Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg Suïcidepreventie

woensdag 30 september 2015

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind op het onderdeel Jeugdzorg van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan een algemeen overleg met minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Onderwerp:   Suïcidepreventie

Kamerstuk:    32 793          

Datum:           30 september 2015

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de collega's ervoor dat we het AO hebben kunnen uitstellen van juni naar nu, ook omdat we de onderzoeksagenda nog kregen. Die hebben we inmiddels gehad, dus we hebben alle stukken nu voor ons, inclusief de voortgangsrapportage. De laatste cijfers geven alle aanleiding om vandaag hierover te spreken. Die zijn nog steeds schrikbarend hoog met 1.835 geslaagde suïcides. Dat is weliswaar een kleine daling ten opzichte van 2013, maar het zijn er nog steeds drie tot drieënhalf keer zo veel als het aantal verkeersslachtoffers dat jaarlijks valt. Tussen 2007 en nu is er een stijging van ongeveer 30%. We praten er toch al een jaar of acht actief over in de Kamer. Nu zijn er natuurlijk externe factoren die het beïnvloeden, maar het lukt ons in Nederland blijkbaar niet om die stijgende lijn echt structureel om te buigen. Vandaar dat het goed is dat we er maar weer over spreken. Dit zijn alleen nog maar de cijfers. Als je inzoomt op wat er gebeurt in een familie of een vriendenkring als er daadwerkelijk een suïcide plaatsvindt, merk je dat zo'n suïcide heel ingrijpend is. De meeste mensen blijven met grote vraagtekens achter. Ik heb daar zelf ook een ervaring mee moeten doormaken.

Over de voortgangsrapportage heb ik een aantal vragen aan de minister. Ik lees dat men in Duitsland succesvol is geweest door het terugdringen van het aantal suïcidepogingen met 24%. Dat zou mede dankzij de "four-level approach" komen. Misschien is die bekend; anders heb ik er aanvullende informatie over. Het is een combinatie van verschillende segmenten die heel goed lokaal samenwerken. We hebben het vorig jaar ook daarover gehad, waarbij we hebben verwezen naar Venlo. Venlo schijnt ook goed te scoren als het gaat om die samenwerking. Het lijkt een effectieve methode te zijn. Kunnen we dit, ook naar aanleiding van het Duitse model, breder in het land uitzetten? Kan de minister daar een regiefunctie op voeren om te zien of we dit via de VNG onder de aandacht kunnen brengen van veel gemeenten, als dit inderdaad zo succesvol blijkt? We zagen net nog even de cijfers van Luxemburg en Zwitserland, die de afgelopen jaren blijkbaar ook succesvol zijn geweest in het ombuigen van de cijfers. Het zou boeiend zijn om te weten welke analyses en methodes daar worden gebruikt om het ten goede om te buigen. Er is natuurlijk niet slechts één ideale aanpak, maar dit zijn wel goede signalen om te bezien of het breder kan worden uitgerold.

Het is goed dat er inmiddels 2.038 gatekeepers zijn opgeleid, maar we krijgen uit het veld terug dat er eigenlijk tot een versnelling zou moeten worden gekomen. Gatekeepers zijn heel goed, maar op de totale schaal gaat het nog steeds maar om een beperkt aantal. Kunnen we daar een versnelling toepassen?

Voor het werk van 113Online heb ik zeer veel respect en waardering. Ik ben daar een keer langs geweest en je ziet de schrijnende verhalen dan langskomen op de chat. Je ziet ook hoe goed de medewerkers mensen kunnen ondersteunen in die nood en die drang om een er een einde aan te maken. Nu zij die aanjaagfunctie hebben, vragen ze of het mogelijk is om tot een expertisenetwerk te komen. Ik leg dat maar bij de minister neer. We zien ook dat de bekendheid van 113Online nog steeds maar 2% is. Ziet de minister kansen om de bekendheid veel meer te vergroten dan nu het geval is, aangezien 113Online, zoals ik heb begrepen, ook wat meer capaciteit heeft gekregen? Welke mogelijkheden ziet de minister om de bekendheid te vergroten en 113Online op termijn nog meer in te zetten dan nu het geval is?

Ik zie dat de tijd heel snel gaat. Ik maak dan nu een aantal opmerkingen over de onderzoeksopzet. Het is heel goed dat ZonMw hier 3,2 miljoen voor heeft. Hoe krijgen we de balans in de verdeling van dat onderzoek? Het moet niet alleen gaan om ggz en gezondheidszorg, maar er moet ook aandacht zijn voor het onderwijs, het sociaal-economische domein en de media. Kan de minister daarop toezien of daarop aansturen? Dan is er ook nog de balans tussen toegepast en fundamenteel onderzoek. Wat is de relevantie van de praktijk en van het onderzoek? Uiteindelijk willen we niet over tien of twintig jaar resultaten boeken, maar sneller. Ten slotte wordt de prioriteit gelegd bij de doelgroep van 40 tot 60 jaar. Ik mis de jongeren als doelgroep bij het onderzoek. Wil de minister daarvoor ook aandacht hebben?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug