Wet verhoging minimumloon

Kleingeld.jpg
Senator Tineke Huizinga - portret.jpg
Door Tineke Huizinga op 15 april 2024 om 19:30

Wet verhoging minimumloon

Vanuit met name Amerika kennen wij het begrip: werkende armen. Mensen met een volledige baan die ondanks het feit dat ze elke dag hard werken toch niet voldoende verdienen om rond te komen. Ze verdienen te weinig om zichzelf en hun kinderen te onderhouden. Nu hebben wij bij dit begrip nog steeds een buitenlandse associatie, mijn fractie zou niet graag willen dat het ook in ons land een bekend fenomeen wordt dat mensen met een volledige baan toch niet voldoende verdienen om te voorzien in het eigen levensonderhoud.

Toch is dit precies waar de Commissie sociaal minimum voor waarschuwt in haar rapport van juni vorig jaar. Het huidige bestaansminimum is te laag om van rond te komen, zo schrijft de commissie. 1 op de 5 huishoudens heeft minder dan 1000,- op de spaarrekening staan en heeft onvoldoende buffer om een financiële tegenvaller op te vangen. In verband met deze berichten is vorig jaar het minimumloon buiten de reguliere verhogingen, extra verhoogd met 10%. De eerste substantiële verhoging ooit. Toch ziet mijn fractie dat ook deze buitengewoon forse verhoging niet genoeg is geweest om het minimuminkomen zodanig bij te plussen dat het voldoende in evenwicht is met de hogere inkomens.

Bij de invoering van het minimumloon in 1969 besloeg het minimumloon 66% van het mediane loon. Bij de invoering was het uitgangspunt dat het minimumloon evenwichtig mee zou stijgen met de lonen. Dat is onvoldoende gebeurd. In 2022 besloeg het nog maar 46% van het mediane loon. De bijzondere forse verhoging van 10% heeft de verhouding minder scheef gemaakt, maar nog niet zoveel beter dat er over een evenwichtige verhouding gesproken kan worden.  

Ook op Europees gebied speelt het thema van het minimuminkomen. Het Europese parlement  stemde in met de richtlijn inzake toereikende minimumlonen. Volgens deze richtlijn moet het minimumloon verband houden met loonontwikkeling en inflatie. Daarbij wordt als redelijk ijkpunt 60% van het landelijke mediane loon genoemd. Dat percentage is niet verplicht, maar kan wel gelden als richtsnoer. Ons land komt lang niet aan dat redelijke ijkpunt toe. Ook vanuit Europa komt de discussie over een evenwichtige hoogte van het minimumloon er dus aan. Daarom de volgende vragen aan de minister:

  • Wat is de oorzaak dat het minimuminkomen zo uit de pas is gaan lopen met het mediane inkomen terwijl het regelmatig mee zou stijgen met de overige lonen? Voor de verhoging van 10% stond het minimuminkomen zelfs op 46% van het mediane loon.
  • Kan de minister verklaren hoe het kan dat het absolute minimuminkomen in ons land relatief hoog is ten opzichte van andere landen, terwijl er toch de noodklok wordt geluid voor wat betreft de bestaanszekerheid voor de laagste inkomens? Hoe verhoudt dit zich tot elkaar. Is ook het reguliere inkomenspeil in ons land hoger t.o.v. andere landen?
  • De voorgestelde kleine verhoging lijkt mijn fractie verstandig omdat we zo een begin kunnen maken met het langzamerhand in lijn brengen van het wettelijk minimumloon met de Europese richtlijn. Hoe kijkt de minister hiernaar?

Met de verhoging van het minimuminkomen stijgt de koopkracht van de minima. Dat is goed voor de minima, maar ook goed voor onze economie. Een toegankelijke economie, waarin minder mensen gebukt gaan onder zorgen over bestaanszekerheid, is een gezondere economie. Het koopkrachtpakket van het kabinet heeft hier al een grote duw in gegeven, maar dat was vooral om de effecten van het wegvallen van bijvoorbeeld de energietoeslag zoveel als mogelijk te dempen. De ramingen van het CPB laten zien dat de laagste inkomensgroepen er volgend jaar in koopkracht op achteruit zullen gaan. Dat ondanks de forse verhoging van 10% van het afgelopen jaar!  Om mensen werkelijk vooruit te helpen is een hoger minimumloon dus echt nodig.

  • In dit verband nog een vraag: bij de beantwoording van de vragen is het mijn fractie niet helemaal helder geworden of het CPB in haar ramingen al rekening heeft gehouden met de voorgestelde extra 1,2% verhoging van het minimuminkomen. Als dat zo is, zou dat betekenen dat de koopkracht van de minima nog extra naar beneden moeten worden bijgesteld t.o.v. de huidige ramingen, mocht deze verhoging niet doorgaan. Is dat juist? De huidige ramingen zijn niet zo rooskleurig. Hoeveel zouden de laagste inkomensgroepen er volgend jaar in totaal in koopkracht op achteruit gaan bij het niet doorgaan van deze voorgestelde verhoging? Graag een reactie van de minister.

