Bijdrage Joël Voordewind spoeddebat over de executie van een Nederlandse vrouw in Iran

donderdag 03 februari 2011

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Allereerst wil ik mijn medeleven betuigen met de nabestaanden en de familie van mevrouw Bahrami. Ik betreur het ten zeerste dat zij door het wrede regime in Iran ter dood is veroordeeld. Het is het zoveelste bewijs dat Iran zeer onbetrouwbaar is. Wij kennen dat al bij het optreden rond het nucleaire programma. Nu blijkt dat Iran zich niet eens houdt aan de eigen procedures en de eigen rechtsgang. Ook het grote aantal executies in de eerste vier weken van 2011 toont dat aan. Wij hebben begrepen dat het er 89 zijn geweest. De onderdrukking neemt maar toe. Dat geldt voor onderdrukking van de politieke tegenstanders, zoals de vele studenten die na de demonstraties in 2009 zijn opgepakt, gemarteld en verdwenen. Het geldt ook voor de religieuze minderheden, zoals de christenen. De doodstraf kan worden opgelegd voor bekering van de islam tot het christendom.

            De vraag die nu voorligt, is of de minister of de regering voldoende heeft gedaan om mevrouw Bahrami bij te staan bij de procesgang en om de executie te voorkomen. Welke inspanningen verricht Nederland om andere Nederlanders die mogelijk eenzelfde lot te wachten staat, effectief bij te staan? Deze vraag geldt Nederlanders binnen en buiten Iran.

            Ik heb het feitenrelaas gelezen en concludeer dat er veel is ondernomen om te pleiten voor een eerlijke procesgang voor mevrouw Bahrami. Ik constateer echter ook dat er zeven maanden hebben gezeten tussen het moment van arrestatie op 27 december en de eerste actie die Nederland ondernam. Ik constateer ook dat de minister zich pas na het uitspreken van de doodstraf persoonlijk en direct heeft gewend tot de ambassadeur van Iran. Dat brengt mij tot de volgende concrete vragen. Waarom heeft het zo lang geduurd voordat Nederland in actie kwam? Waarom duurde de informatie-inwinning zo lang, ook al was er sprake van een naamswijziging? Nu lijkt het er wel op dat Nederland dit voor een deel wijdt aan het feit dat de familie de zaak zo laat aanhangig heeft gemaakt. Is dat terecht? Zijn er andere middelen om te achterhalen waarom en wanneer een Nederlander in de gevangenis verdwijnt? Waarom heeft Nederland, toen bleek dat er een doodvonnis kwam, niet eerder financiële steun aangeboden voor juridische bijstand? Had dit de juridische steun niet effectiever kunnen maken, omdat men er dan eerder bij zou zijn geweest? Is dit niet een les die kan worden getrokken uit deze vreselijke gebeurtenis? Waarom heeft de minister niet direct zijn Iranese collega-minister van Buitenlandse Zaken gebeld, ook al ging dat mogelijk tegen alle protocollen in? Het zou toch goed zijn geweest om op het hoogste niveau opheldering te vragen over de procesgang en om op dat niveau mogelijk al voor gratie te pleiten? Kan de minister de Kamer informeren over de vraag, voor hoeveel Nederlanders op dit moment de doodstraf dreigt op basis van aanklachten of een mogelijke veroordelingen? Waarom wil de minister de Nederlandse ambassadeur niet voor consultatie terugroepen uit Teheran? Tenslotte kan de plaatsvervanger van de ambassadeur in de tussentijd heel goed de belangen behartigen van Nederland en van de mensen die daar nu nog in de gevangenis zitten.

            Is de minister bereid om, na deze gruwelijke executie, de sancties voor de acht mensenrechtenschenders van het Iranese regime in ieder geval voor Nederland per direct in te laten gaan? Is hij bereid om de EU-landen tijdens de Europese top ertoe op te roepen met spoed hetzelfde te doen?

            Ten slotte zeg ik dat ook mij de berichten hebben bereikt dat mevrouw Bahrami wel eens op een heel andere manier aan haar einde zou kunnen zijn gekomen. Wat is er van die berichten waar? Welke gevolgen kan dit hebben voor het vrijgeven van het lichaam van mevrouw Bahrami? Ik hoor hierover graag een opheldering.

 

« Terug