Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg GGZ

donderdag 21 mei 2015

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan een algemeen overleg met minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Onderwerp:   GGZ

Kamerstuk:    31 765

Datum:           21 mei 2015

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Gisteren was er een berichtje op de NOS-site dat weinig aandacht kreeg, namelijk het feit dat meer mensen arbeidsongeschikt zijn door psychische klachten dan door fysieke klachten. Het betreft vooral ook jongeren. Critici zeggen dat het allemaal komt door de opvoeding, maar ik hoor toch ook geluiden dat onze samenleving gewoon steeds ingewikkelder wordt en dat jongeren moeite hebben, het hoofd boven water te houden. Voor het reces hebben we nog een uitvoerig debat gehad over mensen met een licht verstandelijke beperking, die ook moeite hebben om mee te komen. Wat dat betreft vind ik dit debat ontzettend belangrijk, want het belang van geestelijke gezondheidszorg kan niet voldoende worden benadrukt.

Veel mensen met psychische problemen hebben meer problemen: ze zitten in geldnood, ze zijn niet verzekerd en soms speelt verslaving ook nog een rol. In de buurt hebben deze mensen het lastig. Wederkerigheid ontbreekt, waardoor vriendschappelijke relaties er niet of nauwelijks zijn. Want deze mensen zijn raar en hebben een stigma. Stigmabestrijding blijft hard nodig; dit blijf ik in elk ggz-debat herhalen. Het niet accepteren door onze Nederlandse samenleving van het anders zijn leidt ertoe dat ggz-patiënten in buurten bijna geen hulp ontvangen. In het vorige debat heb ik gevraagd wat er gedaan wordt aan deze stigmatisering. De minister heeft gezegd dat dit haar aandacht heeft. Ik hoor graag wat de vorderingen op dit moment zijn.

De familie vormt de brug met de samenleving; zij zorgt voor zorg. De ggz-mantelzorg is de zwaarste mantelzorg die er is, las ik ineen van de position papers voor het rondetafelgesprek. Daarom is het enorm belangrijk dat de mantelzorgers, in veel gevallen de familie, goed op de hoogte worden gehouden als een patiënt onder behandeling is. Nu krijgen we van verschillende kanten signalen dat dat regelmatig onvoldoende gebeurt en dat de naaste familie in onzekerheid zit. De richtlijnen zijn er wel, toch gebeurt het niet. Wil de minister dit onderzoeken en op dit punt terugkomen?

Ik deel de mening dat beddenafbouw en ambulantiseringg communicerende vaten zijn: als we beddenafbouw realiseren, moet de ambulantisering goed van de grond komen. Het idee van een streefcijfer spreekt mijn fractie aan. Ik zie echter dat de beddenafbouw te snel gaat en dat de ambulantisering onvoldoende van de grond komt. Ik heb daarover een aantal vragen aan de minister. Allereerst de onduidelijkheid over de financiering van beschermd wonen. Daar is de staatssecretaris mee bezig, maar juist in dit debat is het belangrijk dat de minister hier ook op reageert. Wat gaat zij doen om de samenwerking tussen somatische zorg en ggz in de eerste lijn in de wijkteams te verbeteren? Ik krijg signalen dat dit niet goed gaat, door gescheiden bekostigingssystemen en regelgeving. Wil de minister experimenteerruimte bieden? Wat gaat ze doen om samenwerking tussen ketenpartners te bevorderen? Ik denk daarbij aan de samenwerking rondom uitkeringen en schuldhulp, maar ook aan de rol van de apotheker bij therapietrouw.

Wat kan de minister doen om de toegang tot laagdrempelige dag- en nachtopvang door gemeenten te verbeteren? SiRM telde dat jaarlijks bij 125.000 risicocontacten sprake is van handelingsverlegenheid door niet-ggz-hulpverleners. Die handelingsverlegenheid is met name groot bij de politie. De ChristenUnie vindt dit zorgwekkend, omdat tijdens het rondetafelgesprek vanuit verschillende instanties naar voren kwam dat het aantal meldingen van crises en overlast van verwarde personen bij de politie juist toeneemt en zal blijven toenemen. Is de minister bereid, met de beroepsgroepen in gesprek te gaan over een oplossing voor dit probleem?

Tegelijkertijd vindt mijn fractie het zorgwekkend dat mensen die geen delict hebben begaan in de politiecel belanden. Dat is niet de omgeving waarin verwarde personen tot rust komen. Het idee van een mogelijkheid om de politie een verwijstitel te geven, zoals zojuist in het debat gewisseld, spreekt mij aan, maar ik hoor ook graag de reactie van de minister. Ik krijg echt veel te veel signalen dat spoedzorg in de avond-, nacht- en weekeinduren niet op orde is. Zo was ik onlangs op werkbezoek in de regio West-Friesland, waar in de nachturen één crisisteam met professionele zorg actief is. Dan heb ik het over het gebied van Hoorn en Alkmaar, tot aan Den Helder. Dit kan echt niet.

Acute hulpverlening in crisissituaties zonder verwijzing of behandelovereenkomst kan ertoe leiden dat een dbc door de zorgverzekeraar volledig wordt afgekeurd. Dat heeft de SP-fractie net aan de orde gesteld. Ik zie dat hier de afspraken op papier botsen met de werkelijkheid. Wil de minister dit aankaarten?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug