Bijdrage Joël Voordewind in het plenaire debat over Iran.

donderdag 10 november 2011

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind in een voortgezet algemeen overleg met minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken.

Onderwerp:    VAO Iran (AO d.d. 9/11)

Kamerstuk:    33 000 - V

Datum:             10 november 2011

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. We hebben het IAEA-rapport uitdrukkelijk besproken in het debat. Vooral dit rapport is een echte wake-upcall als het gaat om het ontwikkelen van nucleaire wapens in Iran. Daarnaast bestaat er de dreiging om Israël van de kaart te vegen. Daarom zou het een goed signaal zijn als de NAVO een veiligheidsgarantie zou afgeven voor Israël. Dit zou een goed signaal zijn voor Iran om het vooral niet in het hoofd te halen om Israël aan te vallen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Iraanse nucleaire programma een existentiële bedreiging vormt voor Israël;

verzoekt de regering, te bevorderen dat de NAVO een veiligheidsgarantie voor Israël afgeeft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (33000-V).

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Wat bedoelt de heer Voordewind met veiligheidsgaranties?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Mevrouw Peters moet dat zien in de lijn van artikel 5 van het NAVO-verdrag. Op het moment dat een van de partners wordt aangevallen, zullen de andere bijstand verlenen. Het is een veiligheidsgarantie omdat Israël natuurlijk geen lid is van de NAVO. Het zou mooi zijn als dit in de toekomst wel zou gebeuren, want dat zou een nog sterker signaal afgeven aan Iran. Het zou ook een alleingang van Israël richting Iran kunnen voorkomen, omdat Israël dan zou moeten overleggen binnen de NAVO. We kunnen wel een veiligheidsgarantie afgeven aan Israël, waarmee we, zonder dat Israël lid is van de NAVO, toch een signaal aan Iran kunnen geven: blijf van Israël af, anders kom je aan ons.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Dat betekent dat als Israël wordt aangevallen, wij Israël automatisch moeten helpen om zich te verdedigen. Betekent het ook dat wij, als Israël een aanval pleegt en daardoor zijn eigen onveiligheid mogelijk vergroot, ook die actie zouden moeten steunen?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Op het moment dat een lid wordt aangevallen, heeft de NAVO de verantwoordelijkheid om bijstand te verlenen ter bescherming van het lid dat wordt aangevallen. Dat staat in artikel 5 van het NAVO-verdrag. Dat bedoel ik met een veiligheidsgarantie.

De heer Ten Broeke (VVD):

De heer Voordewind zegt dus dat artikel 5 van het NAVO-verdrag nu moet worden toegepast op Israël.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat is wel de intentie van de motie, zonder dat het een formeel automatisme is omdat Israël geen lid van de NAVO is. De NAVO zou daarmee wel een heel duidelijk statement geven ten opzichte van Iran om vooral niet te overwegen om Israël van de kaart te vegen.

De heer Ten Broeke (VVD):

Hoe sympathiek ik dit ook vind, de heer Voordewind legt hiermee iets op tafel, terwijl wij net in andere moties hebben gehoord dat er dingen van tafel moeten worden gehaald. Ik mag toch aannemen dat hij zich dit realiseert?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ja. Het grote onderscheid tussen de intentie van deze motie en die van andere moties is dat het gaat om het moment dat Israël wordt aangevallen. Dat is een duidelijk signaal. Het gaat om een lid dat wordt aangevallen; ik spreek dus niet over een lid dat zelf besluit om een ander lid aan te vallen. In het eerste geval zou de NAVO automatisch moeten verdedigen.

De heer Van Bommel (SP):

Realiseert de heer Voordewind zich dat aanname van deze motie en, in het verlengde daarvan, uitvoering van dit voorstel, maar één ding kunnen betekenen, namelijk dat hij de NAVO opblaast?

De heer Voordewind spreekt over een aanval op Israël. Wat gebeurt er echter als Israël als eerste geweld gebruikt en er vervolgens sprake is van vergelding tegenover Israël? Valt dit ook onder zijn definitie van bescherming?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Deze vraag is in lijn met die van collega Ten Broeke. Als een lidstaat wordt aangevallen, is dat duidelijk een offensieve actie tegen een van de leden van de NAVO en dan is er een verantwoordelijkheid om zo'n lid te beschermen. Dat staat in artikel 5 van het NAVO-verdrag.

De heer Van Bommel (SP):

Realiseert de heer Voordewind zich dat hij met deze uitleg het multilaterale systeem van de Verenigde Naties onderuithaalt? In het Handvest van de Verenigde Naties staat dat een lid zich mag verdedigen als het wordt aangevallen. De heer Voordewind ontzegt met dit voorstel alle landen die door Israël zouden worden aangevallen het recht, zichzelf te verdedigen. Dat moet hij zich realiseren. Dat is de kern van zijn voorstel.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het volkenrecht is niet in tegenspraak met artikel 5 van het NAVO-verdrag.

De heer Kortenoeven (PVV):

Kan ik de motie van de heer Voordewind zo lezen dat hij eigenlijk een parallel trekt met de veiligheidsgarantie die de Verenigde Staten hebben afgegeven aan Taiwan voor het geval Taiwan zou worden aangevallen door bijvoorbeeld de Volksrepubliek China?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Deze motie is breder. Zij gaat niet over een bilaterale garantie; die garantie is er de facto nu al van Amerika aan Israël. Zij betreft een veiligheidsgarantie die de NAVO zou afgeven. Daarmee zou de internationale gemeenschap een heel duidelijk signaal geven aan alle Arabische landen die ook maar zinspelen op het van de kaart vegen van Israël.

Voor meer informatie zie ook www.tweedekamer.nl.


« Terug

Archief > 2011 > november