Bijdrage Joël Voordewind aan het plenaire debat begroting Buitenlandse Zaken.

woensdag 23 november 2011

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind aan een plenair debat met minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken.

Onderwerp:    Begroting Buitenlandse Zaken (33000 V)

Kamerstuk:    33 000 - V

Datum:             23 november 2011

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Vandaag voeren wij het debat over de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken na een uitgebreid WGO over ontwikkelingssamenwerking. Ik sluit mijn betoog af met enkele opmerkingen naar aanleiding van het WGO van afgelopen maandag.

Terwijl wij hier praten, vindt er een demonstratie plaats op het Tahrirplein. Er zijn inmiddels al meer dan dertig slachtoffers te betreuren en vele gewonden. Als je de beelden ziet op de televisie, slaat de angst je om het hart. Je vraagt je af wat er in de tussenliggende tien maanden is gebeurd. Waarom zijn er niet meer hervormingen doorgevoerd dan men in februari had verwacht? De minister heeft gepleit om EU-waarnemers naar de verkiezingen te sturen, maar dat is geweigerd door de Egyptische overheid.

De fractie van de ChristenUnie zal aanstaande vrijdag met een delegatie afreizen, om daar maandag als een parlementaire delegatie aanwezig te zijn. Wij zullen proberen op een aantal stembureaus polshoogte te nemen.

De minister heeft nog 22 mln. in de pot voor Egypte; het is het restant van dit jaar. Ik vraag hem wat nu zijn houding is. Laat hij dat geld apart staan, om af te wachten of de hervormingen worden doorgevoerd? Wij wachten allemaal op de verkiezingen en op de hervormingen die de noodtoestand moeten opheffen. Er mogen geen burgers meer worden berecht via een militair tribunaal. Ik hoor graag de reactie van de minister.

De fractie van de ChristenUnie vindt godsdienstvrijheid een belangrijke graadmeter voor het respect voor mensenrechten. Dat vindt de minister ook en daarom heeft hij de pilots voor godsdienstvrijheid van vijf naar tien uitgebreid. Ik loof hem daarvoor.

Ik loop een aantal van die projecten door en begin bij Pakistan. Er is daar een belangrijke godslasteringswet waaronder veel christenen worden opgepakt. De wet wordt misbruikt en het grote voorbeeld daarvan is mevrouw Asia Bibi, een vrouw die onder de godslasteringswet mogelijk de doodstraf krijgt. Wat gaat de Nederlandse regering doen binnen het pilotprogramma om de godslasteringswet te laten evalueren om te kijken of er wijzigingen kunnen worden aangebracht?. Wij weten dat het heel gevoelig ligt om dat aan de kaak te stellen, vooral door mensen uit Pakistan zelf. Eerder is een gouverneur omgekomen en ook een minister. Toch vraag ik aandacht voor de pilot voor de godslasteringswet. Wat worden de inspanningen van de minister?

De heer Ormel (CDA):

De CDA-fractie waardeert de inspanningen van de ChristenUnie-fractie voor Asia Bibi en de strijd tegen godslasteringen in Pakistan. Maar er is meer aan de hand in Pakistan. Zij hebben daar de Hudood laws, waardoor het met name voor vrouwen heel moeilijk is om hun recht te krijgen. De positie van de vrouw is zeer achtergesteld. Vindt de ChristenUnie-fractie dat dit moet worden meegenomen in de pilot, of moet die zich beperken tot wat de fractie in eerste instantie heeft gezegd?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het gaat om tien pilots in tien landen, waar specifiek aandacht wordt gevraagd voor godsdienstvrijheid. Er moet een begrenzing zijn. Wij hebben aandacht gevraagd voor de rechten van vrouwen in Pakistan en Afghanistan. Er zitten duizenden vrouwen in Afghanistan gevangen en als die moeten worden opgevangen, vindt de heer Ormel mij aan zijn zijde.

De heer Ormel (CDA):

De geachte afgevaardigde de heer Voordewind heeft gelijk dat we niet als een soort kapstok alles eraan moeten ophangen. Er is echter een relatie tussen godsdienstbeperking voor vrouwen via shariawetten en godsdienstvrijheid. Vandaar mijn voorstel om met name de werking van de hududwetten in Pakistan bij de pilot te betrekken.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik geleid deze vraag door naar de minister om te bekijken of we dit element kunnen meenemen. Veel heeft met elkaar te maken als het gaat om de shariawetgeving in Pakistan en Afghanistan. Ik wacht graag het antwoord van de minister af.

