Inbreng verslag (wetsvoorstel) Carla Dik-Faber ten behoeve van Regels ter bescherming van de natuur (Wet natuurbescherming)

woensdag 08 oktober 2014

Inbreng verslag (wetsvoorstel) van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Economische Zaken ten behoeve van de Wet natuurbescherming

Onderwerp:   Regels ter bescherming van de natuur (Wet natuurbescherming)

Kamerstuk:    33 348          

Datum:           8 oktober 2014

I. ALGEMEEN

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel.

1. Inleiding

1.1 Strekking wetsvoorstel

De leden van de ChristenUnie-fractie zien het wetsvoorstel als een belangrijk middel om de decentralisatieafspraken vast te leggen. Tegelijkertijd zien zij ook de noodzaak tot vernieuwing en vereenvoudiging van het natuurbeschermingsrecht. Belangrijk aandachtspunt voor deze leden is een goede integratie van het gebieden- en soortenbeleid zoals dat momenteel is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Op dit punt maken zij zich zorgen over het spanningsveld tussen enerzijds de focus van het Rijk op soortenbescherming, grotendeels ingegeven vanuit de Brusselse wet- en regelgeving, en anderzijds de integrale en gebiedsgerichte aanpak die de provincies voorstaan. Zij vragen de regering nader te onderbouwen hoe de integratie tussen gebiedsbeleid en soortenbeleid concreet vorm moet krijgen. Ook vragen deze leden hoe het Rijk zijn systeemverantwoordelijkheid moet gaan invullen als de twaalf provincies verantwoordelijk zijn voor het natuurbeschermingsbeleid. Zij vragen hoe het Rijk zal omgaan met provincie-overschrijdende projecten of met ingrepen die effect hebben op soorten/gebieden in een andere provincie (externe werking). De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het van wezenlijk belang dat het wetsvoorstel in de praktijk winst oplevert voor de natuur en dat de gestelde doelstellingen met betrekking tot instandhouding en versterking worden gehaald. Kan de regering nader toelichten waarom zij van mening is dat met dit wetsvoorstel de bescherming en versterking van de natuur in Nederland verbeterd wordt? Deze leden constateren dat er deels voor is voor gekozen om het wetsvoorstel te laten uitkristalliseren middels jurisprudentie. Bij jurisprudentie is het altijd de grote vraag op welke vergelijkbare situaties de uitspraak nu wel of juist niet van toepassing is. Deze leden vragen of de regering mogelijkheden ziet om de bepalingen in het wetsvoorstel verder uit te werken om zo vooraf meer duidelijkheid te verschaffen. Zij constateren dat het Natuurnetwerk Nederland net als de ecologische hoofdstructuur alleen planologisch zal worden beschermd. Deelt de regering de opvatting dat in voorkomende gevallen planologische bescherming alleen onvoldoende is? Op welke wijze wordt de natuur beschermd tegen niet-plaatsgebonden activiteiten, zoals evenementen? Acht de regering het in deze gevallen noodzakelijk om vanwege externe werking een vergunningenstelsel in het wetsvoorstel op te nemen? Deze leden vragen de regering welke mogelijkheden en aanknopingspunten het wetsvoorstel biedt om stilte en duisternis wettelijk te beschermen.

2. Hoofdlijnen wetsvoorstel en samenhang overig beleid

2.3 Aansluiting omgevingsrecht

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat in het wetsvoorstel een bepaling is opgenomen die het mogelijk maakt dat onderdelen van de natuurvisie deel kunnen uitmaken van enig andere rijksvisie. Geldt dit ook omgekeerd? Kunnen onderdelen vanuit de omgevingsvisie en andere rijksvisies ook worden opgenomen in de natuurvisie?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering aan te geven op welke punten de planologische bescherming van het Natuurnetwerk Nederland, de landschappen en de lokale natuur in de toekomstige Omgevingswet verschilt van de huidige planologische bescherming in de Wet ruimtelijke ordening en de Wet algemene bepalingen omgevings-recht.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of het klopt dat er bij te slopen gebouwen onder de Omgevingswet uitsluitend een sloopmelding gedaan hoeft te worden en geen Omgevingsvergunning is vereist. Deze leden vragen in dit verband aandacht voor de mogelijke aanwezigheid van beschermde vaste verblijfplaatsen van vleermuizen in te slopen gebouwen. Als een afzonderlijke ontheffingsaanvraag niet meer mogelijk is, maar ook geen omgevingsvergunning aangevraagd hoeft te worden, hoe wordt dan een verklaring van geen bedenkingen/goedkeuring afgegeven?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering in te gaan op de discrepantie die er lijkt te zijn tussen het «nee, tenzij»-beginsel dat in de Flora- en faunawet wordt gebruikt en het «ja, mits»-beginsel dat in het wetsvoorstel Omgevingswet wordt gebruikt.

4. Algemene voorzieningen

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben vragen over de doelbepaling in het wetsvoorstel, artikel 1.8a. Zij constateren dat het beginsel «intrinsieke waarde» is opgenomen als een van de beweegredenen voor bescherming en ontwikkeling van de natuur. Deze leden zijn blij dat dit beginsel een plek heeft gekregen in de wetstekst en zijn met de regering van mening dat natuur een intrinsieke waarde heeft. Maar tegelijkertijd heeft het wetsvoorstel ook tot doel om de natuur doelmatig te beheren, te gebruiken en te ontwikkelen ter vervulling van maatschappelijke functies. Zij zijn van mening dat beide doelbepalingen in artikel 1.8a, eerste lid op gespannen voet met elkaar staan en dat hierbij een duidelijk afwegingskader mist dat bestuursorganen kunnen toepassen. In artikel 1.8a, tweede lid wordt voorts gesteld dat bestuursorganen hun taken en bevoegdheden op grond van het wetsvoorstel dienen uit te oefenen met het oog op onder andere de doelen genoemd in het eerste lid. Deze leden vragen op welke wijze bestuursorganen in de praktijk de intrinsieke waarde van natuur kunnen operationaliseren en als beginsel concreet kunnen hanteren bij het uitoefenen van hun taken en bevoegdheden. Met andere woorden, is het beginsel in de praktijk toepasbaar? Tevens willen deze leden weten of er andere landen zijn die het beginsel (als doelbepaling) in nationale natuurwetgeving hebben opgenomen en zo ja, wat hierbij de ervaringen zijn.

4.1 Natuurvisie

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het beschermingsniveau van de natuurvisie is aangescherpt in de nota van wijziging. De natuurvisie heeft hiermee betrekking op alle van nature in Nederland voorkomende soorten dieren en planten. Deze leden vragen de regering deze aanscherping nader te onderbouwen en aan te geven hoe in de praktijk verschil zal worden gemaakt tussen het beschermen van rode lijst-soorten en overige soorten. Zij zijn blij dat het beleid sterker gericht wordt op het versterken van de staat van instandhouding. In dit verband vragen deze leden op welke concrete wijze de gevolgen van klimaatveranderingen kunnen worden betrokken in het beleid.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de toelichting bij de nota van wijziging (pag. 28) dat bescherming van natuur en landschap niet mag leiden tot afscherming, omdat dit het draagvlak voor het beleid zou kunnen aantasten. Zij vragen de regering hier nader op in te gaan. In welke gevallen is afscherming volgens de regering wel gerechtvaardigd? De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de nationale natuurvisie zich blijkens artikel 1.5, derde lid, onderdeel 3 ook richt op landschappen van nationaal belang. Echter, uit de toelichting bij de nota van wijziging (pag. 28) blijkt dat de nationale natuurvisie alleen beleid bevat gericht op landschappen die als UNESCO-werelderfgoed moeten worden beschermd en landschappen op zee. Deze leden menen hier een discrepantie te zien. Zij vragen de regering nader toe te lichten wanneer sprake is van een landschap van nationaal belang.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn voorstander van provinciale natuurvisies waarin provincies de hoofdlijnen van hun beleid kunnen vastleggen. Zij hebben hierbij wel zorgen over de wijze waarop gezorgd wordt voor voldoende samenhang met het natuurbeleid van andere overheden, ook met het oog op duidelijkheid voor burgers en ondernemers. Zij vragen de regering toe te lichten op welke wijze samenhang in de wet of eventueel in de nationale natuurvisie geborgd kan worden. Zij wijzen erop dat het Rijk instructieregels kan stellen voor rijksbelangen die kunnen doorwerken in provinciale verordeningen en gemeentelijke omgevingsplannen, maar deze leden hechten ook aan de decentralisatie-gedachte en het principe van subsidiariteit. Zij vragen de regering hierop nader in te gaan.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de ondertekening door Nederland van het Europees landschapsverdrag zich verhoudt tot de absentie van nationaal en provinciaal landschapsbeleid, alsmede van specifieke bescherming van landschappen. Deze leden vragen of de regering bereid is een bepaling op te nemen over de bescherming van landschappen op basis van kernkwaliteiten.