Een heikel punt voor mijn fractie is de koppeling van de AOW aan het minimumloon bij deze incidentele verhoging. Een belangrijk deel van de AOW’ers hebben een aanvullend pensioen en daardoor minder kans om in armoede te raken. Een verhoging van de AOW is voor hen niet nodig in het kader van armoedebestrijding. Voor de kleinere groep AOW’ers zonder aanvullend pensioen kan het leven financieel zwaar zijn. Zij lopen wel het risico in armoede te raken en hebben als ouderen weinig tot geen mogelijkheden om daar weer uit te komen. Voor deze groep is een verhoging van de AOW dus zeker geen luxe. Tussen deze twee groepen kan financieel geen onderscheid gemaakt worden, daar worstelt mijn fractie mee. Door de koppeling tussen wettelijk minimumloon en de AOW komt het grootste gedeelte van het geld dat gemoeid is met deze verhoging van het minimumloon terecht bij mensen die het geld niet echt nodig hebben: AOW’ers met een aanvullend pensioen. Maar sluiten wij bij deze incidentele verhoging de AOW uit, dan worden AOW’ers zonder aanvullend pensioen, wrang genoeg, het slachtoffer van het feit dat andere gepensioneerden het zoveel beter hebben dan zij. Zij hebben het geld nodig maar krijgen niets, omdat anderen meer dan genoeg hebben. Vooralsnog steunen wij daarom de keus om de koppeling te handhaven.

  • Kan de minister er op ingaan of zij mogelijkheden ziet om op een of andere manier toch het onderscheid te kunnen maken tussen mensen met alleen AOW en gepensioneerden met een aanvullend pensioen? Onze vraag richt zich op het nu, maar ook op de toekomst.

Vanuit werkgeverskringen is aandacht gevraagd voor de positie van de werkgevers. De voorgestelde loonsverhoging kost de werkgevers het dubbele van datgene wat de werknemers eraan overhouden, stelt VNO/NCW. Daarnaast waarschuwen zij ervoor dat deze verhoging een opwaartse druk op het hele loongebouw zal genereren. Dat zou de inflatie aan kunnen wakkeren. Over deze opmerkingen heeft mijn fractie nog enkele vragen aan de minister.

  • Wat betreft het eerste punt meent mijn fractie dat  bij elke loonsverhoging de kosten voor de werkgever belangrijk hoger zijn dan het bedrag dat de werknemer eraan overhoudt. Ziet de minister dat ook zo of zijn er met deze verhoging van het minimumloon specifieke redenen of omstandigheden die de kosten voor de werkgevers extra hoog maken?
  • Wat betreft het punt van de opwaartse druk op het loongebouw het volgende:  de bedoeling van deze verhoging van het minimumloon is nu juist om het loongebouw meer in evenwicht te brengen. Om het gat tussen het mediane loon en het minimuminkomen te verkleinen. Met verstandige verhogingen in kleine stapjes, zoals nu voorgesteld, is dat mogelijk. In de schriftelijke ronde heeft de minister ook in deze zin geantwoord. Zij stelt dat het overloopeffect van deze voorgestelde verhoging naar verwachting nihil is. Kan de minister dat nog eens bevestigen?

Deze verhoging van het minimuminkomen moet niet alleen door de werkgevers maar ook door de overheid  worden betaald. De dekking doet altijd ergens pijn. Het is daarom ook zaak om die pijn zo rechtvaardig mogelijk te verdelen. Onze fractie is akkoord gegaan met de voorgestelde dekking bij het belastingplan ’24 in de wetenschap dat de staatssecretaris naar mogelijke alternatieve dekkingen zou gaan kijken. Wij hebben een brief gekregen met een aantal mogelijke alternatieve dekkingen. Die brief zullen wij zorgvuldig bestuderen. Op dit moment ziet mijn fractie geen aanleiding tot vragen. Bij de voorjaarsnota of bij de behandeling van het belastingplan ’25 komen wij er ongetwijfeld op terug.

Samenvattend: mijn fractie steunt de inzet om het minimuminkomen stapsgewijs weer naar een niveau te brengen dat voor de laagste inkomens toereikend is om van rond te komen. Doordat het minimumloon structureel te laag is gebleven, is er lange tijd een systeem in stand gehouden waarbij de overheid bij pluste met tal van toeslagen en regelingen om huishoudens uit de armoede te houden. Dit creëerde financiële druk en regeldruk en heeft kwetsbare burgers nog afhankelijker gemaakt. Een hoger minimumloon kan die afhankelijkheid juist verkleinen en ervoor zorgen dat meer huishoudens financieel op eigen benen kunnen staan. De kleinere stap die nu voorgesteld wordt is voor ons daarom betekenisvol, bekeken in het licht van een uiteindelijke doorgroei in kleine stappen van het miniminkomen naar het liefst zo’n 60% van het mediane inkomen in ons land. De toekomst die ook in Europa wordt geschetst.

Labels: