Bijdrage Carla Dik-Faber aan de Begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport

woensdag 30 oktober 2019

Bijdrage Carla Dik-Faber aan een plenaire begrotingsbehandeling met minister de Jonge van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, minister Bruins voor Medische Zorg en staatssecretaris Blokhuis van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Kamerstuknr. 35300 – XVI

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Er ligt hier een cadeautje, en het blijft nog even spannend voor wie dat is.

Voorzitter. Mag ik u voorstellen aan mijn nichtje Jannet. Ze werkt al 30 jaar in de zorg en ze is nu verpleegkundig specialist in een ziekenhuis ergens midden in het land. Als je de diagnose kanker krijgt, staat je wereld op z'n kop. De dokter vertelt je dan wat de diagnose is en ook wat de behandelopties zijn, maar daarna komen alle andere vragen. Wie vertel ik dat ik kanker heb, en hoe vertel ik het? Hoe regel ik het met mijn werk? Wie zorgt er voor de kinderen als ik een behandeling onderga? Dan is het goed dat er mensen zijn zoals mijn nichtje Jannet, met een luisterend oor. Ze schreef er een boek over, dat voor ontzettend veel mensen — patiënten én zorgverleners — heel herkenbaar is. Patiënten, maar ook artsen en verpleegkundigen, moeten zich schikken binnen systemen. We zijn hierbij de menselijke maat uit het oog verloren. De ChristenUnie wil dat we in de zorg weer mét mensen in plaats van óver mensen spreken. We willen toe naar een zorg met aandacht, aandacht voor de wensen van patiënten, cliënten en zorgprofessionals. Zij moeten kunnen meepraten over hoe hun zorg georganiseerd is.

Dit vraagt om zorgverzekeraars die als coöperaties weer ten dienste staan van hun leden, de verzekerden. Nog niet zo lang geleden hebben we hierover ook een wetsvoorstel aangenomen in deze Kamer. Dit vraagt om zorgorganisaties die cliëntenraden niet als noodzakelijk kwaad zien, maar als een kans om de zorg te verbeteren. Dit vraagt om ziekenhuizen die waardering hebben voor verpleegkundigen, die waardevol werk doen maar ook graag verantwoordelijkheid willen dragen. En dit vraagt om een zorgsector die inwoners meeneemt bij belangrijke veranderingen in het regionale zorglandschap.

Voorzitter. De ChristenUnie wil meer zeggenschap in de zorg. Zeggenschap voor patiënten betekent bijvoorbeeld dat samen beslissen de norm wordt voor iedere arts. Nu is het onderdeel van de opleidingen, maar het krijgt naar mijn idee nog niet de aandacht die het verdient, ook niet bij de reeds werkzame artsen. Samen beslissen leidt tot lagere kosten, betere zorg en een betere kwaliteit van leven. Is de minister bereid te onderzoeken op welke manier samen beslissen beter in de opleidingen en de bijscholingen kan worden verankerd? Graag een reactie.

Voorzitter. Ik kom op een groep patiënten die weliswaar niet zo groot is, maar die wel te maken heeft met een intensieve zorgvraag; dat zijn de chronische Lymepatiënten. Om mensen met chronische Lyme betere zorg te geven, heb ik samen met D66 een amendement ingediend om het expertisecentrum dat drie jaar geleden is opgericht, meer armslag te geven. Wij willen de samenwerking verbreden naar andere academische centra en we willen casemanagers en verpleegkundig specialisten die patiënten begeleiden. We willen meer kennisoverdracht tussen experts in eigen land en die in het buitenland. En er is meer onderzoek nodig naar de behandeling van langdurige Lyme, ook naar behandelingen die in alternatieve richtlijnen worden aangeboden. Ik hoop dan ook op de positief oordeel van de minister op dit amendement. Ik wil heel graag met de minister voor Medische Zorg de komende tijd bekijken hoe wij de zorg voor chronische Lymepatiënten structureel kunnen verbeteren.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Laat ik vooropstellen dat ik veel sympathie heb voor het amendement voor het Lyme-expertisecentrum, maar ik kijk nog even verder. Wij hebben ook mensen met Q-koorts en mensen met chronisch vermoeidheidssyndroom. Er zijn heel vaak raakvlakken tussen die drie verschillende ziektes. Ik zou aan mevrouw Dik-Faber willen vragen of zij eens, ook met dit amendement, wil bekijken hoe dit beter geïntegreerd kan worden in plaats van dat wij straks voor alle drie aparte expertisecentra hebben. Wij hebben hier recentelijk op initiatief van de heer Raemakers een motie aangenomen over het chronisch vermoeidheidssyndroom: hoe dit beter geïntegreerd kan worden.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Laat ik vooropstellen dat ik geen arts ben. Voor mij als leek en wellicht ook voor mevrouw Van den Berg als leek, ik weet niet helemaal zeker wat haar achtergrond is, of zij arts is … Je zou kunnen zeggen: we hebben hier te maken met groepen patiënten die kampen met chronische ziekten waaronder vermoeidheid. Inderdaad, Lyme kan zich uiten in vermoeidheid, maar er zijn ook andere verschijnselen bij chronische Lyme. Ik vind het als leek, als politicus, moeilijk om nu te zeggen dat wij voor al die chronische ziekten tot een expertisecentrum moeten komen. Ik weet ook niet of dat de bedoeling is van mevrouw Van den Berg. Natuurlijk wil ik heel graag bekijken of de kennis en expertise die wij op verschillende vlakken hebben, kunnen worden gebundeld en of wij ervoor kunnen zorgen dat zij elkaar versterken, maar ik zou daar ontzettend graag de zorgsector de lead in willen geven. Ik nodig de zorgsector ook uit om mij daarin te adviseren. We hebben drie jaar geleden het expertisecentrum voor Lyme opgericht — dat was niet voor niks; dat was ook na een groot Kamerdebat — omdat het een groep patiënten is die niet de zorg krijgen die zij nodig hebben. Dus wellicht is het nu nog iets te vroeg om te zeggen: laten we het allemaal op een hoop gooien. Ik wil me daar echt over laten adviseren. Ik wil op dit moment heel graag het expertisecentrum meer ruimte geven om de zorg voor patiënten te verbeteren.

Mijn excuses dat dit een wat lang antwoord is, maar het is ook ingewikkelde materie.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik ben zeker geen arts en in die zin laat ik me ook graag adviseren. Alleen krijg je in al die situaties weer een apart bestuur en een aparte directie. Men moet wel verschillende expertises hebben, maar misschien kan er sprake zijn van een positieve organisatorische kruisbestuiving en kan de kennis beter worden overgedragen. Dat zou ik mevrouw Dik-Faber graag willen meegeven.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb nu samen met D66 een amendement ingediend om de zorg voor chronische Lymepatiënten te verbeteren. Ik denk dat dit heel hard nodig is. Dit staat nu niet goed op de rit. Wij hebben allemaal de mensen gesproken die de Lymemonitor aan Kamerleden hebben overhandigd. Zij hebben mij ook echt overtuigd dat het nog niet op de rit staat. Dus ik vind het nu echt te vroeg om te spreken over het in elkaar schuiven van allerlei expertisecentra en hoe dat organisatorisch moet. Ik wil echt de zorg verbeteren, maar als mevrouw Van den Berg komt met voorstellen hoe dit concreet anders zou moeten, dan wil ik daar heel graag met haar verder over nadenken.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Dank aan collega Dik-Faber en de collega's van D66 voor dit initiatief. Het is heel erg belangrijk dat we in de Kamer een vervolg geven aan het gesprek dat gestart is naar aanleiding van de Lyme Monitor. Ik hoor wel geluiden dat patiënten zich soms niet betrokken voelen bij de manier waarop zo'n expertisecentrum werkt. Kent mevrouw Dik-Faber die geluiden en, zo ja, is er in het voorstel dat zij doet enige ruimte om te zorgen dat patiënten beter of anders gehoord worden?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb vooral van patiënten gehoord dat zij zich niet serieus genomen voelen door de zorgsector. Zij gaan naar een arts met hun klachten en de arts zegt dan: ga maar naar een fysiotherapeut of naar een psycholoog, dan zijn je problemen opgelost. Zo werkt het echter niet. Dat is precies wat er aan de hand is. De diagnose is lastig en de behandeling sluit niet goed aan op de zorgbehoefte en dat is wat er verbeterd moet worden. Daarom vind ik het ook zo belangrijk dat we dat expertisecentrum versterken, want daar zijn die patiënten in vertegenwoordigd en daar moeten ze hun geluid kunnen laten horen. Ik wil bijvoorbeeld ook dat er oog is voor alternatieve behandelingen. Patiënten komen naar mij toe en zeggen gehoord te hebben dat in andere landen de behandeling wel werkt, maar in Nederland lopen ze dan toch tegen bepaalde muren aan. Ik wil dat dat gesprek gevoerd wordt en dat er een open oog voor is. Volgens mij is het expertisecentrum de plek om het gesprek te voeren tussen de patiënten en de artsen.

De voorzitter:
U continueert.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Nederland heeft een lange traditie als het gaat om het opleiden van tropenartsen, de zogenaamde Arts Internationale Gezondheidszorg en Tropengeneeskunde, AIGT. Anders dan bij andere specialismen krijgen ziekenhuizen voor de opleiding tot AIGT, een erkende opleiding, geen vergoeding van de overheid. Om ervoor te zorgen dat de opleiding tot AIGT behouden blijft in Nederland, is het nodig om wel een vorm van overheidsfinanciering beschikbaar te stellen. Daarom overweeg ik een amendement in te dienen om bij te dragen aan de kosten die de verschillende opleidingsrichtingen moeten maken, kosten die nu vaak door de ziekenhuizen worden gedragen, en om bij te dragen in de kosten voor het opleidingsinstituut. Ik hoor graag van de minister voor Medische Zorg hoe hij staat tegenover dit idee.

Dan een ander punt. De zorgsector heeft een relatief aandeel in de uitstoot van CO2 en de afvalberg. Toch is duurzaamheid geen onderwerp dat bij zorgbestuurders en zorgverleners bovenaan de agenda staat. Enerzijds is dat begrijpelijk omdat patiëntenzorg uiteraard op nummer één moet staan. Maar het kan anders, waarbij kwaliteit van zorg en duurzaamheid hand in hand gaan. Ik weet dat de zorgsector dit zelf ook heel erg graag oppakt. Ze hebben namelijk de green deal Duurzame zorg afgesloten. Sommige ziekenhuizen, zoals het Radboud UMC, zijn ook al voortvarend aan de slag gegaan, maar de ChristenUnie en GroenLinks vinden dat er meer nodig is. De green deal lijkt nu vooral nog op papier te bestaan. Daarom een aantal vragen aan de minister. Wil de minister er werk van maken dat duurzaamheid een plek krijgt in de opleiding en de hoofdlijnenakkoorden? Kan de zorgsector ook een beroep doen op subsidies voor bijvoorbeeld energiebesparing, subsidies die vaak vanuit het ministerie van EZK beschikbaar worden gesteld? Hoe kan de zorgsector bijdragen aan de circulaire economie? Ik krijg op deze vragen graag een antwoord.

Onlangs was in het nieuws dat vruchtbaarheidsklinieken steeds meer gebruikmaken van sperma uit het buitenland, vooral uit Denemarken. Mijn fractie maakt zich zorgen over deze ontwikkeling. Zo wordt er nog gewerkt met anonieme donoren, kun je pas op je 18de kennismaken met de donor en gaat sperma naar ten minste 80 andere landen waar vele halfbroers en -zussen worden geboren. Mijn fractie vraagt zich echt af of dit in het belang van de donorkinderen is.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):
Mevrouw Dik-Faber stelde een vraag over de circulaire economie. In de pers hebben we kunnen lezen dat zij ook voor duurzaamheid binnen ziekenhuizen pleit. Waar ligt wat betreft de ChristenUnie de prioriteit in het kader van de keuzes die we moeten maken gelet op het spaarzame geld dat we kunnen uitgeven in deze sector?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De prioriteit ligt wat betreft mijn fractie bij de patiëntenzorg. Die staat op één. Tegelijkertijd hoeft het een het ander niet uit te sluiten. Volgens mij is het heel goed mogelijk om én kwaliteit van zorg te bieden én rekening te houden met de circulaire economie en duurzaamheid. Ik kan daar één voorbeeld van noemen. Ik ben geen arts, maar het voorbeeld is aangereikt door een arts. Die zei: we hebben een middel om patiënten narcose te geven; dat gaat gepaard met bepaalde broeikasgassen; we zijn gewend om dat middel te gebruiken, maar er is een ander middel dat net zo goed is en veel duurzamer is, maar dat hebben we minder goed op het netvlies, dus daarom gebruiken we dat niet. Als een arts heel graag wil dat dit breder geïntroduceerd wordt in de zorg, dan wil ik die arts daarin heel graag ondersteunen en aanmoedigen. Daarom heb ik deze vraag aan de minister gesteld.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik heb een vraag over het onderwerp van kinderen die verwekt zijn via een donor. Mevrouw Dik-Faber doet een voorstel en ik kan me er eerlijk gezegd wel iets bij voorstellen dat je dat eigenlijk wat meer wilt reguleren, conform de situatie in Nederland. Is mevrouw Dik-Faber van mening dat je dat ook zou moeten doen bij bijvoorbeeld adoptie? Vindt zij dat je bij internationale adopties veel meer zou moeten kijken naar uniformiteit in de afspraken die je met elkaar maakt? Want ik snap wel wat mevrouw Dik-Faber net zei.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ja, zeker. Ik vind dat we ook bij adoptie het belang van het kind altijd voorop moeten stellen en dat de Nederlandse overheid bij eventuele misstanden of ondergesneeuwde belangen van kinderen zou moeten optreden.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik heb ook nog een vraag over kennis hebben van de ontstaansgeschiedenis. Mevrouw Dik-Faber heeft al eerder gepleit voor een soort bank met ontstaansgeschiedenisinformatie. Ik kan me voorstellen dat die breder zal zijn. Moet die niet zo breed mogelijk zijn en niet alleen informatie verschaffen over kinderen die verwekt zijn via een donor, maar ook over binnenlandse adoptie en buitenlandse adoptie, zodat je echt één bank met dit soort informatie hebt waar kinderen kennis kunnen nemen van hun afstammingsgeschiedenis, als die wens er is?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dit lijkt mij een heel goed voorstel. Ik ben ook erg benieuwd naar de reactie van het kabinet. In de kern ben ik hier heel positief over omdat ik vind dat ieder kind, ieder mens, recht heeft op afstammingsgegevens. Het is ontzettend belangrijk voor je identiteit om daar kennis van te nemen.

