Bijdrage Gert-Jan Segers aan het plenair debat over wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid

woensdag 18 mei 2016 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Fractievoorzitter Gert-Jan Segers aan een plenair debat met minister van der Steur van Veiligheid en Justitie

Onderwerp:   Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid

Kamerstuk:    34 356          

Datum:           18 mei 2016

De heer Segers (ChristenUnie):
Mijnheer de voorzitter. Het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken, hoort bij een serie van maatregelen die worden genomen in de strijd tegen terrorisme. Het is uiteraard van groot belang dat wij onze bestuurders en rechters de mogelijkheid geven om op een goede manier op te treden tegen het kwaad van het terrorisme. Het doel is om een effectief veiligheidsbeleid op te tuigen dat ook echt helpt om het terrorisme te stoppen. Ook dit wetsvoorstel moet langs die meetlat worden gelegd.

In het onderhavige wetsvoorstel wordt voorgesteld om het mogelijk te maken dat de minister het Nederlanderschap van personen kan intrekken in het belang van de nationale veiligheid. Dat is op zich een bijzondere figuur, die voortkomt uit de analogie met het artikel over het verlies van de nationaliteit in geval van vreemde krijgsdienst, dat al sinds 1892 in ons wetboek staat. Mensen die in dienst treden van een leger van een ander land verliezen nu al hun nationaliteit. Bij dat uitgangspunt heeft ook de ChristenUnie-fractie zich altijd veel kunnen voorstellen. Het verlies van de nationaliteit zit in feite besloten in de handeling zelf. Dat geldt tot op zekere hoogte ook voor mensen die zich aansluiten bij een terroristische organisatie. Die keren hun rug toe naar alles waar wij voor staan. Zij maken daarmee een keuze tegen onze samenleving, tegen Nederland. Om die reden hebben wij indertijd het voorstel gesteund dat onder andere regelt dat in geval van veroordeling voor terrorisme de strafrechter de mogelijkheid heeft om het Nederlanderschap in te trekken. Wij zijn zoals gezegd voor het intrekken van het Nederlanderschap bij een veroordeling voor terrorisme, voorafgegaan door een goede toets van de strafrechter.

Bij de wet die wij vandaag bespreken, waarin een dergelijke beslissing aan de minister wordt overgelaten, heb ik meer twijfels. Iemand die in vreemde krijgsdienst treedt, kiest immers als vanzelf voor een nieuwe statelijke affiniteit. Iemand die zich aansluit bij een terroristische organisatie, kiest niet voor een nieuwe staat of een andere staat, maar voor het kwaad van terreur. Ook al zijn er terroristische organisaties die zich een statelijke allure aanmeten, de aansluiting bij een terreurclub is geen kwestie van het inwisselen van een paspoort. Graag zie ik dat de minister nog eens stilstaat bij het verschil tussen het treden in vreemde krijgsdienst en het zich aansluiten bij een terroristische organisatie.

Ik vraag mij af of het bestuursrecht wel geschikt is voor dit type besluiten. Het is niet niks om iemand het Nederlanderschap af te nemen via een pennenstreek van de minister. Toen in 1984 de Rijkswet op het Nederlanderschap, met daarin de gemoderniseerde bepaling over vreemde krijgsdienst, werd behandeld, heeft de heer Schutte van het GPV, een van de voorgangers van de ChristenUnie, al aandacht gevraagd voor dit punt, toen overigens samen met het CDA. Hij heeft er toen voor gepleit om het doen vervallen van de nationaliteit een bijkomende straf te laten zijn, welke straf door de strafrechter kan worden opgelegd. Het ontnemen van het Nederlanderschap is niet zomaar iets, dus daar past in een democratische rechtsstaat een degelijke toets bij. Ik blijf het ook vandaag een aantrekkelijke route vinden. Het ontnemen van de nationaliteit doe je in beginsel via de strafrechter. Het goede nieuws is, zoals ik al zei, dat dit al mogelijk is gemaakt als het om terrorisme gaat. Rechters kunnen nu al bij een veroordeling voor terrorisme als bijkomende straf de nationaliteit als vervallen verklaren. Uiteraard is dit alleen mogelijk als iemand ook een andere nationaliteit heeft, om statenloosheid te voorkomen. Ik wil van de minister weten waarom hij die strafrechtelijke route niet voldoende vindt. Een voordeel van de strafrechtelijke route is immers dat eerst recht kan worden gedaan. Bij vreemde krijgsdienst vind ik dat nog van minder belang dan bij terrorisme. Als het mogelijk is, vind ik dat terrorismeverdachten vervolgd moeten worden. Hoe wordt voorkomen dat de vervallenverklaring van het Nederlanderschap strafrechtelijke vervolging in de weg zit?

