Bijdrage Carla Dik-Faber aan het plenair debat inzake Wijziging van de Zorgverzekeringswet met het oog op het opnemen van regels betreffende een Zvw-pgb

woensdag 03 februari 2016

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan een plenair debat met staatssecretaris van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Onderwerp:   Wijziging van de Zorgverzekeringswet met het oog op het opnemen van regels betreffende een Zvw-pgb

Kamerstuk:    34 233          

Datum:           3 februari 2016

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik wil aan de Kamer graag voorstellen aan iemand die een CVA, een beroerte, heeft gehad. Zijn persoonlijke verzorging en begeleiding kreeg hij middels een pgb via de oude AWBZ, nu de Wet langdurige zorg. Dit pgb maakt het voor hem en zijn vrouw mogelijk om alles zelf te regelen, waardoor de gevolgen voor hun inkomen beperkt bleven. Zijn vrouw verleent de zorg op tijdstippen die zij zelf verkiezen. Gelukkig kon de vrouw haar baan daarop aanpassen. Ik citeer uit hun brief die ik heb ontvangen. "Ik heb elke dag hulp nodig bij het aan- en uitkleden, het douchen en het innemen van de medicatie. Samen kunnen wij bepalen wanneer ik opsta, een douche neem, naar bed ga of ga zwemmen. Ik ben blij dat mijn vrouw de zorg verleent, ik niet door vreemden word geholpen en ik niet afhankelijk ben van het rooster van de thuiszorgmedewerkers. Ik kan daardoor zelf bepalen wanneer ik 's avonds familie of vrienden bezoek of ontvang. Ik kan daardoor zelf bepalen wanneer ik 's morgens opsta, afhankelijk van de activiteit die ik heb, zoals het geven van voorlichting op scholen. Ik heb hierdoor regie over mijn eigen leven. Dat is ideaal voor mij."

De staatssecretaris kent deze brief wellicht ook, want hij is aan hem geschreven. De Kamerleden hebben er een afschrift van ontvangen. Het persoonlijke verhaal maakt in één keer duidelijk waarom het pgb in de Zorgverzekeringswet zo belangrijk is. De persoon in kwestie heeft een pgb aangevraagd bij de zorgverzekeraar, maar dit werd afgewezen met het argument van planbare zorg. Daarmee dreigt voor hem en zijn vrouw een eind te komen aan de stabiele situatie met flexibele inzet van zorg. Het besluit van de zorgverzekeraar is niet te begrijpen, ook omdat het formele tarief voor persoonlijke verzorging twee maal zo hoog is als dat voor informele zorg. Daardoor komen de meerkosten voor acht uur per week aan zorg op bijna €8.000 per jaar.

Deze casus geeft aan hoe belangrijk het is dat het pgb goed in de Zorgverzekeringswet wordt verankerd. Eerder deden we dat bij de Wlz, de Wmo en de Jeugdwet. Dit is dus een mooi moment, al hebben we er wel even op moeten wachten. Al in 2013 dienden D66, GroenLinks en de ChristenUnie een motie in waarin de regering werd verzocht om een volwaardig pgb te verankeren in de Zorgverzekeringswet. Maar dan heb je ook wat, zou je denken. Dat er ongeveer twintig amendementen zijn ingediend op een wetsvoorstel van amper twee A4'tjes is echter veelzeggend. Het pgb in de Zorgverzekeringswet werkt in de praktijk niet, niet zoals ons dat voor ogen stond en staat. In het afgelopen jaar hebben zorgverzekeraars en verzekerden al ervaring opgedaan met een pgb. Ik zie dat er aan beide kanten veel ongemak is. Ik kom daar zo op. Dat we vandaag dit wetsvoorstel behandelen, geeft ons kansen om de wet zo vorm te geven dat zorgverzekeraars ermee uit de voeten kunnen en vooral ook dat het pgb goed beschikbaar is voor verzekerden.

