Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Gewasbeschermingsmiddelen

donderdag 06 juni 2019

Bijdrage Carla Dik-Faber aan een algemeen overleg met minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en staatssecretaris van Veldhoven - van der Meer van Infrastructuur en Waterstaat

Kamerstuknr. 27858

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Een van de Sustainable Development Goals is duurzame productie en consumptie. Zoals u wellicht weet hebben veel Kamerleden een SDG geadopteerd. Dit is er een van mij. Het onderwerp dat we vandaag bespreken heeft er ook alles mee te maken: gewasbeschermingsmiddelen.

In haar brief over de Toekomstvisie gewasbescherming 2030 spreekt de Minister over een omslag, een trendbreuk en een paradigmawisseling. Het moet dus radicaal anders als het gaat om de toepassing van en het denken over gewasbescherming. In het najaar komt er een uitvoerings-programma. Ik ga ervan uit dat we dan wat meer inzicht krijgen in hoe we dat gaan realiseren, maar kan de Minister vandaag al een tipje van de sluier oplichten? Wat betekenen deze woorden, «trendbreuk» en «paradigmawisseling», voor haar?

Ik zie dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen leidt tot veel ongerustheid en soms ook spanningen in onze samenleving. Aan de ene kant zijn er de omwonenden die zich zorgen maken over hun gezondheid en die van hun kinderen en aan andere kant staan de agrariërs die contractafspraken hebben met de handel of met supermarkten en die oogstzekerheid nodig hebben. Ik wil hierbij mijn waardering uitspreken dat de Minister en de Staatssecretaris allebei het gesprek zijn aangegaan met zowel de telers als de omwonenden. Ik denk dat dat goed is en dat dat ook bijzonder op prijs gesteld is. In ieder geval door mijn fractie is het op prijs gesteld.

In 2011 heeft het kabinet advies gevraagd aan de Gezondheidsraad over de gezondheidsrisico’s van gewasbeschermingsmiddelen voor omwonenden. In 2014, drie jaar later dus, heeft de Gezondheidsraad geadviseerd om een blootstellingsonderzoek uit te voeren. Nu, acht jaar later, weten we dan eindelijk dat omwonenden te maken hebben met een veel hogere blootstelling via de lucht en via huisstof. Dat geldt natuurlijk eens te meer voor de agrariërs en hun gezinnen zelf. Er zouden echter geen grenswaarden zijn overschreden, waardoor er geen onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid zijn. Wat we echter niet goed weten, is wat de risico’s zijn voor kwetsbare groepen. Er is ook onvoldoende gekeken naar de combinaties van stoffen. Daarvoor is – u raadt het – meer onderzoek nodig. Ik kan me heel goed voorstellen dat dit voor bezorgde bewoners een heel teleurstellende boodschap is.

In de Toekomstvisie gewasbescherming staat dat omwonenden van land- en tuinbouwbedrijven hun woonomgeving als veilig ervaren. Maar moeten mensen dan echt tot 2030 daarop wachten? Dat zal zeker niet de bedoeling zijn. Welke tussentijdse stappen kunnen we nu alvast zetten? Gemeenten kunnen in hun ruimtelijk beleid op basis van het voorzorgprincipe afstand creëren tussen percelen waar gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt en percelen met bijvoorbeeld een woonfunctie. Het is natuurlijk heel moeilijk om dat in bestaande situaties te realiseren. Ik denk dat daarvoor een goede onderbouwing nodig is en ook richting van het Rijk. Graag een reactie.

Voorzitter. Eerlijk gezegd ben ik ervan geschrokken dat Nederland na Malta en Cyprus het hoogste aantal kilo’s werkzame stoffen per hectare gebruikt als het gaat om gewasbeschermingsmiddelen. Dat kunnen onze boeren toch echt veel beter doen? In de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst is ingezet op geïntegreerde gewasbescherming. Deze inzet wordt nu geëvalueerd. Is al bekend in hoeverre agrariërs daadwerkelijk stappen hebben gezet op weg naar die geïntegreerde gewasbescherming? Eerlijk gezegd heb ik het gevoel dat we hier al jarenlang over praten maar dat het te weinig van de grond is gekomen omdat er bij agrariërs nog onvoldoende kennis is en omdat gewasbeschermingsmiddelen zoals we ze nu toepassen onderdeel zijn van een systeem dat moet veranderen. Wat kan de Minister doen om de kennis over geïntegreerde gewasbescherming en duurzame teelttechnieken te verbeteren?

