Debat over het eindrapport van de commissie-De Winter over het onderzoek naar geweld in de jeugdzorg

woensdag 16 december 2020

Kamerstuk 31015

Bijdrage aan een plenair debat met minister Dekker voor Rechtsbescherming en staatssecretaris Blokhuis van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Goed dat we dit debat niet hebben uitgesteld, ondanks dat we midden in de coronacrisis zitten en de coronamaatregelen zijn aangescherpt. Ik dank daar ook de voorzitter voor, want ik weet dat zij zich er persoonlijk voor heeft ingespannen.

Voorzitter. Het is goed dat we hierover spreken, na een lange tijd. Verschillende woordvoerders hebben hierbij hele sterke gevoelens. Dat geeft aan hoeveel leed de slachtoffers te dragen hebben. Verschillenden van ons hebben hen ook persoonlijk gesproken. Het is ook goed dat er uitgebreid onderzoek naar is gedaan. Bevindingen zijn heftig, zowel over wat er in de jeugdzorg plaatsvond, als over het proces van erkenning en onderzoek. We lezen dat slachtoffers met hun geweldservaringen zelden bij iemand terechtkonden. Vaak werden ze ook niet geloofd; dat moet nóg frustrerender zijn. Ze kregen te horen dat het aan henzelf lag of dat ze er maar eens een keertje over moesten ophouden, want het was al zo lang geleden. Dit zijn hele moeilijke verhalen om te horen.

Dan blijven er nog moeilijke vragen over. Hoe gaat het dan nu in de jeugdzorg? Gebeurt er nu wel genoeg om het geweld in de jeugdzorg tot een enorme uitzondering te maken? En hoe doen we de slachtoffers recht?

Ik kom eerst op de erkenning. De commissie deed aanbevelingen om de pijn van de slachtoffers te erkennen. De implementatie van de maatregel is gestart. Het is goed dat de financiële regeling een eenvoudige procedure en bewijslast heeft. Ik heb daar toch nog wel een aantal vragen over. Waarom is er gekozen voor een generiek bedrag van €5.000, terwijl de groep zo divers is? Was het in de uitvoering echt zo veel ingewikkelder om diverse categorieën aan te brengen?

In de voortgangsbrief staat dat de lotgenotenorganisaties inspraak hebben gehad bij de invulling van de regeling. Welke zijn dat? En hoe dan precies? Wij krijgen mails en brieven waaruit blijkt dat niet iedereen zich hierin herkent. Hoe is de samenhang met de financiële regeling van de commissie-Samson? Klopt het dat de eerder verkregen tegemoetkoming in mindering wordt gebracht op de tegemoetkoming waar we het vandaag over hebben gehad? En als dat zo is, dan zeg ik: dit moeten we toch niet willen met elkaar? Waarom is dat zo?

Ik kom op de controle. Onderdeel van de erkenning is het recht doen en berechten. Personeel heeft misdrijven gepleegd. Wat vinden de bewindslieden van een onderzoek naar deze strafbare feiten? Uiteraard moeten mensen zelf aangifte doen, maar waarom zouden we niet ook zelf onderzoek laten doen naar die stafbare feiten? En is bekend of slachtoffers schroom voelen om aangifte te doen? Hoe kunnen zij over de drempel worden geholpen? De commissie meldt dat de inspecties geen vrije toegang gaven tot de archieven. Hoe kan dat toch gebeuren?

Het voorkomen van geweld in de jeugdzorg vraagt om een cultuurverandering, een lange adem, zo schrijven de bewindspersonen en ook de lotgenoten. Dat is waar, maar laten we ook al stappen zetten waar we het nu al kunnen doen. Vele betrokkenen merken nu nog te weinig van alle veranderingsprocessen die zijn ingezet. Er wordt momenteel 33,5 miljoen uitgetrokken voor de transformatie van vastgoed naar kleinschalige instellingen. Dat is een goede ontwikkeling. Er lopen tal van pilots: trajecten zoals De best passende zorg voor kwetsbare jongeren, StroomOP, Ik laat je niet alleen. We hopen daarmee te bereiken dat mensen zo veel mogelijk in de thuissetting en zo min mogelijk in een instelling worden opgevangen, laat staan dat opname op een gesloten afdeling nodig is. Daarom vraag ik de bewindslieden of ze de ambitie van de ChristenUnie ook ondersteunen om in de tijd straks terug te gaan naar nul jongeren in de gesloten jeugdzorg. Het is eerder geopperd dat er nu alternatieve opvangmogelijkheden onderzocht worden in verschillende delen van het land. Deelt het kabinet deze ambitie? En hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen de stelling dat we uiteindelijk naar nul moeten gaan? Kan dat concreet worden gemaakt in een toekomstscenario jeugd- en gezinsbescherming?

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Voordewind. De heer Hijink heeft een vraag.