Ik kom op andere pilotprogramma's, zoals het programma inzake India. In de tekst daarvan staat dat het kabinet stelt dat iemand zich moet registreren als hij of zij zich wil bekeren teneinde effectieve vrijheid van geloof te garanderen. Ik keek toch een beetje verbaasd bij die zin. Daarmee geeft de regering namelijk aan dat je jezelf moet registreren, wil je volledig je godsdienstvrijheid kunnen uiten. Dat is toch niet het recht op godsdienstvrijheid zoals dat verankerd is in het Verdrag voor de rechten van de mens? Daarin wordt gesteld dat iedereen zich mag bekeren, of hij dat registreert of niet. Graag wil ik daar een reactie op. Ook wil ik graag dat het kabinet klip-en-klaar afstand neemt van deze onwenselijke inbreuk op fundamentele vrijheden.

Ik kom op de Papoea's. Er zijn al aardig wat woorden over gesproken, ook door de PVV-fractie. Ik onderschrijf ze. Ik beklemtoon en onderschrijf ook de oproep om tot uitvoering en implementatie te komen van de autonomiewet, die inmiddels tien jaar geleden is aangenomen. Ook toentertijd was daarvoor een donorconsortium afgesproken. We hebben gehoord dat ook Nederlandse ngo's grote problemen hebben om daarin mee te werken. Ik noem organisaties zoals het Rode Kruis, Cordaid, ICCO en Kerk in Actie. Allemaal ondervinden ze problemen als het gaat om steun aan de Papoea's. Er zijn ook organisaties die nog steeds worden uitgesloten om Papoea te bezoeken, bijvoorbeeld Amnesty International, maar ook buitenlandse journalisten. Alstublieft, zet grote druk op de Indonesische regering om toch vooruitgang te boeken als het gaat om de Papoea's, niet alleen op het gebied van economische ontwikkeling maar ook op het gebied van de politieke en religieuze vrijheden van het volk.

Ik kom op China, een ander pilotland inzake godsdienstvrijheid. We hebben daar ook over gesproken in het laatste debat over China. Toen heb ik de minister gezegd dat in de laogai dwangarbeid plaatsvindt. De minister zei dat dit formeel verboden is. Daar heeft hij gelijk in. Er is in 1991 een wet aangenomen die dat verbiedt, maar die verbiedt met name de term "laogai". De verschillende gevangenissen waar de dwangarbeid plaatsvindt, zijn omgelabeld en daar vindt nog steeds het gruwelijke werk plaats. Wat gaat de minister concreet doen, behalve het op de agenda zetten van dit probleem in de Europese Unie? Wat gaat hij concreet doen aan het bestrijden van de dwangarbeid en met name aan de invoer in Nederland en Europa van de producten die met die dwangarbeid gemaakt zijn?

Ik kom op de zogenaamde Arabische lente en met name op Libië. Ik heb er eerder voor gepleit om toch te kijken bij de maak van de grondwetten. Daar gaan de Libiërs zelf natuurlijk over, maar ook Europa staat klaar om daar geld voor vrij te maken. Er zou toch een verwijzing in moeten naar de internationale rechten van de mens? Nadat er ook een verwijzing is naar de islamitische wetgeving, de shariawetgeving, als belangrijkste richtsnoer voor de wetgeving, zouden er toch ook verwijzingen naar fundamentele mensenrechten in moeten komen? De internationale gemeenschap heeft daar ook voor gepleit inzake Afghanistan. Ik blijf dat benadrukken. Graag wil ik daarop een reactie, want de Europese Unie staat al klaar.

Ik heb Egypte al eventjes genoemd. De minister zei vanmorgen op de radio over Egypte dat de militaire raad zich bewoog en beweegt richting de democratie. Over welke democratie heeft hij het dan? Er zijn aanstaande maandag weliswaar verkiezingen, maar de voortekenen, zoals het neerslaan van de demonstraties, zijn niet positief. Graag wil ik een uitleg over wat de minister precies verstaat onder "hervormingen". Inmiddels zijn er 12.000 burgers berecht onder militaire rechtbanken. De noodtoestand zou worden opgeheven. Ik noem het "less for less, more for more"-principe. Wat is er nu "more" aan de ontwikkelingen die we in Egypte zien? Is de minister bereid om de EU-financiering en de Nederlandse financiering pas echt van start te laten gaan op het moment dat we wezenlijke veranderingen op het gebied van de mensenrechten zien?