Voorzitter. Het is belangrijk dat er snel mens- en milieuvriendelijke middelen beschikbaar komen en dat agrariërs deze ook kunnen gaan toepassen. De criteria op basis waarvan laagrisico- en ecologische middelen worden goedgekeurd zijn afgeleid van de criteria voor chemische stoffen. De Minister wil hier via onderzoek en Europese gremia verandering in brengen. Waar moet ik dan aan denken? Met welke lidstaten kan de Minister hierin samen optrekken? Is er wel voldoende kennis bij de Europese instellingen over de toelating van ecologische middelen?

Voorzitter. Ook is het belangrijk dat er meer experimenteerruimte komt in de ontwikkeling van biologische en laagrisicomiddelen. Een snellere toelating kan worden bereikt door deze middelen eerder en grootschaliger te testen op effectiviteit in de systeembenadering van de teelt in plaats van later in het aanvraagtraject. De effectiviteit van een biologische oplossing is in de praktijk immers anders dan in het laboratorium. Als deze proeven in een eerder stadium kunnen worden gedaan, kunnen ook eventuele aanpassingen eerder worden gedaan, met als resultaat dat een innovatie eerder bij de gebruiker is. Je kunt dus sneller gebruikmaken van alternatieve gewasbeschermingsmiddelen. Nu zie je helaas steeds vaker leemtes ontstaan doordat bepaalde middelen niet meer gebruikt mogen worden maar de niet-chemische alternatieven eerst een proces van vijf tot acht jaar moeten doorlopen voordat ze beschikbaar komen. Wil de Minister daarom deze experimenteerruimte bieden?

Voorzitter. Ik heb begrepen dat de Europese beoordelingssystematiek wordt herzien. Wat gaat de Minister precies meegeven aan Europa? Worden de data uit het blootstellingsonderzoek waarover ik het had gepresenteerd? Wordt in de beoordelingsmethodiek straks niet alleen rekening gehouden met individuele stoffen maar ook met de toepassing van een mix van stoffen? Natuurlijk heb ik gelezen dat in het toelatings-beleid veiligheidsfactoren zijn ingebouwd – die houden ook wel rekening met de cumulatieve effecten – maar ik vraag me af of dat wel voldoende is als we weten dat er soms met wel tientallen stoffen tegelijk gewerkt wordt. Volgens mij moet dit een plek krijgen in het nieuwe richtsnoer waar de EFSA aan werkt. Graag een reactie.

Voorzitter. Ten aanzien van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw heb ik een vraag over de green deal voor de sportvelden; anderen hebben diezelfde vraag ook al gesteld. De sector haalt de doelen om de sportvelden in 2020 chemievrij te beheren niet. Er zijn echter talloze gemeenten en sportclubs die het wel voor elkaar krijgen. Ik hoop niet dat de Staatssecretaris deze koplopers gaat teleurstellen door anderen veel meer tijd te geven. Dat is gewoon ook niet nodig. Voor glyfosaat buiten de landbouw worden de doelen bij lange na niet gehaald. Ik steun de Staatssecretaris daarom in haar inzet om voor een verbod op particulier gebruik een wetstraject te starten. Mevrouw Ouwehand refereerde er al aan dat een van de vorige Staatssecretarissen dit al had beloofd. Hopelijk zien we hier nu snel resultaat van.

Ik rond af, voorzitter. Het is belangrijk dat de toekomstvisie nu vertaald wordt in een ambitieus uitvoeringsprogramma met tussendoelen en dat er een verbeterd beoordelingskader komt dat rekening houdt met mens, milieu en biodiversiteit. Dat vraagt een brede blik, waarbij integraal wordt gekeken naar het systeem van bodem, mest en plant. Kortom, een gezond ecosysteem. Mijn fractie steunt de Minister dan ook van harte in haar ambitie.

Dank u wel.

Meer informatie

« Terug