Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Voortgang decentralisatie zorg

donderdag 11 december 2014

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan een algemeen overleg met staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie

Onderwerp:   Voortgang decentralisatie zorg

Kamerstuk:    31 839          

Datum:           11 december 2014

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Ik bedank de Staatssecretaris voor zijn brieven van afgelopen dinsdag. Ik ben blij dat er duidelijkheid is voor de vele mensen met een complexe zorgvraag. Cliënten krijgen alsnog toegang tot de Wlz en dat vindt mijn fractie erg goed nieuws. Via het informatiepunt van Per Saldo en Ieder(in) zijn nu 300 personen bekend wie dit betreft. Voor deze mensen is er duidelijkheid en aan hen kan het CIZ alsnog individuele beschikkingen afgeven. Ik vraag de Staatssecretaris om de Kamer op de hoogte te houden van de stand van zaken.

Ik ben ook heel blij met de wijze waarop cliëntenorganisaties nu betrokken worden. Ze hebben veel deskundigheid in huis. Dat zij advies willen geven over potentiële Wlz-cliënten, versterkt hun positie. Het is december en we hebben nog maar een paar weken te gaan tot het einde van het jaar. Ondanks de goednieuwsberichten, die er gelukkig ook zijn, zijn er nog steeds mensen die in onzekerheid verkeren. Het is voor de ChristenUnie belangrijk dat iedereen die nog niet weet hoe zijn of haar situatie er volgend jaar uit zal zien, op tijd een eerlijk en duidelijk antwoord krijgt op de vragen die nog bij hem of haar leven. Heeft iedereen voor de kerst duidelijkheid?

 Bij de verschillende helpdesks, maar zeker ook bij de gemeenten, moet de juiste informatie beschikbaar zijn. Het is behoorlijk frustrerend om iemand aan de lijn te krijgen die geen antwoord op je vraag kan geven. Het was juist het idee achter het oprichten van het zogenoemde rapid response team dat mensen snel en accuraat geholpen kunnen worden. Is dat nu geregeld? Uit de brief begrijp ik dat er proactief contact wordt gezocht met de betrokken partijen wanneer mensen vastlopen. Mijn fractie vraagt zich af op welke wijze dat gebeurt en of er, indien nodig, op individueel niveau een oplossing geforceerd kan worden. Niet de cliëntenorganisaties, maar het ministerie heeft de doorzettingsmacht. Ziet de Staatssecretaris dit ook zo en maakt hij daarvan gebruik?

De uitspraak van de rechter over de huishoudelijke hulp lag voor mijn fractie in de lijn der verwachtingen. Zorgvuldige communicatie en het leveren van passende ondersteuning zijn goed in de Wmo verankerd. Tijdnood mag geen reden zijn voor onzorgvuldig handelen. Het is ook niet nodig, want driekwart van de gemeenten heeft het wel voor elkaar. Ik denk dat het goed is dat de Staatssecretaris zijn systeemverantwoordelijkheid oppakt en dat hij gemeenten via de VNG gemeenten actief wijst op de consequenties van deze uitspraak voor hun beleid. Wat gaat de Staatssecretaris met deze uitspraak doen en wat betekent het wat hem betreft voor de gemeenten die dit aangaat?

Eerder zijn de incidentele middelen voor huishoudelijke hulp geregeld. Vandaag kregen we te lezen dat maar liefst bijna 20.000 mensen hun baan houden. Dat is goed nieuws voor de werkgelegenheid, maar in het bijzonder ook voor de cliënten, doordat er zo een stukje continuïteit van zorg is gerealiseerd. Ik heb vanuit regiobijeenkomsten gehoord dat de Staatssecretaris heeft aangegeven deze middelen structureel te willen maken. Klopt dit? Zo ja, kunnen we dit dan vandaag regelen en wanneer krijgen we hierover meer informatie?

Voor de ChristenUnie is het van belang dat mediation op lokaal niveau op gang komt. Als je nu ondersteuning nodig hebt, is zes weken wachten op een reactie van de commissie bezwaar en beroep gewoon veel te lang. Natuurlijk is de gang naar de rechter altijd een mogelijkheid. Daar wil de ChristenUnie ook niets aan af doen, maar we vragen ons wel af in hoeverre dat in het belang is van cliënten die echt ondersteuning nodig hebben. Ik heb begrepen dat in Friesland inmiddels op regionaal niveau mediation wordt aangeboden. Hoe kan de Staatssecretaris eraan bijdragen dat deze goede voorbeelden over het land worden uitgerold? Via het steunpunt dat mijn fractie heeft geopend, zijn veel zorgen over het pgb binnengekomen. Daaruit heb ik begrepen dat het combineren van een pgb en zorg in natura binnen de Zorgverzekeringswet niet mogelijk is gebleken. Hoe kan dit? Waarom kan dit niet? In mijn herinnering is er altijd voor gepleit om dit wel mogelijk te maken. Hoe kan het dat zorgverzekeraars dit anders zien? Het niet mogelijk maken van deze combinatie brengt de continuïteit van zorg mogelijkerwijs in gevaar. Ik wil daarom graag een reactie.

Het is goed dat er extra tijd is voor het vaststellen van de pgb-tarieven voor informele zorg. Bij de begrotingsbehandeling van VWS is dit ook uitvoerig aan bod gekomen. Ik krijg echter signalen dat de pgb-tarieven van de zorgverzekeraars voor formele zorg ontoereikend zijn en dan in het bijzonder die voor intensieve kindzorg. Krijgt de Staatssecretaris deze signalen ook en wat vindt hij daarvan? Wanneer breekt voor hem het moment aan dat hij gebruik gaat maken van zijn bevoegdheid om met een AMvB minimumtarieven vast te stellen? Ik heb begrepen dat er een korting op verpleging wordt doorgevoerd. Dat was volgens mij niet de afspraak. Worden in ieder geval die zorgverzekeraars aangesproken? Klopt het verder dat er binnen de Zorgverzekeringswet geen kortdurend verblijf mogelijk is met een pgb? Wil de Staatssecretaris ook hierover in gesprek gaan met de zorgverzekeraars?

Ik heb in de brief van de Staatssecretaris gelezen dat het Rijk garant staat voor de contracten die nog niet door gemeenten zijn geaccordeerd. Daar ben ik blij mee, maar weten alle gemeenten dit? De cliëntenorganisaties ontvangen het signaal dat gemeenten hinderpaalbeginselen in hun verordeningen opnemen voor de inzet en de besteding van het pgb, bijvoorbeeld dat kortdurend verblijf niet buiten de eigen gemeente mag worden ingekocht. Maar mijn fractie vindt het nu juist van belang dat kortdurend verblijf ook in andere gemeenten ingekocht kan worden. Ik wijs op het belang van identiteitsgebonden zorg. Als die er niet is in de eigen gemeente, dan zou die in een andere gemeente ingekocht moeten kunnen worden.

Ik heb begrepen dat kortdurend verblijf moet voldoen aan de regels van de Wet toezicht zorginstellingen, maar die schijnen zo ingewikkeld te zijn dat de helft omvalt als men zich daar bij kortdurend verblijf echt aan zou houden. Wat vindt de Staatssecretaris daarvan?

Zowel Ieder(in) als de VGN en anderen trekken aan de bel over mensen met een laag zorgprofiel in de Wlz. Deze mensen hebben een indicatie voor de Wlz die in 2015 afloopt. Daarna krijgen zij de mogelijkheid om alsnog binnen de Wlz te blijven. Dat is mooi, maar het is belangrijk dat zorgverzekeraars en gemeenten er bij de inkoop rekening mee houden dat mensen een andere keuze kunnen maken. Ik krijg signalen dat cliënten noch zorgverzekeraars en gemeenten hiervan voldoende op de hoogte zijn. Wat gaat de Staatssecretaris hieraan doen?

We hebben gezien dat een combinatie van Fokus en pgb-zorg in de woning, bijvoorbeeld nachtzorg, niet mogelijk was. De Staatssecretaris heeft het nu geregeld en daar ben ik echt heel blij mee. Mijn vraag is nog wel of het een noodverband is of een structurele regeling. Hebben we verder wel alle mensen gevonden die hiermee te maken hebben? Mijn fractie heeft zich altijd sterk gemaakt voor ketenzorg dementie en casemanagement dementie. Ik krijg nu signalen – gisteravond was het weer in de media – dat er onvoldoende wordt ingekocht. Ook hierop krijg ik graag een reactie.

Alle Kamerfracties hebben een brief gekregen van Fier Fryslân. Zowel op VWS als binnen de VNG is men ervan overtuigd dat de inkoop goed is geregeld, maar ik heb begrepen dat er op substantiële deelterreinen nog geen afspraken zijn gemaakt of dat er afspraken zijn gemaakt waarvan het de vraag is of die wel verantwoord zijn. Ik roep de beide Staatssecretarissen op om nog voor het einde van het jaar in gesprek te gaan met Fier Fryslân. Willen ze dat toezeggen?

De ChristenUnie heeft nog steeds zorgen over het objectieve verdeel-model Wmo. Dat heeft voor gemeenten forse consequenties. Gemeenten geven aan dat zij niet de vinger krijgen achter de onderbouwing van de criteria. Volgens de Staatssecretarissen zijn de objectieve criteria nu duidelijk, maar ik vraag hen deze conclusie nog niet te trekken, omdat ik graag zou zien dat zij eerst met de betrokken nadeelgemeenten in gesprek gaan. Het is van belang dat er niet alleen maar wordt gepraat over ingroeimodellen, want dan werken we uiteindelijk toch nog naar dezelfde korting toe, maar dan op een later moment. Het model moet echt anders. Er zitten volgens gemeenten aannames in het model die discutabel zijn. Ik noem even als voorbeeld de mate van medicijngebruik. Die wordt als criterium gebruikt en vervolgens wordt de dagbesteding eraan gekoppeld. Maar medicijngebruik en dagbesteding hebben echt helemaal niets met elkaar te maken. Ik denk dat er heel veel rare kronkels in het verdeelmodel zitten en dat moet anders.

De ChristenUnie is uiteraard blij met de passage in de brief van de Staatssecretaris over de 43 centrumgemeenten die een passend verdeel-model ontwikkelen voor beschermd wonen. Hiermee lijkt het doel van mijn aangehouden motie bereikt. Wil de Staatssecretaris nu ook onomwonden aangeven dat het door Onderzoeksbureau AEF ontwikkelde model echt van tafel is? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat hij bijspringt als blijkt dat meer zorg wordt geleverd dan op basis van de cijfers uit het peiljaar 2013 verwacht werd?

Gisteren werden wij gewezen op de consequenties van het wegvallen van de zogenoemde beleidsregel zorginfrastructuur. Klopt het dat deze per 1 januari 2015 vervalt? Indien deze beleidsregel vervalt, ben ik bang dat veel mooie initiatieven die middels deze regeling tot stand zijn gekomen, verloren gaan. Dit zijn nu juist initiatieven die als doel hebben mensen langer thuis te laten wonen. Ik noem als voorbeeld Resto VanHarte. Wil de Staatssecretaris hierop ingaan?

Het is niet heel hip, maar ik wil toch even de administratieve lasten bespreken. Ook dat is belangrijk. In de Kamer zijn we er heel goed in om elkaar te vinden op het belang van het terugdringen van administratieve lasten. Toch zijn de berichten die ik hierover krijg niet mals. Onder andere de VGN heeft hierover geschreven. Een van haar leden die meedoet bij 22 gemeenten, heeft getekend voor meer dan 1.000 verschillende kwaliteits-registraties of verantwoordingsvoorwaarden. Dat kost veel tijd, geld en menskracht en dat is allemaal energie die niet aan de zorg wordt besteed. Er is meer uniformiteit nodig. Er zijn standaardmodellen et cetera ontwikkeld, maar in de praktijk zijn er ruim 400 gemeenten die allemaal het eigen wiel uitvinden. Kunnen we 2015 gebruiken om dit te stroomlijnen? Welke ideeën heeft de Staatssecretaris hierover?

Ik ben ervan overtuigd dat er door heel veel partijen hard wordt gewerkt in deze laatste weken tot 1 januari. Iedereen is ervan doordrongen dat het werk na 1 januari net zo hard doorgaat. Laten we het overgangsjaar 2015 goed benutten en ervoor zorgen dat iedereen de zorg krijgt en houdt die nodig is.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2014 > december