Inbreng Joël Voordewind inzake de Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en Korea.

dinsdag 08 november 2011

Inbreng verslag Tweede Kamerfractie ChristenUnie Goedkeuring van de op 10 mei 2010 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds (Trb. 2010, 172).

Onderwerp:    Kaderovereenkomst Europese Unie en Korea

Kamerstuk:    33 028

Datum:             8 november 2011

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds. Genoemde leden willen zich sterk maken voor de bescherming van mensenrechten, evenals minderheden en de opbouw en bescherming van de rechtstaat. Tevens zijn de leden van de ChristenUnie bezorgd omtrent de proliferatie van massavernietigingswapens in de regio.

Wat betreft de mensenrechtenconditionaliteit in de Kaderovereenkomst, hebben de leden van de ChristenUnie de volgende vragen:

Wat verstaat het kabinet onder het gestelde dat “in voorkomend geval (in geval van mensenrechtenschendingen) voorrang zal worden gegeven aan die maatregelen die de werking van de overeenkomst het minst verstoren” (MvT p. 8)? Hoe verhoudt zich dit tot de opschortende werking van het verdrag inzake mensenrechtenschendingen (MvT p. 3)? In hoeverre wordt, in geval van mensenrechtenschendingen, het verdrag werkelijk opgeschort? Welke condities zijn daarin doorslaggevend, zo vragen deze leden?

Het tweede wat de leden van de ChristenUnie willen inbrengen, heeft betrekking op de proliferatie van massavernietigingswapens en de voortvloeiende instabiliteit in de regio. Daarbij hebben de genoemde leden de volgende vragen:

In hoeverre wordt in deze Kaderovereenkomst invulling gegeven aan een betere verstandinhouding met het buurland Noord-Korea? In welke mate roept deze Kaderovereenkomst op om bilateraal meer toenadering tot elkaar te zoeken?

De overige vragen hebben betrekking op de proliferatie van massavernietigingswapens en de bestrijding daarvan.

Hoe wordt invulling concreet invulling gegeven wat betreft de bestrijding van massavernietigingswapens (MvT, p. 3)? Waarom is er voor gekozen om Zuid-Korea niet te verplichten om partij te worden bij bepaalde verdragen (MvT, p. 4)? Over welke verdragen gaat het hier? Hoe verhouden schendingen inzake non-proliferatie zich tot passende maatregelen die gesteld worden (MvT, p. 4)? Over welke passende maatregelen gaat het hier?

Voor meer informatie zie ook www.tweedekamer.nl.


« Terug

Archief > 2011 > november