Gemeente 2002-2006

Model Verkiezingsprogramma ChristenUnie Gemeenteraad 2002-2006

Download: Word | PDF

Inleiding


1    Toelichting bij dit model


U heeft nu het eerste model gemeenteprogramma van de ChristenUnie in handen. Dit model gemeenteprogramma is bedoeld voor de plaatselijke verenigingen en bestuurders van de ChristenUnie (en uiteraard al die mensen die de fracties ondersteunen). Zij kunnen dit model-programma gebruiken als richtlijn bij het werk in de gemeentepolitiek.
Dit model gemeenteprogramma is nadrukkelijk nog niet het plaatselijke verkiezingsprogramma. Het is ‘slechts’ de basis daarvoor en de aanzet daartoe. Voor elke gemeente zal vanuit dit model een op de actuele situatie van die gemeente toegespitst verkiezingsprogramma geschreven moeten worden. Dit zal zeker ook tot uiting moeten komen in de actiepunten aan het eind van elk hoofdstuk1.
Dit model-programma heeft nog geen titel. Voor het bedenken en vaststellen van een titel voor uw plaatselijke programma adviseren wij u te wachten tot de officiële start van de campagne voor de verkiezingen in 2002, die zal plaatsvinden in de eerste week van september 2001. Dan zal ook de slogan bekend gemaakt worden, waar u met de titel (en eventuele verdere invulling van de inhoud) van uw programma bij aan kunt haken.
Als het gaat om de grote lijnen helpt dit model om één landelijke lijn neer te zetten, maar als het gaat om de concrete invulling en uitwerking, hopen we oprecht dat geen enkel verkiezingsprogramma voor de gemeenteraadsverkiezingen op 6 maart 2002 hetzelfde zal zijn2.
Wij moedigen u aan om naast het waarschijnlijk omvangrijke verkiezingsprogramma zelf ook te zorgen voor een soort actieprogramma met daarin alleen de belangrijkste uitgangspunten en actiepunten.

Bij het schrijven van dit model-programma hebben we gezocht naar een mix tussen actualiteit aan de ene kant en houdbaarheid aan de andere kant. Een gemeenteprogramma moet immers vier jaar mee kunnen. Wij hebben vooral ingezet op actuele trends en hoofdlijnen, maar doen aan het eind van elk hoofdstuk wel degelijk handreikingen voor concrete actiepunten. Wat dat betreft willen we met dit model gemeenteprogramma ook een mix brengen van degelijkheid en bevlogenheid. Laten de lokale ChristenUnie-afdelingen en -fracties gekenmerkt worden door constructieve actie, actieve betrokkenheid en opbouwende kritiek!
Bij het schrijven hebben we ook gelet op een balans tussen originaliteit en herkenbaarheid. Wat dat laatste betreft hebben we er voor de duidelijkheid en bruikbaarheid voor gekozen de hoofdstukken in te delen volgens het vaste stramien van de gemeentebegroting.
Uiteraard hebben we gestreefd naar een zekere mate van volledigheid. Voor de hoofdlijnen en belangrijkste onderwerpen is dat waarschijnlijk ook wel geslaagd, maar als het gaat over specifieke onderwerpen en details kunnen wij geen volledigheid garanderen, alleen al vanwege het feit dat elke gemeente specifieke eigen problemen kent.

De werkgroep die het model gemeenteprogramma tot stand heeft gebracht bestond uit de volgende bestuurders: J.D. Alssema (burgemeester in Ten Boer), J.C. van der Graaf (gemeenteraadslid en voormalig wethouder in Rijnsburg), H.G. van Hoeven (gemeenteraadslid in Maassluis), T-J. van Loo-Kruit (gemeenteraadslid in Ommen), K.A.C. de Korte-de With (gemeenteraadslid in Lopik), J.C. Oudes (burger-commissielid te Rijnsburg), C. Pape-Van Genderen (gemeenteraadslid in IJsselstein), A. Poutsma-Jansen (gemeenteraadslid in Hoogeveen), L.A. Verweij (gemeenteraadslid in Veenendaal, bestuurslid ChristenUnie en voorzitter van de werkgroep), A.C.A. Vlaardingerbroek (gemeenteraadslid in Rotterdam). Vanuit het landelijk bureau zaten in de werkgroep: C.P. Dijkstra (adviseur raads- en statenleden bij de ChristenUnie) en F.J.P. van Dijk (onderzoeker lokale overheden bij het wetenschappelijk instituut van de ChristenUnie).

Naast uitgebreide bespreking in de werkgroep zijn concepten van dit model-programma voor commentaar aan verschillende geledingen binnen de ChristenUnie voorgelegd: de Tweede Kamerfractie, de burgemeesters en wethouders, de bestuursleden van de bestuurdersverenigingen en het UnieBestuur.

1. Bij de ‘Suggesties voor actiepunten’ zal stuk voor stuk gekeken moeten worden of dat punt voor de gemeente in kwestie relevant is. Bovendien zou toch minstens de helft van de actiepunten lokaal gekleurd moeten zijn. Uiteraard gaat deze paragraaf in het plaatselijke programma gewoon ‘Actiepunten’ heten.
2. Wij zouden het zeer op prijs stellen als u van het plaatselijke eindproduct ook een exemplaar naar het landelijk bureau zou sturen!


2    De ChristenUnie en de overheid


De ChristenUnie neemt de overheid serieus als gave van God om de samenleving te dienen en in goede banen te leiden. Deze gave moet op een verantwoordelijke wijze gebruikt worden, ook door het bestuur van de gemeente.

Overheid en burgers dragen een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de samenleving. De ChristenUnie wil duidelijk onderscheiden wie voor welke terreinen verantwoordelijkheid draagt. Sommige terreinen zijn exclusief het terrein van de overheid, andere terreinen zijn primair van de burgers en de verbanden waar zij in georganiseerd zijn3.  Daartussen liggen veel terreinen waar vormen van samenwerking nodig en mogelijk zijn tussen overheid, burgers, organisaties en ook het bedrijfsleven.

De overheid is er primair om het kwaad te weren uit de samenleving4.  De overheid is er ook om steun en richting te geven aan de ontplooiing van mens en maatschappij. Deze twee doelstellingen zijn slechts haalbaar wanneer de overheid een besef heeft van de normen die ze hierbij moet aanleggen en zelf ook betrouwbaar is. De ChristenUnie houdt overheid en burgers de goede normen voor die God in de Bijbel geeft. Goed bestuur begint bij heilzame normatieve keuzes. Het gemeentebestuur moet ook hier zijn verantwoordelijkheid kennen en nemen. Over normen en waarden moet publiekelijk, open en eerlijk gesproken kunnen worden.
De ChristenUnie zet zich in voor gezagsherstel van de overheid en de aan haar verbonden controlerende en uitvoerende instituties. Publieke taken moeten publiek verantwoord worden.

Burgers dragen medeverantwoordelijkheid voor de publieke samenleving, dus niet alleen voor zichzelf, maar ook voor de buurt, voor de gemeente en de wijdere samenleving. Zij kennen hun eigen leefomgeving als geen ander. Zij moeten daarin serieus worden genomen. Burgers moeten juist de gemeentelijke overheid direct kunnen aanspreken. Burgers moeten weten waar de besluitvorming plaatsvindt, hoe zij daarop invloed kunnen uitoefenen en ook waar de grenzen van inspraak en invloed liggen. Als het gaat om het algemeen belang en een integrale beleidsafweging is het uiteindelijk de overheid die de knopen moet doorhakken. De overheid heeft immers een eigen terrein en eigen verantwoordelijkheden. Eerlijk is eerlijk.

Nogmaals: mensen dragen op veel plaatsen in de samenleving verantwoordelijkheden: in bedrijven, op scholen, in organisaties, in de eigen leefomgeving. De ChristenUnie vindt dat mensen daarin bevestigd en gestimuleerd moeten worden. Zo ontstaat enthousiasme om mee te werken aan een gezonde en leefbare samenleving. Dat is een samenleving waarin ruimte is voor de (duurzame) verbanden, zoals het gezin, waarvan mensen deel uit maken. Dat is een samenleving waarin - temidden van individualisme en (culturele) pluriformiteit - aandacht is voor gemeenschappelijke doelen. Dat is een samenleving die aandacht heeft voor minderheden en geestelijke vrijheid waarborgt. Dat is een samenleving in balans.
Wil de overheid mensen stimuleren zelf verantwoordelijkheden te dragen, dan zal ze daarvoor aanknopingspunten moeten bieden in de leefomgeving. Dat betekent o.a. herwaardering van de kleine schaal, het stimuleren van particulier initiatief, vrijwilligerswerk (mantelzorg), gezamenlijk beheer van buurtvoorzieningen en werkelijke inspraak bij keuzes op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, wonen en infrastructuur.
De ChristenUnie heeft een duidelijke motivatie voor haar visie op het bevestigen van verantwoordelijkheden. Het gaat niet om zeggenschap of mondigheid zondermeer, maar om de dienstbaarheid van de samenleving aan de Schepper van alle leven. Die dienst doet een beroep op ieders inzet in eigen verantwoordelijkheid.

Economische ontwikkeling moet verantwoord plaatsvinden in een duidelijk besef van ethische, culturele, sociale en ecologische normen die tot hun recht moeten komen in een eerlijke balans. De Bijbel leert ons te beseffen dat we alles gekregen hebben om het vervolgens te gebruiken om onze naaste te dienen en God te eren. Dat is werkelijk verantwoordelijk beheer en goed rentmeesterschap over alles wat ons is toevertrouwd.

3. Overkoepelende term voor deze twee is ‘het particulier initiatief’.
4. Zie Bijbelboek Romeinen, hoofdstuk 13, vers 1-4.


3    De ChristenUnie en de Bijbel


‘De ChristenUnie erkent Gods heerschappij over het staatkundige leven, dat de overheid door God is gegeven en in Zijn dienst staat en dat christenen de verantwoordelijkheid hebben actief te zijn in de samenleving. Zij fundeert haar politieke overtuiging op de Bijbel, het geïnspireerde en gezaghebbende Woord van God, die door de Drie Formulieren van Eenheid wordt nagesproken en die ook voor het staatkundig leven wijsheid bevat.’

Dit model gemeenteprogramma moet gelezen en gebruikt worden in overeenstemming met de bovenstaande fundering van de ChristenUnie.
Vanuit de vaste uitgangspunten die de Bijbel ons leert en die door Jezus Christus zelf zijn samengevat in het gebod om God en de naaste lief te hebben, wil de ChristenUnie ook in de lokale politiek actief zijn. Wij realiseren ons dat de Bijbel meestal geen pasklare antwoorden biedt en dat het omzetten van wat de Bijbel zegt naar praktische politiek mensenwerk is. Laten wij daarbij bidden om wijsheid en God vragen om de leiding en inspiratie van Zijn Heilige Geest.
Wij geloven dat waarden als vrijheid, leefbaarheid en verantwoordelijkheid in de samenleving alleen dan in hun volle betekenis behouden kunnen blijven als uitgegaan wordt van Gods normen.
De noodzaak hiertoe is alleen maar toegenomen nu de samenleving steeds dynamischer, internationaler en voller, maar ook steeds individualistischer en seculierder wordt.
Laten we ook in de gemeentepolitiek onze verantwoordelijkheid nemen en handen en voeten geven aan waar ons hart vol van is.
 

Hoofdstuk 0   Algemeen bestuur


0.1    Trends en uitgangspunten


Nederland is een steeds complexer wordende samenleving, waar alles steeds meer met alles samenhangt. Steeds meer plaatselijke problemen hebben een landelijke, Europese of zelfs mondiale dimensie.
Veel ontwikkelingen hebben vaak een directe relatie met de gemeenten, al was het alleen maar omdat alle Nederlanders in een gemeente wonen en elke gemeente een stukje Nederland is.
De regelgeving is ingewikkeld en de verantwoordelijkheden van Rijk, provincie en gemeente zijn niet altijd even helder. De ChristenUnie streeft naar duidelijke regelgeving, goed onderscheiden verantwoordelijkheden en voldoende bestuurlijk en financieel instrumentarium.

In de komende jaren zal er met de invoering van de dualisering veel veranderen. Veel veranderingen betreffen structuren. De belangrijkste is de ontvlechting van wethouderschap en raadslidmaatschap. De ChristenUnie vindt echter veranderingen in de politieke cultuur veel belangrijker. Juist zaken als openheid, eerlijkheid, verantwoordelijkheid nemen en verantwoording afleggen maken de gemeentepolitiek sterker en herkenbaarder.

0.2    Goed bestuur, dichtbij de burger


De ChristenUnie wil midden in de samenleving staan en vindt dat het gemeentebestuur daar ook hoort te staan. Zij moet zich telkens afvragen op welke wijze haar burgers het meest tot hun recht kunnen komen. Directe wederzijdse betrokkenheid tussen bestuur en burgers is meer dan noodzakelijk.
Een ChristenUnie-fractie is er ten dienste van een hele gemeente. Dat wil niet zeggen dat alles wat groepen burgers gerealiseerd willen zien ook verantwoord is. Een gemeentebestuurder is veel meer dan een vervuller van de wensen van burgers. Er moet een brede maatschappelijke en principiële afweging plaatsvinden. Dat betekent dat uiteindelijk de algemene maatschappelijke belangen boven individuele belangen gaan. Die algemene belangen vinden vervolgens hun begrenzing in Gods heilzame geboden.
De ChristenUnie vindt het belangrijk dat het college en haar programma door zoveel mogelijk fracties gesteund wordt. Een breed gedragen beleid zorgt voor draagvlak en vertrouwen.

Verantwoordelijkheden van overheid en burgers

De gemeente moet haar verantwoordelijkheid durven nemen als zij haar geloofwaardigheid niet wil verliezen. Regels die zij of de landelijke overheid heeft uitgevaardigd moeten duidelijk gecommuniceerd en ook consequent worden gehandhaafd. Gedogen is gebogen. Het gemeentebestuur moet daarom niet terugschrikken voor het treffen van bestuurlijke maatregelen waar dat nodig is, ook wanneer dat belangen van anderen kan schaden.
Tegelijkertijd moeten alle burgers, organisaties en bedrijven nadrukkelijk bepaald worden bij hun eigen verantwoordelijkheid. Alleen de burgers en de overheid samen kunnen bijdragen aan een samenleving waarin het veilig en gelukkig leven is.
Voor iedereen binnen en buiten het gemeentehuis moet duidelijk zijn wie bij de gemeente waarvoor verantwoordelijk is (de burgemeester, het college van B&W, de gemeenteraad, het ambtelijk apparaat). Voor allen geldt dat ze nauw betrokken moeten zijn bij dat wat er in de gemeente speelt en gevoeld wordt. Voor hen allen geldt ook de eis dat zij betrouwbaar, eerlijk en integer behoren te handelen.
Goed bestuur houdt ook in dat elk beleidsproces geëvalueerd moet worden.

Het gemeentelijk beleid zou gekenmerkt moeten worden door rechtvaardigheid. Burgemeester, wethouders, raadsleden en ambtenaren horen in hun optreden geloofwaardig en transparant te zijn. Te allen tijde moeten zij verantwoording af willen en kunnen leggen van hun handelwijze. Juist de gemeentepolitiek mag niet in dienst komen te staan van deelbelangen of partijbelangen. Zeker ook in de eerste periode van een op dualisme gebaseerde werkwijze van het gemeentebestuur is het nodig de verschillende verantwoordelijkheden zorgvuldig te onderscheiden en het bestuur goed te controleren. Er mag geen onduidelijkheid bestaan over bevoegdheden binnen de gemeente, maar ook niet tussen gemeente en provincie en gemeente en rijksoverheid.
Het moet ook helder zijn welke taken wel en niet bij de gemeente horen. Het onderscheid tussen publiek en privaat terrein moet altijd duidelijk blijven. Met publiek-private samenwerking moet bijvoorbeeld heel zorgvuldig omgesprongen worden.

De gemeenteraad

De gemeenteraad is en blijft het hoofd van de gemeente, ook na de verwachte invoering van de dualisering na de gemeenteraadsverkiezingen van 2002. De raad is het kaderstellende, controlerende en eindverantwoordelijke orgaan. In het belang van het goed functioneren van de raad is het noodzakelijk om een groot aantal zaken te delegeren aan het dagelijks bestuur.
De raad is er niet slechts om aan het eind van het beleidstraject een voorstel van het college goed of af te keuren. Veel meer dan tot nu toe moet het college doelstellingen en kaders aangereikt krijgen door de raad, waarbinnen het moet besturen.
De raad moet ook haar controlerende taak zeer serieus nemen. Hierbij kan een (onafhankelijke) rekenkamer goede diensten bewijzen.
Het ontvlechten van wethouderschap en raadslidmaatschap kan in het belang van de duidelijkheid een goede zaak zijn. Belangrijk is wel dat wethouders een binding met de partij en met de lokale gemeenschap hebben en houden. Wethouders van buiten de gemeente zijn daarom niet wenselijk. Wethouders moeten op de kandidatenlijst gestaan hebben bij de gemeenteraadsverkiezingen en woonachtig zijn in de gemeente.
De ChristenUnie is er een voorstander van als fracties partijgenoten, die wel op de kandidatenlijst bij de laatste verkiezingen stonden maar niet zijn gekozen, voor kunnen dragen voor zitting in raadscommissies. Dit vergroot het draagvlak van de gemeentepolitiek en het kan een goede voorbereiding zijn op een eventueel raadslidmaatschap.
In onze opinie is en blijft de gemeenteraad onderdeel van de door God ingestelde overheid. Daarom is het afleggen van de eed en het openen en/of sluiten van een raadsvergadering met een christelijke proclamatie of - zo mogelijk - ambtsgebed wenselijk.

Ambtenaren van de burgerlijke stand

De gemeente moet ernaar streven het geheel van ambtenaren van de burgerlijke stand - vooral de bijzondere ambtenaren van de burgerlijke stand - en zo mogelijk ook het hele ambtelijke apparaat zoveel mogelijk een afspiegeling van de plaatselijke bevolking te laten zijn.
Een ambtenaar van de burgerlijke stand heeft het recht om op grond van gewetensbezwaren het sluiten van een homohuwelijk te weigeren. Het mag bovendien niet zo zijn dat gemeenten alleen kandidaten tot ambtenaar van de burgerlijke stand benoemen die voorstander zijn van het homohuwelijk.

Contacten met burgers en ICT5

Raadsleden moeten investeren in contacten met maatschappelijke organisaties, specifieke bevolkingsgroepen en individuele burgers. Zonder intensieve contacten met de samenleving is daadkrachtig besturen onmogelijk. Die contacten kunnen en moeten ook meer via nieuwe vormen van communicatie lopen (internet), maar mogen het fysieke contact nooit vervangen.
In de vele gevallen waarin internet de contacten tussen burger en bestuur vereenvoudigt en versnelt moeten ICT-mogelijkheden verder worden benut. Bij het contact tussen burger en gemeente via sites en email moet gewaakt worden voor onzorgvuldig bestuurlijk handelen en schending van de privacy. Een verbeterde informatie- en dienstenverstrekking via internet moet wel toegankelijk zijn voor alle burgers, ook diegenen zonder een internet-aansluiting thuis.

