Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Acute zorg / ambulance zorg

woensdag 03 april 2019

Bijdrage Carla Dik-Faber aan een algemeen overleg met minister Bruins voor Medische Zorg

Kamerstuknr. 29247

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. De afgelopen 50 jaar is er in de acute zorg ongelofelijk veel verbeterd. Als je in de jaren zestig een ambulance nodig had, belde je naar je huisarts of de ambulancedienst. De ambulance met daarop een begeleider met EHBO-diploma bracht je naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis en pas daar startte de zorg. Nu bel je naar 112 en begint de zorgverlening eigenlijk al bij de verpleegkundige centralist. Vervolgens neemt de ambulanceverpleegkundige de zorg over zodra de ambulance ter plekke is en gaat daarmee door tijdens de rit. De ambulance brengt de patiënt naar het meest geschikte ziekenhuis, waar de zorg wordt voortgezet, op een goed uitgeruste spoedeisendehulppost.

Voorzitter. Ik denk dat we dankbaar mogen zijn voor de hoogwaardige zorg die we in ons land hebben en het is natuurlijk niet voor niets dat de sector zulke goede cijfers krijgt. Dat betekent niet dat we achterover kunnen leunen. In de monitor acute zorg geeft de NZa aan dat er drie belangrijke uitdagingen zijn om de acute zorg toekomstbestendig te organiseren. Samengevat gaat het om samenwerken en kennis delen. De uitdaging is om met beperkte middelen en menskracht te kunnen voldoen aan een groeiende zorgvraag. Intussen wordt er ook gewerkt aan kwaliteitskaders voor de spoedzorg en de ambulancezorg.

Voorzitter. Ik heb over dit alles uiteraard een aantal vragen. Het nieuwe Kwaliteitskader Spoedzorgketen mag er niet toe leiden dat de bezettingsnormen onhaalbaar zijn. Het Zorginstituut toetst niet of deze normen ook voor bijvoorbeeld streekziekenhuizen en krimpregio's haalbaar zijn. Het toetst of landelijk werkende koepels de indiening van de kwaliteitsstandaard onderschrijven. Als dat zo is, gaat het Zorginstituut er dus vanuit dat aanbieders uit alle geledingen en delen van het land inbreng hebben gehad en dat hun belangen ook voldoende zijn afgewogen. Is dit niet een te snelle conclusie? Ook Zorgverzekeraars Nederland trekt hierover nu aan de bel.

Voorzitter. Van de Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen heb ik begrepen dat er drie niveaus SEH's zijn, waarbij de kwaliteitseisen ook verschillen. Betekent dit ook dat bij het vaststellen van normen in het kwaliteitskader een differentiatie mogelijk is?

Voorzitter. Het aantal spoedeisendehulpposten is gedaald van 107 in 2003 naar 83 nu, maar ondertussen zijn er ook spoedposten en spoedpolis bij gekomen. Hiervoor geldt geen uniforme inrichting. Een SEH kan wat anders zijn dan een spoedpoli. Zou het niet goed zijn om van de spoedpost een nieuwe standaard te maken, naast de SEH, zodat ook voor patiënten duidelijk is wat ze daar voor zorg kunnen verwachten?

De uitwisseling van kennis en implementatie van best practices gaat niet vanzelf. De NZa bepleit dat op landelijk niveau één partij de verantwoordelijkheid draagt om te zorgen dat effectieve initiatieven snel ook standaardpraktijk worden. Dat is veel meer dan het aanbieden van een digitaal platform voor uitwisseling. Ziet de minister hierin ook een rol voor zijn ministerie? Zo niet, waarin dan wel?

Vanaf afgelopen maandag kunnen patiënten vanuit de Oost-Achterhoek direct per ambulance vervoerd worden naar het St. Agnes-Hospital in het Duitse Bocholt. Ziet de minister meer mogelijkheden voor deze grensoverschrijdende samenwerking binnen de euregio? En heeft de minister er zicht op wanneer het nieuwe Kwaliteitskader Spoedzorgketen wordt geïmplementeerd? Hoe worden hierbij de afspraken uit het kwaliteitskader gemonitord, bijvoorbeeld aan de hand van de aanbevelingen van de NZa?