In het stelsel van de Zorgverzekeringswet is een pgb eigenlijk helemaal niet vanzelfsprekend. Alles in de Zorgverzekeringswet draait om de contracten die zorgverzekeraars met zorgorganisaties sluiten. Het pgb gaat hier dwars doorheen. Met het pgb in de hand kiest de cliënt en niet de zorgverzekeraar. Dit maakt Zvw-pgb een mooi maar ook heel kwetsbaar instrument. Ik vind het belangrijk dat de verzekerde ongeacht zijn polis gebruik kan maken van het pgb. Natuurlijk moet dat ook een volwaardig pgb zijn. Kernwoorden daarbij zijn: toegankelijk, toereikend en flexibel. Het Zvw-pgb regelen we dus niet even; het verdient onze tijd en aandacht.

Voor de uitvoering van het Zvw-pgb wordt in de huidige wetgeving aangesloten bij de systematiek van de Zorgverzekeringswet. Dit leidt ertoe dat er eigenlijk geen sprake is van een pgb, maar van een bijzondere vorm van restitutie. Wanneer wordt uitgegaan van de systematiek van restitutie, is het voor budgethouders niet mogelijk om een voorschot te ontvangen. Hoe verhoudt dit zich tot de eigen regie voor de verzekerde? En hoe zijn flexibiliteit en zorg op maat mogelijk binnen het huidige wetsvoorstel? Ziet de staatssecretaris het pgb op deze manier als een volwaardig alternatief? Of is dat helemaal de bedoeling niet? De ChristenUnie vindt dat het pgb een volwaardig alternatief voor zorg moet zijn. Het gelijktrekken van het Zvw-pgb met de Wmo en de Wlz is daarin een belangrijke stap. Het amendement van collega's Voortman en Otwin van Dijk regelt dit, maar ook de amendementen van collega's Bruins Slot en Bergkamp gaan hierover. Waarom is er niet voor gekozen om beter aan te sluiten bij de systematiek van de Wlz?

Daarmee kom ik op het punt van de toegang. Door talloze berichten via mail en sociale media werd ik geattendeerd op de beperkte toegang tot een pgb bij zorgverzekeraars. Ook bij Per Saldo komen veel klachten binnen. Zelfs mensen die onder de oude AWBZ een pgb hadden, zonder problemen en naar volle tevredenheid, werd een pgb geweigerd bij het overhevelen van verpleging en verzorging naar het domein van de zorgverzekeraars. Ik refereer nog even aan de casus aan het begin van mijn betoog. Het meest in het oog springend is dat zorgverzekeraars veel zorg planbaar achten, bijvoorbeeld toiletbezoek. Ik noemde dit bizarre voorbeeld al eerder; vandaag kwam het ook langs in het debat. We ontvingen een brief van de staatssecretaris waarin hij schrijft dat hij een quickscan heeft uitgevoerd onder zorgverzekeraars. Ik dank de staatssecretaris voor zijn bereidheid om mijn motie hierover uit te voeren, maar eerlijk gezegd is het beeld dat hij in zijn brief schetst, heel anders dan wat ik hoor vanuit de praktijk. Komt dat doordat acht van de tien verzekeraars hebben meegedaan en juist de twee waarover ik de meeste klachten krijg, niet? Je zou het bijna gaan denken. Zijn de ervaringsverhalen van verzekerden dan allemaal broodjeaapverhalen? Ik kan het me niet voorstellen. Ook Per Saldo signaleert dat de vier afgesproken criteria voor toegang tot een pgb bij zorgverzekeraars leiden tot oneigenlijke argumentatie om het pgb te weigeren. Hoe beoordeelt de staatssecretaris deze signalen?