Een ander vraagpunt is of dit wetsvoorstel echt helpt om terrorisme tegen te gaan en de nationale veiligheid te bewaken. Is dit nu een maatregel die effectief moet voorkomen dat er terroristische aanslagen in ons land kunnen worden gepleegd? Of heeft de wet vooral symbolische waarde? Ik constateer in ieder geval dat de Raad van State niet overtuigd is van de toegevoegde waarde van het voorstel ten opzichte van de huidige strafrechtelijke mogelijkheden. Kan de regering daar nog eens op reageren? Welke middelen zijn er nu al om mensen die de nationale veiligheid bedreigen ongewenst te verklaren als dat nodig is of op een andere manier aan te pakken? Kan de minister aangeven op welke punten de nationale veiligheid in het geding raakt als deze wet niet zou worden aangenomen? Dat moet voor ons echt helder worden in dit debat.

Ik vraag mij af of de vervallenverklaring van het Nederlanderschap wel past bij het geval van minderjarigen die zich aansluiten bij een terroristische organisatie. In het strafrecht behandelen wij minderjarigen immers net wat anders dan meerderjarigen. Moet dat niet ook als het gaat om het intrekken van het Nederlanderschap? Zouden we minderjarigen niet moeten uitzonderen, zo vraag ik de minister.

Het valt mij op dat in de wet een aantal belangrijke criteria naar lagere regelgeving wordt gedelegeerd. Van de lijst van terreurorganisaties snap ik dat, want die moet je iedere keer aanpassen. Maar via de delegatiebepaling in lid 10 van artikel 14 kan de hele belangenafweging over het intrekken van het Nederlanderschap verder worden ingevuld. Ik vraag mij af of dat niet een zaak is om wel op wetsniveau te regelen, ten minste wat betreft de kern van die afweging. Kan de minister ons die keuze nog eens toelichten?

Nu kom ik op het beroep. De minister heeft voor de rechtsbescherming een bijzondere constructie bedacht waarbij van rechtswege beroep wordt ingesteld tegen het besluit van de minister om het Nederlanderschap in te trekken. Ik zie daarin eigenlijk de bevestiging dat de strafrechtelijke route beter zou aansluiten. Ik weet dat de minister steeds volhoudt dat we in het bestuursrecht geen toetsing vooraf moeten introduceren, maar tegelijkertijd merk ik dat we wel steeds vaker besluiten in het bestuursrecht laten toetsen die zich minder goed lenen voor toetsing achteraf. Ik zou graag een wat meer principiële reflectie van de minister van Justitie willen horen over die ontwikkeling. Is dat niet aanleiding om daar nog eens goed naar te kijken?

Ik rond af. Voor de ChristenUnie is het de vraag of dit wetsvoorstel noodzakelijk is voor de strijd tegen terrorisme en waarom de mogelijkheden in het strafrecht daarvoor niet voldoen. Het is aan de regering om onze fractie daarvan te overtuigen.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief

« Vorige Volgende »

september 2021

juni

mei

april

februari

december 2020