4.8 Provinciale taken

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn voorstander van provinciale natuurvisies waarin provincies de hoofdlijnen van hun beleid kunnen vastleggen. Zij hebben hierbij wel zorgen over de wijze waarop gezorgd wordt voor voldoende samenhang met het natuurbeleid van andere overheden, ook met het oog op duidelijkheid voor burgers en ondernemers. Zij vragen de regering toe te lichten op welke wijze samenhang in de wet of eventueel in de nationale natuurvisie geborgd kan worden. Zij wijzen erop dat het Rijk instructieregels kan stellen voor rijksbelangen die kunnen doorwerken in provinciale verordeningen en gemeentelijke omgevingsplannen, maar deze leden hechten ook aan de decentralisatie-gedachte en het principe van subsidiariteit. Zij vragen de regering hierop nader in te gaan.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de ondertekening door Nederland van het Europees landschapsverdrag zich verhoudt tot de absentie van nationaal en provinciaal landschapsbeleid, alsmede van de specifieke bescherming van landschappen. Zij vragen of de regering bereid is een bepaling op te nemen over de bescherming van landschappen op basis van kernkwaliteiten.

4.9 Gemeenten en regionale uitvoeringsdiensten

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of zij van mening is dat gemeenten en eventuele regionale uitvoeringsdiensten voldoende betrokken zijn bij de totstandkoming van het wetsvoorstel. Hoe wil de regering borgen dat provincies en gemeenten de uitvoering en handhaving met elkaar gaan afstemmen?

4.10 Monitoring en onderzoek

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn ingenomen met de verbeteringen die zijn aangebracht ten aanzien van monitoring en onderzoek ten opzichte van de huidige situatie. Zij vragen of de regering in dit verband speciale aandacht wil hebben voor de monitoring in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).

4.13 Programmatische aanpak

De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen de aanscherping van de eisen die aan een programmatische aanpak worden gesteld, zoals voorgesteld in de nota van wijziging. Zij onderschrijven dat een gedegen wettelijke regeling van de inhoud van een programma nodig is. Zij zijn echter van mening dat het voldoen aan deze eisen geen garantie hoeft te zijn dat de programmatische aanpak zal slagen in zijn doel, zoals de regering stelt. Deze leden wijzen erop dat de PAS zich nog moet bewijzen en dat het daarom goed is om een slag om de arm te houden ten aanzien van de programmatische aanpak. Zij vragen of de regering bereid is om de PAS te evalueren en deze evaluatie te betrekken bij het definitief vaststellen van de bepalingen over de programmatische aanpak die uiteindelijk in de geïntegreerde Omgevingswet (inclusief de Wet natuurbescherming) terecht moeten komen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben een vraag over het recente arrest van het Europese Hof van Justitie inzake de A2. Het Hof heeft geconcludeerd dat maatregelen die aan een vergunning worden verbonden met zekerheid aantasting van de natuurlijke kenmerken moeten voorkomen. Deze leden vragen de regering nader toe te lichten wat de gevolgen van deze uitspraak zijn voor het creëren van ontwikkelingsruimte in het kader van de PAS.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorstel voor de mogelijkheid om grenswaarden voor de belasting van natuurwaarden vast te stellen waaronder geen vergunning en passende beoordeling vereist is. Zij vinden het belangrijk dat Rijk en provincies hierbij wel de vinger aan de pols houden. Zij vragen de regering waarom er niet voor is gekozen om sowieso een meldingsplicht te koppelen aan projecten met effecten onder de grenswaarde.

4.14 Zorgplicht

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen op welke punten de nieuw voorgestelde zorgplicht afwijkt van de zorgplichtbepalingen zoals deze thans zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet.

4.16 Handhaving zorgplicht

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of het klopt dat momenteel strafrechtelijke handhaving mogelijk is, maar straks alleen bestuursrechtelijke handhaving openstaat. Zo ja, waarom heeft de regering hiervoor gekozen?

5. Bescherming gebieden

5.4 Regeling in wetsvoorstel

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de gevolgen zijn van het wetsvoorstel voor de wijze waarop natuurgebieden op zee worden aangewezen. Tevens vragen zij wat de gevolgen zijn van het schrappen van nationale doelstellingen die reeds opgenomen zijn in vastgestelde aanwijzingsbesluiten.

5.6 Regeling in wetsvoorstel

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat beheerplannen voor Natura 2000-gebieden deel kunnen uitmaken van andere plannen. Wat zijn hiervan de consequenties voor de houdbaarheid van beheerplannen? Hoe wordt voorkomen dat deze beheerplannen, die naar de mening van deze leden snel duidelijkheid moeten bieden voor de verschillende gebiedspartijen, nog langer onzeker kunnen blijven vanwege de samenhang met andere plannen die nog moeten worden vastgesteld? De leden van de ChristenUnie-fractie kunnen zich vinden in de mogelijkheid die provincies wordt geboden om bijzondere provinciale natuurgebieden aan te wijzen. Zij vragen de regering of zij verwacht dat provincies veel van deze mogelijkheid gebruik zullen maken. Deze leden zijn verder van mening dat de gebruikte terminologie voor bijzondere nationale natuurgebieden en bijzondere provinciale natuurgebieden verwarrend is, aangezien de doelstellingen en beschermingsregimes van beide categorieën nogal verschillen.

6. Bescherming van dier- en plantensoorten

6.9 Actieve maatregelen

De leden van de ChristenUnie-fractie verwelkomen een wettelijke bepaling ten aanzien van actieve soortenbescherming. Zij hebben echter wel zorgen over de belasting hiervan voor provincies, die nu geheel verantwoordelijk worden voor de actieve soortenbescherming. Deze leden zijn bang dat de gebiedsgerichte integrale aanpak die provincies voorstaan niet goed samengaat met de verplichting om specifiek soortenbeleid te ontwikkelen voor een grote groep soorten. Zij vragen de regering hoe zij dit voor zich ziet.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering verder aan te geven wat de relatie is tussen de Europeesrechtelijke verplichtingen uit hoofde van de Vogel- en Habitatrichtlijn die op de lidstaten berusten en de verplichting die volgens artikel 1.10 aan de provincies wordt opgelegd. Deelt de regering de mening dat er onduidelijkheid ontstaat over de rode lijsten, nu deze in het Natuurpact wel zijn opgenomen als leidend voor de inspanningsverplichting voor de provincies, maar in de toelichting bij de nota van wijziging niet zijn opgenomen bij de resultaatsverplichting waarvoor het Rijk verantwoordelijk is? Kan de regering de verschillende verplichtingen ten aanzien van de rode lijsten in dit verband uiteenzetten? Is de regering bereid om in het wetsvoorstel tot uitdrukking te laten komen dat er sprake is van een inspanningsverplichting voor provincies ten aanzien van actieve soorten-bescherming?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben verder hun twijfels bij een programmatische aanpak voor soortenmanagement waarbij concrete, in een tijdsperspectief gezette doelstellingen worden nagestreefd. Zij zijn van mening dat er over het algemeen slechts maatregelen kunnen worden genomen die een indirect effect hebben op het behoud of herstel van een soort. Zij vragen de regering nader toe te lichten, wellicht aan de hand van een voorbeeld, hoe een programmatische aanpak voor soortenmanagement er in de praktijk uit zou moeten zien en wat de toegevoegde waarde van een dergelijke aanpak is ten opzichte van bestaande maatregelen. Zij vragen de regering of het doel van een dergelijke programmatische aanpak is om actief soorten te beschermen of ruimte te creëren voor nieuwe economische ontwikkelingen.