Ik denk dat veel zorgverzekeraars gewoon koudwatervrees hebben. Dit zie je terug in de veelomvattende documenten met aanvullende voorwaarden die ze budgethouders opleggen om aanspraak op een pgb te kunnen maken. Door deze aanvullende voorwaarden is het pgb zo ingesnoerd dat het niet tot zijn recht komt. In de brief van Zorgverzekeraars Nederland lees ik dat men ernaar streeft om zo veel mogelijk uniformering in de uitvoering van het Zvw-pgb aan te brengen. Er worden geen andere criteria gesteld dan in de bestuurlijke afspraken. Hoe verhoudt dat zich dan tot de nadere voorwaarden die zorgverzekeraars kunnen stellen, wat zij ook veelvuldig doen? En waarom wordt in de wet gesteld dat zorgverzekeraars "desgevraagd" een pgb moeten verstrekken? Ik vind dat mensen er bij het aanvragen van zorg actief op gewezen moeten worden dat zij deze zorg met een pgb kunnen organiseren. Kan de staatssecretaris aangeven of en waar dat wettelijk geregeld is? Ik zie uiteraard ook zeer uit naar de monitor die in april 2016 naar de Kamer gaat. In de tussentijd moet de toegang tot het pgb veel beter in de Zorgverzekeringswet verankerd worden. Op dat punt liggen er ook een aantal amendementen.

Naast de toegang tot het budget is van groot belang dat dit budget ook toereikend is voor elke budgethouder. Ik tel vier amendementen op dit punt, waaronder een van onszelf. Toen ik dit wetsvoorstel naast de andere wetsvoorstellen legde, kwam ik tot de conclusie dat het Zvw-pgb te veel vanuit de zorgverzekeraar en voor de zorgverzekeraar is opgeschreven, en niet vanuit de budgethouder en voor de budgethouder. Vanuit het op zichzelf gerechtvaardigde belang van kostenbeheersing door zorgverzekeraars is ervoor gekozen om het pgb te maximeren. Samen met collega Otwin van Dijk heb ik een amendement ingediend waarin wordt voorgesteld om niet te spreken over een "gemaximeerde", maar over een "passende" of "toereikende" vergoeding. In geen enkele wet staat immers dat het pgb een gemaximeerde vergoeding moet zijn. Waarom hier dan wel? Uit de praktijk weten wij ook dat het pgb helemaal niet leidt tot duurdere zorg, integendeel. Ik refereer in dit verband weer aan de casus die ik aan het begin van mijn betoog noemde. Het pgb leidt gewoon tot doelmatige zorg.

Een kernelement van het pgb is dat het flexibel ingezet kan worden. Daarom staat mijn naam onder een amendement van de SGP dat verduidelijkt dat de verzekerde het persoonsgebonden budget zelf kan en mag afstemmen op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden.

Nu kom ik bij de indicatie. Voor het indiceren moet een afspraak gemaakt worden met een wijkverpleegkundige. Vorig jaar nog bleek dat in de contractering van wijkverpleegkundigen onvoldoende ruimte was voor het indiceren en het opstellen van zorgplannen voor houders van een persoonsgebonden budget. De zorgverzekeraars besloten vervolgens extra ruimte beschikbaar te stellen. Ik vraag mij af of er voor dit jaar voldoende middelen zijn. Kan de staatssecretaris ons iets vertellen over de wijze waarop zorgverzekeraars hun verzekerden actief wijzen op het recht op gespecialiseerde cliëntondersteuning?

Iedereen die aangeeft, in aanmerking te willen komen voor een pgb, wordt uitgenodigd voor een bewustekeuzegesprek, zo staat het althans op papier. De ChristenUnie hecht aan deze gesprekken, want deze zijn belangrijk om goed in beeld te krijgen waarom iemand een pgb wil en om goed in te schatten of de cliënt het pgb ook zelf kan beheren. Wat ons betreft zit in deze bewustekeuzegesprekken het belangrijkste beheerinstrument voor zorgverzekeraars om te voorkomen dat er fraude wordt gepleegd en om ervoor te zorgen dat budgetten op de goede wijze worden besteed.