Voorzitter. Ook anderen hebben er al over gesproken: in de ambulancezorg is het van levensbelang dat realtime informatie beschikbaar is over de plek waar de patiënt naartoe gebracht kan worden en dat gegevens over de gezondheid van de patiënt ook realtime beschikbaar zijn. Nu is er een aantal regio's waar huisartsen, ambulance en spoedeisende hulp de gegevensuitwisseling op orde hebben, maar door gebrek aan regie blijft de landsbrede implementatie uit, laat staat dat de gegevensuitwisseling tussen de regio's op orde is. Ook patiënten zijn vaak niet door hun huisarts gevraagd om toestemming te geven voor uitwisseling van gegevens. Wat gaat de minister doen om deze problemen op te lossen?

Voorzitter. Nog een punt dat ook door anderen aan de orde is gesteld — dat heb je als je de zoveelste spreker bent — en wel de normen in het kwaliteitskader. Hoe krijgen de 15 en 45 minutennormen wat de minister betreft hierin een plek? Hij heeft aangegeven dat de 45 minutennorm wat hem betreft ook herijkt wordt. Wat is de stand van zaken daarvan? De veldpartijen hameren op meer kwalitatieve en gedifferentieerde normen. Dat 95% van de spoedritten binnen 15 minuten ter plaatse moet zijn, zegt namelijk nog niets over de kwaliteit van de geleverde zorg. Hoe beoordeelt de minister dit en hoe wordt geborgd dat het nieuwe kwaliteitskader goed aansluit op het Kwaliteitskader Spoedzorgketen, bijvoorbeeld op het terrein van informatie-uitwisseling?

Dan de aed's. De minister schrijft dat burgerhulpverlening met een aed van absoluut belang is, maar om een landelijke dekking van 6 minutenzones te krijgen, moeten er ten minste 30.000 aed's zijn geregistreerd. Uit de antwoorden op schriftelijke vragen van mij bleek dat er vorig jaar pas 16.000 aed's geregistreerd waren. Slechts in 11% van Nederland was er sprake van dekkende 6 minutenzones en Amsterdam laat het afweten. Hoe staat het er nu mee en wanneer wil de minister 100% dekking hebben?

Voorzitter. Ik zie dat ik aan de vijf minuten ben. Mijn allerlaatste vraag: er zijn veel veranderingen in de acute zorg en de ambulancezorg. Hoe worden burgers en patiënten hierbij betrokken? Uit onderzoek weten we dat burgers inhoudelijk te weinig weten van de ambulancezorg. Hier is nog veel te winnen. Communicatie en informatie naar de patiënt moeten dus wat ons betreft ook zeker een plek krijgen in het kwaliteitskader. Dank u wel.

De voorzitter:
U krijgt nog een klein stukje extra spreektijd voor het antwoord op een vraag van de heer Geleijnse.

De heer Geleijnse (50PLUS):
Ik moet nog even de woorden op me in laten werken, maar ik ga de volgende vraag stellen aan mevrouw Dik-Faber. Zij vroeg het eigenlijk aan de minister, maar wat vindt zij zelf van de huidige normen en aanrijtijden die we hebben, de 15 minutennorm en de 45 minutennorm? Wat is de mening van de ChristenUnie daarover?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb ook de sheets bekeken van Ambulancezorg Nederland. Volgens mij hebben we die allemaal gekregen. En daaruit is voor mij heel helder geworden dat het goede richtlijnen zijn en dat ze ook waardevol zijn. We moeten ze dus niet zomaar overboord gooien, maar ze zijn ook niet alleszeggend. Ze zeggen namelijk niks over de kwaliteit van de zorg die wordt geleverd. Het zijn dus ook geen zorginhoudelijke richtlijnen. Dat is de zoektocht die ik ook graag met de heer Geleijnse wil gaan inzetten: of en hoe moeten we deze normen nu zien en hoe moeten we ze gaan verankeren? Want je kan inderdaad binnen 15 minuten ter plekke zijn. Dan is de norm gehaald, maar is daarmee dan ook de zorginhoudelijke norm gehaald? Dát is echt de vraag die ik hier op tafel leg. We komen nog te spreken over het kwaliteitskader. Laten we zien hoe het daarin een plek heeft gekregen. Ik ben graag bereid om hierover samen met de heer Geleijnse nog verder te spreken met de sector.

Meer informatie

« Terug