Bijdrage Joël Voordewind aan debat over de Nederlandse betrokkenheid Afghanistan

woensdag 30 september 2009

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. De ChristenUnie-fractie betreurt het dat mede door de uitleg van de minister van Buitenlandse Zaken, de discussie over de verlenging van de missie in Uruzgan weer is opgerakeld. Het is niet verstandig om over een verlenging te speculeren omdat dit de druk op andere NAVO-partners juist zal wegnemen om ons te vervangen. De ChristenUnie-fractie heeft altijd het kabinetsstandpunt ondersteund dat inhoudt dat de missie in Uruzgan eind 2010 stopt. De secretaris-generaal van de NAVO heeft ons parlement bij de verlenging zelfs nog een brief gestuurd met de mededeling dat de NAVO zich er heel goed van bewust was dat Nederland na die twee jaar zou stoppen. Hij heeft zich er toen ook aan gecommitteerd om na onze betrokkenheid NAVO-vervanging te zoeken. De artikel 100-brief was glashelder en die is voor ons nog steeds leidend.

Wij mogen trots zijn op onze militairen die het in zeer moeilijke omstandigheden voor elkaar krijgen om ongeveer 90% van de bevolking van Uruzgan in relatieve veiligheid te laten leven. Meer dan 50% van het gebied is onder controle gekomen van ISAF. Er zijn inmiddels 1700 Afghaanse militairen getraind en actief. Dat geldt voor 1300 politieagenten. Steden als Tarin Kowt en Dragut hebben voor het eerst in de geschiedenis stroom. Meisjes kunnen naar school, er is schoon drinkwater beschikbaar en er worden alternatieve gewassen ontwikkeld en uitgezet in plaats van de papaverteelt. Kortom, eind 2010 kunnen wij met opgeheven hoofd de missie overdragen aan een opvolger. Ik verzoek het kabinet dan ook om zich tot het uiterste in te spannen om bij de NAVO te pleiten voor goede opvolging, opdat de wederopbouw en het ontwikkelingswerk veiliggesteld en gecontinueerd worden. Kan het kabinet toezeggen dat het zich hiervoor inspant om de voortgang van deze projecten te waarborgen?

De ChristenUnie-fractie wil niet vooruitlopen op de nieuwe activiteiten van Defensie elders in Afghanistan. Daartoe zal het kabinet, zoals wij dat gewend zijn, eerst met een artikel 100-brief naar de Kamer moeten komen. Vervolgens zullen wij dat verzoek wederom afwegen. Ondertussen moeten wij alles op alles zetten om de Afghanen te trainen met als doel, ervoor te zorgen dat de bevolking eind 2010 zo veel mogelijk in zijn eigen veiligheid kan voorzien. Onze militairen verdienen daarbij onze volledige steun.

De heer Van Bommel (SP): Hier geldt dat de pot de ketel verwijt dat die zwart ziet. Hoe kan de heer Voordewind dit kabinet verwijten dat er openingen gemaakt worden voor een verblijf in Afghanistan dat langer duurt dan 2010? In januari van dit jaar zei hij namelijk het volgende: " ... een kleinere missie, niet als lead nation, in een veiliger deel van Afghanistan. Precieze aantallen kan ik zo niet noemen, maar dan moet je denken aan onder de 500 man."

De heer Voordewind (ChristenUnie): Mijn statement had te maken met speculaties van de minister van Buitenlandse Zaken over het mogelijk verlengen van de missie, of het eventueel aangaan van een nieuwe missie in Uruzgan. Daarover heb ik tot nu toe niks gezegd. Mijn pleidooi is dat de regering de NAVO moet aanzetten om zo snel mogelijk opvolging te vinden voor ons in Uruzgan, met name om de ontwikkelingsprojecten, het goede werk dat onze militairen daar tot nu toe hebben gedaan, veilig te stellen en te continueren.

De heer Van Bommel (SP): De heer Voordewind weerspreekt niet dat hij de uitspraak die ik heb geciteerd, heeft gedaan. In dat citaat gaat hij veel verder dan de minister van Buitenlandse Zaken. Hij noemt een concreet aantal. Hij laat het niet open in de zin van: wij moeten niets op anderen afschuiven. Neen, hij geeft een concrete invulling aan een mogelijk langer verblijf, op een of andere wijze, met een door hem genoemd aantal van onder de vijfhonderd. Dat gaat veel verder dan het kabinet. Ik neem het niet vaak voor het kabinet op. Geniet er maar even van, zou ik zeggen. Ik ben van mening dat de heer Voordewind zijn toon tegenover het kabinet zou dienen te matigen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb niets anders gedaan dan herhalen wat het kabinet eerder heeft gezegd. Ook de minister van Defensie heeft hetzelfde eerder gezegd. Het defensieapparaat piept en kraakt. Wat er ook gebeurt, wij kunnen deze missie in deze omvang niet voortzetten. Als er al een andere missie komt, elders in Uruzgan -- en het is de vraag of dat het geval zal zijn -- dan zal deze kleiner moeten zijn. Dat signaal heb ik afgegeven. Ik wil het nog wel eens herhalen. Naar de mening van onze fractie zal een vervolgmissie niet dezelfde omvang kunnen hebben. Wij zijn heel duidelijk geweest. Dat zijn wij ook nu. Voor Uruzgan zoeken wij nu een opvolger. Daarop moeten alle inspanningen zijn gericht.

De heer Van Bommel (SP): De discussie neemt nu wel een heel rare wending. Mijn opmerking was bedoeld om enige matiging te bewerkstelligen aan de kant van de ChristenUnie. Ik bereik echter precies het tegenovergestelde. De heer Voordewind herhaalt zijn uitspraak die veel verder gaat dan die van de minister van Buitenlandse Zaken. De heer Voordewind doet precies wat hij het kabinet verwijt. Hij maakt een opening om een stuk kleiner verder te gaan. Vijfhonderd, zoals hij in januari heeft gezegd. Daarom geeft hij zowel in Nederland als aan de krijgsmacht en internationaal het signaal af dat met de regeringspartij de ChristenUnie en met Nederland valt te praten over een verblijf na 2010 met vijfhonderd man. Dank u zeer. Misschien moeten wij het debat voeren met de heer Voordewind en niet met het kabinet.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Wij weten dat de heer Van Bommel goed kan toneelspelen. Dit verwijt zit in een heel andere context dan het debat dat wij vanavond voeren. Het is een speculatie op een eventuele verlenging van de missie in Uruzgan. De heer Van Bommel draagt andere punten aan. De centrale lijn van mijn verhaal is duidelijk. Al het andere dat u voorleest ...

 

De voorzitter: Via de voorzitter!

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Al het andere dat de heer Van Bommel voorleest is allemaal besproken. Het is eerder gezegd door ministers uit het kabinet. Het leger piept en het kraakt. Wat er ook gebeurt, wij zullen een missie van deze omvang nooit meer kunnen uitvoeren. Het belangrijkste is dat zo snel mogelijk een opvolger wordt gezocht voor onze rol in Uruzgan.

« Terug