De heer Hijink (SP):
Ik denk dat iedereen wel deelt dat het best ingewikkeld is om vast te stellen wat nou een redelijk bedrag is dat je zou kunnen vragen, ook aan het kabinet, als het gaat om een financiële tegemoetkoming voor de slachtoffers van het geweld in de jeugdzorg. Het kabinet zegt: €5.000. Wij vinden dat bedrag te symbolisch; laat ik het zo zeggen. Ik vraag me af of de heer Voordewind die opvatting deelt. Laten we hierbij ook kijken naar andere, vergelijkbare schaderegelingen. Dit is geen schaderegeling, maar compensatie. Laten we hierbij ook kijken naar andere tegemoetkomingsregelingen. Is het hier dan niet heel erg karig? Zijn we hier dan niet te zuinig, gezien het enorme leed dat mensen hier is aangedaan? Zou daar niet een hogere vergoeding tegenover moeten staan?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
De commissie-Samson had gekozen voor een gestaffeld bedrag, dat varieerde van een paar duizend euro tot hoger. Ik heb begrepen dat er nu voor is gekozen om tot één bedrag over te gaan, misschien omdat het erg ingewikkeld is om allerlei categorieën van geweldplegingen aan te wijzen. Dat maakt het misschien nog veel gecompliceerder om het in de uitvoering goed te regelen. Vandaar dat er één bedrag overeen is gekomen. U vraagt of dat bedrag niet te laag is. Nou ja, wat ik van de enquêtes heb gezien is dat erkenning van het leed dat ze is aangedaan op nummer één staat, gevolgd door excuses, en dat het bedrag waarschijnlijk altijd arbitrair zal zijn. Je kunt zeggen: €5.000, €10.000 of €7.000. Ik begrijp in ieder geval dat de slachtoffers het belangrijk vinden dat er ook een geldelijke regeling tegenover staat. Maar ik heb niet begrepen dat het bedrag nou heel erg veel uitmaakt. Natuurlijk is er een verschil tussen €10.000 en €5.000, maar dan blijft het nog arbitrair waar je de grens legt. Als je het gemiddelde van de commissie-Samson neemt, kom je ook ongeveer op €5.000 of €6.000 uit. Maar ik geef toe dat het arbitrair blijft, ook als we het straks misschien wel op €10.000 zetten. Maar ik begrijp de redenering van het kabinet.

De heer Hijink (SP):
Nee, dat klopt, je kunt er eindelijk over steggelen wat een goed bedrag zou kunnen zijn. Ik snap zelfs ook wat u zegt, dat ook één bedrag misschien wel heel onterecht voelt, omdat het ene slachtoffer natuurlijk veel zwaarder getroffen is dan het andere slachtoffer. Dan voelt het vreemd om voor één bedrag te kiezen. Maar misschien juist wel daarom zeggen wij als SP: zorg er nou voor dat dat bedrag in ieder geval zó aanvoelt dat ook de mensen die jarenlang hun hele leven last hebben gehad van wat hen in hun jeugd is overkomen, zich niet alleen erkend voelen, maar in die compensatie ook die erkenning terugzien. Wij hebben te veel signalen gekregen van mensen die zeggen: €5.000 is gewoon te beperkt. Dan kan dat ook als een klap voelen. Ik heb nog een stuk teruggelezen dat ging over de Q-koorts. Minister Bruins heeft destijds gekozen voor een bedrag van €15.000; lager zou voelen als een klap in het gezicht van de slachtoffers. Die vergelijking gaat nooit een-op-een op, maar ik denk wel dat je ook door een te laag bedrag te kiezen als overheid uitstraalt dat je het niet serieus genoeg neemt. Ik vraag me af of de ChristenUnie bereid zou zijn om na te denken over de vraag waarom we dat bedrag niet zouden ophogen, zodat het voor mensen voelt als oprechte erkenning.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik snap de redenering. Ik snap ook wel de frustratie van mensen. Verder snap ik dat je kunt bediscussiëren of het niet gestaffeld zou moeten zijn. Ik heb daar ook over nagedacht. Ik begrijp ook wel dat je dan in een heel lastige discussie terechtkomt van: welk leed heeft meer effect op het functioneren van mensen dan ander leed? Men zal, als men in een lagere categorie is ingeschaald, dat mogelijk willen aanvechten: "mijn leed is het waard om de hoogste uitkering te krijgen". Daar kun je discussies over hebben. Over het bedrag: ik blijf dat lastig vinden, want zelfs als we naar €7.000 zouden gaan, zouden we waarschijnlijk nog mensen tekort doen. Nogmaals, ik heb wel de overtuiging gekregen dat men een geldelijke tegemoetkoming belangrijker vindt dan het bedrag. Ik begrijp dat sommige mensen het bedrag te laag vinden. Maar laten we de reactie van het kabinet afwachten. Ik denk dat altijd bediscussieerbaar wordt welk bedrag je dan uiteindelijk uitkeert.

De voorzitter:
Tot slot, de heer Hijink.

De heer Hijink (SP):
Mijn voorstel is nadrukkelijk niet om met staffels te gaan werken. Dat is volgens mij bij chroom-6 gebeurd. In die situatie was dat misschien heel logisch, maar dat zou ik niet willen voorstellen. Ons voorstel is: als je voor een bedrag kiest, zorg dan dat het een bedrag is dat voor praktisch alle slachtoffers voelt als een oprechte erkenning. Daarnaast heb ik de vraag bij het kabinet neergelegd om eens te kijken of je in heel specifieke situaties van mensen die levenslang arbeidsongeschikt zijn geraakt — ik vermoed dat dat er geen honderden zullen zijn — meer moet doen dan alleen tegemoetkomingen, of dat je moet kiezen voor schadevergoeding. Dat was mijn voorstel. Daarom vind ik het juist extra belangrijk dat dat bedrag omhoog gaat, want als je niet gaat werken met verschillende niveaus van slachtofferschap, hoe fout dat ook klinkt, dan moet dat bedrag wel serieus genoeg zijn. Wij vinden op dit moment dat dat niet zo is.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heb de vragen van de heer Hijink richting het kabinet ook gehoord als het gaat om die hele specifieke groepen. Daar voel ik in mee, om te zien of daar nog mogelijkheden in zitten. Maar ik wacht eerst de reactie van het kabinet af om te zien in hoeverre daar ruimte toe is en begrip voor is. Dan zullen we in de tweede termijn verder moeten kijken.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Voordewind.

« Terug