Voorzitter. Ik was gebleven bij mijn vragen aan de minister van VWS over de vruchtbaarheidsklinieken. Wil hij over de situatie van sperma uit Denemarken het gesprek aangaan met de vruchtbaarheidsklinieken en met zijn Deense ambtgenoot, om ervoor te zorgen dat de waarborgen die we in Nederland hebben, gerespecteerd worden, zo mogelijk ook in Europees verband?

Voorzitter. Dan kom ik nu bij mijn cadeautje, maar ik ga het eerst even toelichten. Als je in coma raakt, is er de mogelijkheid van vroeg-intensieve neurorevalidatie. Die behandeling wordt vergoed. Gelukkig is de leeftijdsgrens van tafel. Die leeftijdsgrens speelde vorig jaar nog. Toen heb ik dit boek overhandigd aan de minister voor Medische Zorg, ter inspiratie. De vergoeding waar ik het nu over heb, is echter nog niet geregeld voor langdurige intensieve neurorevalidatie in een verpleeghuis. Het gaat om een beperkte groep en de beroepsgroep vindt dat de financiering van deze zorg vanuit de Wlz geregeld zou moeten worden. De Hersenstichting heeft onderzoeksgeld voor langdurige intensieve neurorevalidatie beschikbaar gesteld, maar er valt niets te onderzoeken als de behandeling met intensieve neurorevalidatie niet kan starten. Kan de minister van VWS daarom toezeggen dat er snel duidelijkheid komt over de financiering van deze zorg? Ook voor hem heb ik vandaag het boek over zorg na coma meegenomen. Dat wil ik graag via de bode aan hem overhandigen.

Voorzitter. Dan weer een heel ander onderwerp; het is een brede begroting met een rijke schakering aan thema's. In Limburg is het concept van de Gezonde Basisschool van de Toekomst ontwikkeld. Vier basisscholen, in Landgraaf en Brunssum hebben een nieuwe integrale aanpak opgenomen in hun curriculum, waarbij sport, spel, bewegen, cultuur, sociale omgang en een gezonde lunch veel meer centraal zijn komen te staan. Dat lijkt mij een heel goed concept in het kader van leefstijlpreventie. Is de staatssecretaris bereid om een pilot te starten waarmee op meerdere plekken in Nederland kan worden geëxperimenteerd met dit concept?