Ik zei al dat het bewustekeuzegesprek op papier goed geregeld is, maar in de praktijk blijkt dat dit gesprek ook weleens een uitwisseling van papieren blijft. Alle zorgverzekeraars hanteren een formulier om een pgb aan te vragen. Dit leidt in een aantal situaties tot contact van de zorgverzekeraar met de wijkverpleegkundige of de huisarts. Soms wordt iemand ook persoonlijk benaderd. Heeft de staatssecretaris de indruk dat hiermee voldoende het gesprek wordt gezocht? Kan hiermee een goede inschatting worden gemaakt van iemands mogelijkheden om zelf de regie te voeren? Wat mijn fractie betreft is het antwoord op deze vragen nee. Ik vraag de staatssecretaris dan ook om ervoor te zorgen dat altijd een bewustekeuzegesprek wordt gevoerd als mensen een pgb aanvragen.

Nu ga ik kort in op de problemen rond de IKZ. Ouders met kinderen met intensieve kindzorg lopen er in de praktijk tegenaan dat de zorg in verschillende wetten is geregeld. Het is wenselijk dat er een aanspraak komt uit de Zorgverzekeringswet en dat ouders op deze manier aandacht kunnen besteden aan de zorg voor hun kinderen en niet aan het vele regelwerk en de administratie daaromheen. Ik weet dat wij hierover nog een algemeen overleg met elkaar zullen voeren, maar wellicht wil de staatssecretaris hier nu alvast op reageren, want de nood is hoog.

De staatssecretaris stelt in zijn laatste brief terecht vast dat de Kamer, ook mijn fractie, groot belang hecht aan een passend en toereikend pgb in de Zorgverzekeringswet. De ingediende amendementen zijn een weerslag van de praktijkervaring in het afgelopen jaar. Mijn fractie vindt het dan ook belangrijk dat een aantal amendementen wordt aangenomen. De staatssecretaris wijst deze route af en stelt voor dat de positie van zowel de SKGZ als de NZa wordt versterkt. Het is begrijpelijk dat ik over die reactie erg teleurgesteld ben. Ik heb daarover een aantal vragen.

Er komt een behandellijn bij de SKGZ voor het pgb in de Zorgverzekeringswet. Ook zal gekeken worden naar versnelling in de procedure, zowel voor bemiddeling als geschilbeslechting. Dat is natuurlijk prima. Dit moet wat mijn fractie betreft sowieso gebeuren. Mensen moeten een loket hebben waar zij terechtkunnen als zij er met hun zorgverzekeraar niet uitkomen. Maar hoe realistisch is het als de SKGZ met de huidige beschikbare middelen hierop inzet? Daar moet echt geld bij. Wil de staatssecretaris daarover overleg aangaan met Zorgverzekeraars Nederland?

Ik heb grote aarzelingen bij de tweede route die de staatssecretaris voorstelt, namelijk die van de NZa. De NZa moet erop toezien dat zorgverzekeraars de bestuurlijke afspraken over het pgb nakomen. Ook moet de NZa rapporteren over de signalen die zij ontvangt over het pgb. Zijn verzekerden nu werkelijk geholpen met toezicht door de NZa, dus toezicht achteraf en een rapportageplicht? Zoals ik al zei, gebeurt dit allemaal achteraf en intussen zijn verzekerden afhankelijk van hun zorgverzekeraar. Heeft de staatssecretaris eigenlijk al gesproken met de NZa over deze route? Ik heb het idee dat de discussie die de politiek hier moet voeren, wordt verplaatst naar de NZa en het proces daaromheen. Wij hebben nu de mogelijkheid om het pgb zorgvuldig in de wet te verankeren. Laten wij die kans dan ook grijpen.

Tot slot. Het is mijn grote verlangen dat dit instrument uitgroeit tot iets moois, tot een goede mogelijkheid voor budgethouders om zelf keuzes te maken wanneer zij zorg nodig hebben. De hobbels die vandaag nog genomen moeten worden, beschouw ik niet als onoverkomelijk. Laten we elkaar vinden door de verzekerde centraal te stellen.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug