine boeren in ontwikkelingslanden onderbelicht. Kleine boeren zijn verantwoordelijk voor ongeveer 70% tot 80% van de wereldvoedselproductie en in Afrika en Azië zelfs voor meer dan 90%. Kleine boeren hebben te maken met landroof, met de gevolgen van klimaatverandering en vaak ook met een ongelijke positie in de keten. Daardoor komen ze vaak onder de grens van een leefbaar inkomen uit. Ook worden de rechten van arbeiders vaak geschonden. Binnen het Initiatief Duurzame Handel ligt de nadruk sterk op opschaling, certificering en productieverhoging, maar is dat wel altijd een goede oplossing voor deze boeren? Als we een leefbaar inkomen zouden borgen, lossen we volgens mij al heel veel problemen op. Minister Ploumen heeft bij de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Handel toegezegd dat een leefbaar inkomen key performance indicator wordt bij het IDH. Dat is een belangrijke stap. Hoe wil de regering zorgen voor bescherming van landrechten van kleine boeren en hoe wil zij landroof tegengaan? Hoe wil de regering ervoor zorgen dat de last van klimaatverandering en mitigatie niet bij de kleine boeren in de OS-landen terechtkomt? Er komt richting de klimaattop 100 miljoen beschikbaar, maar de ChristenUnie vraagt zich echt af of dit voldoende is. Mijn vraag is dan ook: doen we wel genoeg aan klimaat-slimme landbouw, hier in Nederland en in het buitenland?

De Nederlandse land- en tuinbouw kan een belangrijke rol spelen bij de voedselzekerheid wereldwijd. Daarom moet wat mijn fractie betreft de nadruk niet alleen liggen op profit, maar vooral ook en misschien wel juist op planet en people. De focus moet steeds meer komen te liggen op de export van kennis om boeren in hun eigen specifieke omstandigheden te helpen hun productie te verbeteren. Ik heb al eerder het voorbeeld van de koe in India genoemd: laten we nou de boer in India helpen om in zijn omstandigheden de productie van zijn koe te verbeteren door niet onze melk naar India te exporteren.

We moeten niet zonder meer onze productiesystemen exporteren naar ontwikkelingslanden, maar aansluiten bij lokale voedselsystemen die vaak worden gekenmerkt door fijnmazigheid. Die systemen zijn misschien anders dan de onze en er valt ook echt nog wel wat te verbeteren aan de efficiëntie van die systemen, maar die systemen omvatten wel de lokale kennis en passen bovendien bij de cultuur van het land.

De heer Smaling (SP): Mevrouw Dik begon vrij stevig. Zij zei: er zijn een paar rapporten, maar daar doet de regering niks mee. Ze zocht naar een voorbeeld. Het Wereld Natuur Fonds heeft het rapport Growth of soy uitgebracht. Je hebt twee mogelijkheden. Je kunt de sojateelt daar verder verduurzamen. Dat is lastig genoeg, want in Santarém staat een grote fabriek van Cargill. Je kunt ook hier de intensieve veehouderij met bijvoorbeeld 10% of 20% verkleinen, want dat zou ongeveer hetzelfde effect hebben. Waar ligt haar voorkeur?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Volgens mij is het de bedoeling van de afspraken die de vleesindustrie hier zelf over heeft gemaakt, dat de soja in 2015 duurzaam is. De melkveehouderij voldoet nu aan die afspraken. De pluimveesector en de varkenssector hebben die afspraken nog niet gehaald. Daarover wilde ik een motie indienen, maar die heb ik aangehouden. Maar wie weet breng ik die motie op enig moment alsnog in stemming. Ik vind het heel belangrijk dat de soja die wordt gebruikt, conform de afspraken, duurzaam is. Die soja komt op dit moment uit de Zuid-Amerikaanse landen. In debatten heb ik al eerder gezegd dat het systeem op termijn gewoon niet houdbaar is en dat het daarom belangrijk is om ook in onze regio, Europa en de Oekraïne, soja te gaan produceren. Ik dacht dat dit een oplossing was die het onderzoeken waard is. Achter die gedachte sta ik nog steeds, maar afgelopen week is er een rapport naar buiten gekomen – wie weet heeft de SP dat rapport ook gezien – waaruit blijkt dat het niet zo eenvoudig ligt. Ik vraag de Staatssecretaris dan ook eigenlijk om een reactie op dit rapport te geven. Hoe moeten we nu verder? Dit rapport, dat afgelopen week is gepubliceerd, onderstreept nogmaals het belang dat de soja die wij uit Latijns-Amerika importeren, duurzaam is. Ondanks alle moeilijkheden die eraan kleven, zullen we tegelijkertijd moeten bekijken hoe we de voedselproductie kunnen regionaliseren. En dat betekent dat in onze brede regio wordt overgegaan op eiwitteelten.

De voorzitter: Ik denk dat de heer Smaling met dit heel uitgebreide antwoord tevreden is. Ik hoop dat ook, want dan hebben we misschien nog genoeg tijd voor mijn termijn en voor een goede afronding van dit debat.

De heer Smaling (SP): Voorzitter, ik wil toch even kort reageren met een vervolgvraag. En u weet, voorzitter, dat ik altijd heel to the point ben. Ik begrijp het antwoord van mevrouw Dik, maar zij probeert wel heel erg aan de voorkant te sturen. In de Trouw van een tijdje geleden las ik «veehouderij blokkeert verduurzaming soja» en daaruit blijkt volgens mij dat je heel veel aan de voorkant kunt proberen te doen, maar dat dit niet zal werken omdat de achterkant die verduurzaming blijkbaar tegenhoudt. Moeten we niet proberen om die achterkant aan te pakken?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik begrijp de vraag eerlijk gezegd niet helemaal, omdat ik niet weet hoe de heer Smaling «voorkant» en «achterkant» definieert. Hij houdt mij een artikel voor waaruit zou moeten blijken dat de veehouderij duurzame soja blokkeert, maar dat kan bijna niet, omdat de veehouderij zichzelf de afspraak heeft opgelegd dat in 2015 alleen nog maar duurzame soja wordt gebruikt. In de melkveehouderij zijn we al zover; alleen de pluimveesector en de varkenssector komen die afspraak niet na. Ik vind dat die sectoren daarop aangesproken moeten worden, want die afspraken zullen ze echt moeten nakomen. Die afspraken zijn er niet voor niets en als je afspraken maakt, moet je ze ook uitvoeren.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2014 > december