Een prestatie van formaat is het Preventieakkoord van deze staatssecretaris. Daarin zijn stevige afspraken gemaakt om te komen tot een rookvrije generatie. Het is goed dat de staatssecretaris daarbij de e-sigaret niet anders wil behandelen dan andere tabaksproducten. De tabakslobby stelt dat de e-sigaret mensen kan helpen om te stoppen met roken, maar ik zie dat fabrikanten de e-sigaret juist gebruiken om jongeren te laten beginnen met roken. Jongeren worden verleid met allerlei smaakjes. Dit was niet voorzien toen het Preventieakkoord werd gesloten. Op verzoek van de VVD wordt er nu een onderzoek gedaan naar de effecten van de e-sigaret. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij in dit onderzoek ook het toevoegen van de smaakjes wil meenemen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Dank dat mevrouw Dik-Faber ook aandacht vraagt voor de gevaren van de e-sigaret. Dat heeft de PvdA net ook gedaan. Maar ik wil even terugkomen op het punt dat zij daarvoor maakte: zorgen dat kinderen op school ook gezond leren eten. Ik vertaal het maar even zo. Ik ben het eens met haar vraag aan de staatsecretaris, maar ik wil daar een vraag aan toevoegen. Ik hoop dat mevrouw Dik-Faber het met mij eens is. Dat zou dan toch ook gefinancierd moeten worden vanuit de begroting van VWS en niet bij de gemeenten terecht moeten komen? Is mevrouw Dik-Faber dat met mij eens, juist omdat het vaak ook gemeenten zijn die het al moeilijk hebben, omdat er mensen wonen die net wat meer steun in de rug nodig hebben dan bijvoorbeeld in Wassenaar? Ik noem maar een zijstraat.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik kan me heel goed voorstellen dat mevrouw Ploumen deze vraag nu neerlegt. Ik heb zelf eigenlijk wel behoefte aan een overzicht waaruit blijkt wat er nou precies vanuit VWS wordt gefinancierd, wat er vanuit LNV wordt gefinancierd — ik weet dat er bij LNV ook nieuwe programma's zijn gestart voor voedselonderwijs op scholen — en wat in aanvulling daarop dan eventueel nog vanuit de gemeenten gefinancierd zou moeten worden. Ik heb dat overzicht nu niet. Ik heb het idee dat door clustering en door het beter in kaart te brengen we met elkaar veel meer kunnen bereiken.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Daar sluit ik me van harte bij aan. Ik zou willen suggereren om daar dan ook het programma Nu Niet Zwanger aan toe te voegen. De ministers geven daar terecht hoog over op, maar ik hoor van mensen dat de kwaliteit en de effectiviteit van dat programma heel hoog kunnen zijn, maar dat de gemeenten er vaak geen geld voor hebben. Het kabinet maakt er dus mooie sier mee, maar geeft er geen geld voor. Dat zegt men althans. Maar ik wil dat ook graag zeker weten. Dus dat zou dan misschien aan dat lijstje kunnen worden toegevoegd.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter, we gaan van voedselonderwijs naar Nu Niet Zwanger. De school is een leerzame omgeving. Laten we dat maar vaststellen. Prima als mevrouw Ploumen deze interruptie wil gebruiken om de vraag door te geleiden naar de staatssecretaris. Dat doe ik dan ook bij dezen.

De voorzitter:
Ja, dat was heel slim bedacht. U continueert.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Zeker, ik ga continueren. Onder meer de G4-gemeenten en het Leger des Heils luidden onlangs de noodklok. We zien een sterke toename van het aantal dak- en thuislozen. Dit vraagt om een kabinetsbrede aanpak. Niet langer moeten we kijken naar meer plaatsen in de maatschappelijke opvang, in ieder geval niet alleen daarnaar, maar ook naar meer beschikbare woningen. De staatssecretaris komt dit jaar met zijn plan, maar kan hij alvast zijn eerste reactie geven op de brandbrieven en de signalen uit het veld? En ik weet het: huizen zijn niet zomaar gebouwd en de schuldenproblematiek is niet zomaar opgelost. Maar de winter staat wel voor de deur. Daarom vandaag ook mijn noodkreet. Wil de staatssecretaris daarop ingaan?

Voorzitter. Ik kom op de implementatie van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap in Caribisch Nederland. Het is inmiddels alweer drie jaar geleden dat het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap in Nederland in werking is getreden. Destijds heeft mijn fractie samen met D66 gepleit voor een plan van aanpak voor Caribisch Nederland om ook daar de positie van mensen met een beperking te verbeteren. Tot op heden lijken de eilanden vooral te worstelen met het verdrag en met de implementatie ervan. Is de staatssecretaris bereid om te bekijken hoe Caribisch Nederland ondersteund kan worden bij de implementatie en welk tijdpad hierbij gehanteerd kan worden? Mijn collega Van der Graaf heeft daar bij de begroting van Koninkrijksrelaties ook een motie over ingediend.

Voorzitter. Ik rond af. Er liggen grote uitdagingen in de zorg. Ik wens daarom de drie heren heel veel succes en wijsheid toe en ik zie uit naar de antwoorden op mijn vragen.

Meer informatie

« Terug