Dan Turkije. Er zijn woorden gevallen over de viering van 400 jaar diplomatieke betrekkingen. Tijdens deze 400 jaar vond ook de genocide plaats op de Armeniërs. We hebben een brief gehad van de minister waarin hij reageert op vragen van mijn fractie over die genocide en daarin spreekt hij tot mijn grote verbazing toch weer over de Armeense kwestie of de verschrikkelijke gebeurtenissen rond 1915. Waarom neemt de minister niet de in deze Kamer inmiddels gebruikelijke terminologie "Armeense genocide" over? Er is een motie van collega Rouvoet aangenomen waarmee de Kamer heeft uitgesproken dat er een Armeense genocide heeft plaatsgevonden. Ik zou dan ook graag zien dat de minister die terminologie ook gaat hanteren

Dan kom ik te spreken over het Midden-Oostenvredesproces. Onlangs vernamen we dat de Fatah en de Hamas toenadering zoeken. Er is ook gesproken over eensgezinde verkiezingen volgend jaar. Wat is nu de opstelling van het kabinet? Ik heb er eerder een motie over ingediend. Op aandringen van de minister heb ik die aangehouden omdat hij nog de ontwikkelingen wilde bekijken. We hebben al wel gelezen dat de Hamas, als ze samenwerkt met de Fatah, zich gebroederlijk en eendrachtig wil opstellen om Israël te kunnen bestrijden. Dat zijn toch niet de termen die moeten leiden tot een tweestatenoplossing? Hoe gaat de minister er straks mee om als er inderdaad samengewerkt wordt tussen de Hamas en de Fatah?

Ook de Fatah laat verschillende malen, ook via de media, horen dat geweld en zelfmoordterrorisme verheerlijkt moeten worden. Pleinen worden ernaar vernoemd. Op de Palestijnse televisie wordt er uitgebreid aandacht geschonken aan mensen die zelfmoordterrorisme en terrorisme hebben uitgevoerd. Er worden zelfs beloningen gegeven aan dergelijke mensen. Hoe langer mensen in de gevangenis hebben gezeten, hoe groter de beloning. Je zou bijna denken aan de kreet van de minister "less for less, more for more", maar dan in de verkeerde volgorde. Hoe kan het nu zijn dat wij 50 mln. per jaar aan de Palestijnse Autoriteit betalen, terwijl de Palestijnse Autoriteit van dat geld ook weer de salarissen betaalt van de terroristen die in de Israëlische gevangenissen zitten? Daar moeten wij toch mee stoppen? Is de minister ook bereid om een schriftelijke verklaring te eisen en tot een inspanningsverplichting te komen dat de Palestijnse Autoriteit stopt met deze betalingen? Het gaat om 8,4 mln. per jaar. Ik krijg daarop graag een heldere toezegging.

We hebben mensenrechtenrapporten gehad uit Israël die zeggen dat Israëlische artsen verdenkingen van martelen van de Palestijnen zouden verzwijgen. Ik hoor daarop graag een reactie van de minister. Als dat bericht klopt, zou Nederland er goed aan doen om Israël te wijzen op het feit dat Israëlische artsen dit soort dingen niet mogen verzwijgen. Ze moeten die aan de kaak stellen. Ook in Israël mag martelen niet geaccepteerd en getolereerd worden.

Tot slot nog twee reacties in de richting van de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking. Ik ben blij met de toezegging inzake de Child Labour Free Zone in relatie tot het Mensenrechtenfonds. Ik vraag de staatssecretaris wel in hoeverre hij dat concreet kan maken. Welke projecten gaan er gesteund worden? Kan de staatssecretaris daarover de Kamer informeren middels een brief?

Als het gaat om de noodhulp dank ik de staatssecretaris voor de toezegging dat hij bereid is de UNHCR-bezuiniging voor een gedeelte ongedaan te maken via het amendement dat mevrouw Dikkers en ondergetekende hebben ingediend. Ik mag hopen dat we er ook wat betreft de dekking uitkomen met elkaar.

Ik sluit af met een verwijzing naar Matthëus 25. Daarin worden we opgeroepen om voor de armen te zorgen, de naakten te kleden en de hongerigen te voeden. Dat wilde ik nog even uiteenzetten richting de heer Ormel, want er was wat onduidelijkheid over. En als het gaat om de noodhulp, verwijs ik wederom naar Matthëus 25 waar staat dat je zonder extra olie in je lamp een dwaze maagd bent. Dat getuigt ervan dat we de noodhulppot van 250 mln. zo veel mogelijk gevuld moeten houden in geval van nood.

De voorzitter:

De heer Ormel voelt zich in ieder geval niet persoonlijk aangesproken. Dat is al heel wat.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik ben nog wat vergeten. Ik heb een uitdraai gemaakt van een aantal uitspraken van de Palestijnen over het verheerlijken van geweld. Ik wil dit stuk aanbieden aan het kabinet en de collega’s.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

Voor meer informatie zie ook www.tweedekamer.nl.

 


 

« Terug

Archief > 2011 > november