6.17 Planmatige, gebiedsgerichte aanpak

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat beheer van flora en fauna nodig is om te voorkomen dat een populatie dieren de draagkracht van een veld of groter gebied te boven gaat. Hierbij zien deze leden jacht als een integraal onderdeel van een pakket maatregelen om populaties op een gewenst niveau te houden. Het verdient hierbij volgens deze leden de voorkeur om afschot van grote aantallen dieren te voorkomen, door allereerst met flankerend beleid te zorgen voor goed natuur- en populatiebeheer. Zij wijzen hierbij op de ganzenproblematiek in Nederland. Hier is een verband met de wijze van beheer van weilanden in Nederland, waardoor ganzen hiernaartoe kwamen. Vervolgens is hier jarenlang niet adequaat op gereageerd.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn daarom van mening dat goed flankerend beleid dat erop gericht is om populaties op een gewenst niveau te houden de basis dient te zijn van het faunabeheer in Nederland. Het doden van dieren moet altijd een reële noodzaak hebben en een duidelijk doel dienen. Deze leden zijn van mening dat te allen tijde sprake dient te zijn van planmatig beheer op basis van tellingen vooraf en verantwoording van afschot achteraf. Jacht uit hoofde van proactief beheer (op basis van de wildlijst) dient volgens deze leden ondersteunend te zijn aan een goed populatiebeheer en het bestrijden van schade. Zij missen in de definiëring van jacht in het wetsvoorstel deze overkoepelende notitie waarbij tot uitdrukking komt dat het doden van dieren altijd een reële noodzaak moet hebben. Zij vragen de regering hierop te reageren. Vanuit welk doel is jacht volgens de regering geoorloofd? De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat uit onderzoek, onder meer van het Faunafonds, blijkt dat er verschillen zitten tussen de tellingen van de Koninklijke Nederlandse Jagers Vereniging (KNJV) en Sovon Vogelonderzoek Nederland. Dit levert terecht discussie op en kan het draagvlak voor de jacht verminderen. Voornoemde leden vragen de regering wat zij vindt van het voorstel om een onafhankelijk orgaan onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Economische Zaken en het IPO in te stellen dat deze tellingen bundelt en op afstand monitort. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of voldoende flexibiliteit mogelijk blijft om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen, zoals de komst van de wolf en aanpassingen in beleid op andere terreinen, zoals het agrarisch natuurbeheer en weidevogelbeheer (bestrijding van de vos).

6.19 Faunabeheereenheden en faunabeheerplannen

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorstel om de verplichting om te handelen overeenkomstig een faunabeheerplan ook te laten gelden voor schadebestrijding en jacht. Dit past volgens deze leden in een planmatige, gebiedsgerichte aanpak. Zij vragen de regering of zij van mening is dat er voldoende capaciteit en kennis bij provincies aanwezig is om het afschotplan dat nodig is voor de jacht te kunnen beoordelen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het van groot belang dat er sprake is van balans in de samenstelling van de faunabeheereenheden. Welke mogelijkheden ziet de regering om bijvoorbeeld ook agrariërs en onderzoekers op het gebied van faunabeheer verplicht deel te laten uitmaken van faunabeheereenheden? Hoe wil de regering borgen dat er voldoende kennis van zaken is bij de leden van de faunabeheereenheden, maar ook bij de ambtenaren en bestuurders die verantwoordelijk zijn voor het verlenen van ontheffingen?

6.21 Schadebestrijding

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering specifiek aandacht voor de overlast door steenmarters in sommige delen van het land. Welke mogelijkheden biedt het wetsvoorstel om schade door deze dieren te compenseren? De leden van de ChristenUnie-fractie pleiten in het geval van schadebestrijding voor zo veel mogelijk benutting van om die reden geschoten dieren indien de dieren daarvoor geschikt zijn en dus niet voor destructie. Op welke wijze is geborgd dat benutting zo veel mogelijk wordt gestimuleerd?

6.22 Beheer

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke aanpak de regering voorstaat als het gaat om de instandhouding van populaties in gebieden met veel grote grazers, zoals de Veluwe, de Oostvaardersplassen en de Amsterdamse Waterleidingduinen.

