Bijdrage Joël Voordewind aan het VAO Raad Buitenlandse Zaken (AO d.d. 06/10)

dinsdag 06 oktober 2020

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Altijd jammer als collega's geen vragen willen beantwoorden van andere collega's.

Ik heb een drietal moties over Nagorno-Karabach, over Azerbeidzjan en over het conflict aldaar. Ik ga ze snel voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Turkije en Azerbeidzjan zich niet aan de oproep van de VN-Veiligheidsraad en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens houden om de vijandelijkheden te beëindigen;

verzoekt de regering, als Azerbeidzjan niet spoedig bereid is terug te keren tot de onderhandelingstafel:

  • de economische samenwerking met Azerbeidzjan op te schorten;
  • de onderhandelingen tussen de EU en Azerbeidzjan over verdere economische samenwerking op te schorten;
  • de steun die verstrekt wordt vanuit het Oostelijk Partnerschap op te schorten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Van Helvert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2215 (21501-02).

De heer Kuzu (DENK):
Ik wil aan de woordvoerder van de ChristenUnie vragen of hij de buitenlandse inmenging van Israël in Azerbeidzjan veroordeelt.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
In tegenstelling tot de heer Kuzu zal ik deze vraag wel beantwoorden, maar alleen als hij ook mijn vraag beantwoordt.

De voorzitter:
Dat gaat goed!

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dan moet hij dus wel beloven dat hij mijn vraag ook beantwoordt. En dat wil hij niet, zie ik. Dat wil hij niet. Dat vind ik heel jammer, want dan hadden we bijna een antwoord op elkaars vragen gehad. Dat geeft de zwakte van de heer Kuzu aan. Hij durft mijn vraag over Turkije gewoon niet te beantwoorden en dat zegt heel veel over de heer Kuzu.

Ik ga snel door met mijn tweede motie.

De voorzitter:
Daar hebben we de heer Kuzu weer. Meneer Kuzu.

De heer Kuzu (DENK):
Ik heb een simpele vraag gesteld aan de woordvoerder van de ChristenUnie. Hij kan daar toch normaal antwoord op geven?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heb een vraag gesteld bij de interruptiemicrofoon toen de heer Kuzu hier stond. Die weigert hij te beantwoorden. Ik zeg dat ik bereid ben om zijn vraag te beantwoorden, maar dan moet hij hier ook een toezegging geven dat hij mijn vraag beantwoordt. Dat doet hij niet, want hij loopt weg.

Voorzitter, ik ga de tweede motie voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Turkije en Azerbeidzjan zich niet aan de oproep van de VN-Veiligheidsraad en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens houden om de vijandelijkheden te beëindigen;

roept de regering op om binnen de NAVO-Raad expliciet Turkije aan te spreken op niet-inmenging in het conflict in Nagorno-Karabach,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Van Helvert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2216 (21501-02).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Turkije en Azerbeidzjan zich niet aan de oproep van de VN-Veiligheidsraad en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens houden om de vijandelijkheden in Nagorno-Karabach te beëindigen;

constaterende dat Turkije zowel op politiek als op militair gebied steun biedt aan Azerbeidzjan in het conflict aan de grens van Europa over Nagorno-Karabach;

constaterende dat artikel 5 van het NAVO-verdrag ruimte laat voor een afweging door elk van de lidstaten of er in het geval van een aanval op een lidstaat ook daadwerkelijk bijstand wordt verleend;

overwegende dat een aanval op Turkije het gevolg zou kunnen zijn van het Turkse optreden in de regio en dat daarmee Turkije een beroep zou kunnen doen op bijstand van de andere NAVO-lidstaten conform artikel 5;

overwegende dat het ondenkbaar is dat er Nederlandse militaire inzet zou zijn die feitelijk het huidige Turkse bewind zou verdedigen of dat Nederland op andere wijze bijstand zou verlenen in het kader van artikel 5 van het NAVO-verdrag;

spreekt uit dat deze Kamer niet zal instemmen met enige steun c.q. bijstand voor Turkije op grond van artikel 5 van het NAVO-verdrag zolang Turkije militair betrokken blijft bij het conflict tussen Armenië en Azerbeidzjan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2217 (21501-02).

De heer Koopmans (VVD):
Ik deel met de heer Voordewind de afschuw over de vermeende Turkse inmenging in het conflict. Alleen heeft de heer Voordewind het hier over de mogelijkheid dat Turkije de hulp van Nederland zou gaan inroepen omdat Turkije wordt aangevallen, terwijl Turkije op dit moment volgens mij al dan niet steun levert aan Azerbeidzjan, iets wat helemaal buiten het gebied plaatsvindt. Ik wil graag met de heer Voordewind meedenken, maar volgens mij legt hij hier een motie op tafel die helemaal niet gaat over dit conflict. Op welke manier komt artikel 5 van het NAVO-verdrag hier ter sprake? Ik snap dat niet.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik zal kort proberen om dat uit te leggen. Turkije is betrokken bij een conflict in Nagorno-Karabach, zelfs op Armeens grondgebied. Dat zou ertoe kunnen leiden dat Turkije zelf ook wordt aangevallen. Als dat het geval is, komt het hier weer in de Kamer terecht. Deze motie is niet gericht aan de minister; het is een spreekt-uitmotie. Ik roep de Kamer op om uit te spreken dat zij dan geen toestemming verleent om bijstand te verlenen aan Turkije. Ik hoop dat de heer Koopmans het zo begrijpt.

De heer Koopmans (VVD):
Ik weet dat de heer Voordewind heel veel moties hierover wil indienen, omdat hij iets wil zeggen. Alleen is het mij in dit geval niet duidelijk wat hij zegt. Hij zegt dat wij bij voorbaat moeten zeggen dat Nederland Turkije niet gaat steunen als Turkije wordt aangevallen, ik neem aan door Armenië.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Of misschien door Rusland. Dat zou kunnen.

De heer Koopmans (VVD):
Dit is een situatie die zo ver daarvan weg is dat ik echt moeite heb met een motie die aan ons vraagt om zoiets uit te spreken. Artikel 5 is hier niet van toepassing, dus waarom zouden we het via een motie van de heer Voordewind dan toch van toepassing gaan verklaren? Wil hij daar iets over zeggen? Waarom maakt hij het zo moeilijk?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter, als u het mij toestaat. Ik heb een beetje een déjà-vugevoel. We hebben dit punt aan de Kamer voorgelegd toen het ging om de aanval van Turkije op Syrië. Toen zei volgens mij de heer Koopmans, als hij toen al woordvoerder was, maar dat betwijfel ik even ... Toen werd hier ook al gesteld: maar ja, we moeten niet vooruitlopen op als-dan. We hebben toen ook een hele reële situatie gehad dat Turkije zou kunnen worden aangevallen en werd aangevallen, en dat er een beroep gedaan zou kunnen worden op artikel 5. Ik leg deze vraag nu dan ook voor aan de Kamer: laten wij als Kamer een signaal doen uitgaan dat Turkije dan niet op onze steun kan rekenen.

De voorzitter:
Maar dit is, begrijp ik, voldoende gewisseld tijdens het algemeen overleg. Anders wordt het een herhaling en dat is niet de bedoeling.

De heer Koopmans (VVD):
De heer Voordewind komt nu met een nieuwe motie en verwijst ook nog naar een ver verleden. Laat duidelijk zijn dat de VVD er niet voor pleit om Turkije te gaan verdedigen, als Turkije zich mengt in een oorlog ergens anders. Maar de heer Voordewind zegt nu: laten we nu in een geheel fictief, toekomstig, mogelijk scenario dat helemaal niet aan de orde is, alvast uitspreken wat we dan mogelijk gaan vinden. Ik zou dan moeite hebben om een oordeel te geven over zo'n motie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Misschien zou — dat is dan ook de intentie van mijn motie — de heer Koopmans het dan willen zien als een politiek signaal, als een politieke waarschuwing aan Turkije om niet verder betrokken te raken bij het conflict in Nagorno-Karabach, omdat dat weleens consequenties kan hebben. Het is ook een politiek signaal. Ik hoop dat u daar gevoelig voor bent.

De voorzitter:
Dit is ... Dat had ik kunnen zien aankomen, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):
Dan toch: hoeveel keer? Is dit de laatste waarschuwing, wil ik de heer Voordewind vragen. Er is natuurlijk hilariteit. Ik bedoel, Turkije is zo vaak gewaarschuwd, in de EU, in de NAVO en noem maar op, maar er worden vervolgens geen stappen aan verbonden. We hebben Noord-Syrië gehad. We weten wat er in Libië gebeurt en op de Middellandse Zee. Dat weet de heer Voordewind ook allemaal. Dus wat nu als Turkije niet naar de heer Voordewind en dit kabinet luistert? Is dan de vervolgstap van de ChristenUnie dat ze uit de NAVO gezet worden?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
De motie roept op — ik hoop dat mevrouw Karabulut namens de SP de motie gaat steunen — om als Nederland geen steun te verlenen aan Turkije, als ze worden aangevallen en een beroep doen op artikel 5. Dat is een verzoek aan de Kamer. Mijn advies aan de Kamer zou zijn: alsjeblieft, steun het, want dat geeft een duidelijk signaal en het is ook een voorschot op het standpunt van deze Kamer, namelijk: wij zullen dan geen bijstand verlenen, als NAVO-lid.

Mevrouw Karabulut (SP):
Ja, ja, dat was me op zich allemaal wel duidelijk. Duidelijk is ook dat de NAVO, inclusief Turkije, het probleem is op dit moment. Dit is wéér een voorbeeld. Mijn vraag aan de heer Voordewind is: als dit dan is gebeurd en Turkije weer niet luistert, wat dan? Welke consequentie wil de ChristenUnie daar dan aan verbinden, behalve dat wij niet in oorlog gaan met bijvoorbeeld Rusland wanneer het tot een conflict komt met Turkije?

De voorzitter:
Tot slot, de heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Daarvoor doet mijn motie een voorstel aan de Kamer. Ik stel de Kamer voor om als dat gebeurt, geen bijstand te verlenen aan Turkije. Dat is het dictum, het "spreekt uit", de intentie van deze motie. Daarnaast zal ik natuurlijk welwillend kijken naar alle andere voorstellen die gedaan worden door de Kamer, ook door u. Dit is natuurlijk maar een onderdeeltje van het hele pakket aan instrumentarium dat we nu uit de kast trekken.

De voorzitter:
Volgens mij is dit ook afdoende gewisseld. Dank u wel.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik ga uitgebreid naar uw moties kijken en ook naar die van anderen.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Voordewind.

« Terug