6.24 Wildlijst

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering ook heeft overwogen de wildlijst flexibeler te maken, bijvoorbeeld door een procedure voor uitbreiding of beperking van de wildlijst te introduceren. In het verlengde hiervan vragen zij naar de mogelijkheden om bepaalde soorten ganzen tijdelijk op de wildlijst te plaatsen, ter bestrijding van de huidige ganzenproblematiek. Heeft de regering hierbij ook overwogen om regionaal maatwerk ten aanzien van de wildlijst mogelijk te maken?

6.26 Opening van de jacht

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom is gekozen voor centrale opening van de jacht. Ligt het niet meer voor de hand om dit in het kader van de decentralisatie bij de provincies te belegen, met daarbij eventueel afspraken over afstemming tussen provincies over de opening van jachtseizoen?

6.27 Jacht in Natura 2000-gebieden

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met begrip kennisgenomen van het voorstel om jacht in Natura 2000-gebieden mogelijk te maken. Zij pleiten echter wel voor een vooronderzoek naar de mogelijke effecten van jacht, beheer en schadebestrijding, aangezien de jacht een verstorende en ontrust veroorzakende factor kan zijn. Hierbij mag het natuurlijke gedrag van dieren niet verstoord worden. Is de regering het met deze leden eens dat het uiteindelijk aan de jachthouder of beheerder zelf is om al dan niet jacht toe te staan in een Natura 2000-gebied dat door hem wordt beheerd, mits onderbouwd met een afschotplan?

6.28 Ganzenbeheer

De leden van de ChristenUnie-fractie zien op de korte termijn afschot (of vergassing) van grauwe zomerganzen als de beste manier om de problematische populatie grauwe ganzen terug te dringen. De winterrust dient hierbij in acht te worden genomen, ten eerste omdat Nederland een belangrijk overwinteringsgebied is voor andere soorten ganzen en ten tweede omdat bij afschot van grauwe ganzen in de winter niet duidelijk is in welke mate dit bijdraagt tot een afname van de Nederlandse broedpopulatie. Deze leden pleiten hierbij voor een gezamenlijke aanpak in IPO-verband, om te voorkomen dat de ene provincie een sterke aantalsregulatie uitvoert (ook in de winter), terwijl de buurprovincie de winterrust wel volledig respecteert. Zij vragen de regering hierbij hoe de passage in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel zich verhoudt tot de recente ontwikkelingen rond de bestrijding van ganzen.

7. Bescherming houtopstanden en regulering handel hout en houtproducten

7.2 Bescherming houtopstanden

De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen de ratio achter de landelijke uitzondering op de herbeplantingsplicht voor houtige biomassa-plantages. Zij vragen de regering nader te onderbouwen waarom zij het verlenen van vrijstellingen niet aan de provincies heeft overgelaten en heeft gekozen voor een landelijke uitzondering. Is het niet beter om flexibiliteit in te bouwen, gezien de ontwikkelingen op biomassagebied, en daarom geen specifieke biomassagewassen in het wetsvoorstel te benoemen, maar het verlenen van vrijstellingen over te laten aan provincies?

8. Handhaving

8.1 Wetsvoorstel

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de effectiviteit van het wetsvoorstel staat of valt met de handhaving. Zij vragen de regering of, mede gezien alle wijzigingen en bezuinigingen in het natuurdomein, de handhavingsinstrumenten en het budget voor handhaving voldoende zijn. Zij wijzen in dit verband ook op het groeiend aantal taken van de groene boa’s, waardoor handhaving van de Wet natuurbescherming mogelijk in de knel komt.

9. Financiële bepalingen

9.4 Schade veroorzaakt door dieren

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben zorgen over de wijze waarop schade veroorzaakt door dieren vergoed wordt. Zij constateren dat de administratieve lasten en in het bijzonder de kosten die een agrariër of andere aanvrager moet betalen om een aanvraag in behandeling te laten nemen, belemmerend werkt. Zij vragen de regering welke mogelijkheden zij ziet om het eenvoudiger en goedkoper te maken om schade op te geven, waarbij bijvoorbeeld een drempel wordt gehanteerd om onterechte meldingen te ontmoedigen.

10. Integraal afwegingskader

10.3 Implementatie natuurwetgeving

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot het gemeenschappelijke traject ten aanzien van natuurwetgeving van Rijk, provincies en gemeenten.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2014 > oktober