Interactieve beleidsvorming, inspraak en referenda

Nauwe betrokkenheid van burgers bij de totstandkoming van beleid moet bevorderd worden. Allerlei vormen van (vroegtijdige) inspraak zijn daarvoor goede instrumenten. Belanghebbenden en doelgroepen moeten in de beleidsvoorbereiding een duidelijke plaats krijgen.
Een onmisbaar element hierbij is een uitvoerige en heldere informatievoorziening naar de betrokken burgers. Zij horen vooraf duidelijk te weten binnen welke kaders zij kunnen meepraten, meedenken en meebeslissen en waar hun rol eindigt en de verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur begint. Voor de ChristenUnie is het een principieel punt dat de gemeentelijke overheid altijd de uiteindelijke integrale afweging maakt en de knopen doorhakt.
Interactieve beleidsvorming is een bruikbaar concept, maar kan niet op alle terreinen toegepast worden6 en binnen terreinen ook niet in elke fase van het besluitvormingsproces. Als het gaat om interactieve beleidsvorming moet de gemeenteraad vooraf in een verordening vaststellen welke regels gelden bij het bepalen van deze terreinen en fasen en bij het interactieve proces als zodanig7.  De raad moet haar verordenende, controlerende en budgetterende taken volledig benutten, omdat zij anders in het interactieve proces achter de feiten aanloopt en voor voldongen feiten wordt geplaatst8.
Een belangrijke taak voor de raad is hierbij ook het bewaken van de kwaliteit van het bestuurlijk proces. Als volksvertegenwoordiging moet de raad erop toezien dat alle belangen worden meegewogen.
De raad zou overigens ook zelf interactieve processen aan kunnen gaan met de burgers om bijvoorbeeld tot een toekomstvisie voor de gemeente te komen.
Goede inspraakprocedures hebben sterk de voorkeur boven adviserende referenda. Correctieve referenda zijn in strijd met ons stelsel van indirecte democratie en eindverantwoordelijkheid bij de overheid. Overigens zou een bestuur dat dicht bij de bevolking staat referenda overbodig moeten maken.

Samenwerking en identiteit

De ChristenUnie kiest, bij eventuele wijzigingsvoorstellen voor de bestuurlijke organisatie in Nederland, voor drie rechtstreeks gekozen bestuurslagen (democratische legitimatie!) met duidelijke bevoegdheden.
De zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid van gemeenten vormen daarbij de uitgangspunten.

Bij een beoordeling van plannen tot gemeentelijke herindeling moet niet zonder meer uitgegaan worden van vaste getalscriteria, maar zijn vooral het eigen karakter, de eigen functie, de specifieke taken (problemen) en de bestuurskracht van de gemeente van belang. De gemeente moet over voldoende basiskwaliteit (basisvoorzieningen en dienstverlening) beschikken om samen met de inwoners en maatschappelijke organisaties te kunnen zorgen voor een veilige, leefbare en geordende woonomgeving.

Regionale intergemeentelijke samenwerking moet bevorderd worden. Buurgemeenten hebben vaak gezamenlijke belangen en kunnen elkaars posities versterken en elkaar ondersteunen in het uitvoeren van bepaalde taken. Daardoor kan de identiteit van gemeenten beter worden behouden.
Wat de verhouding tussen gemeentebesturen (colleges van B&W) en de regiobesturen betreft, moet de raad de kaders stellen en controleren. Het college zal regelmatig verantwoording af moeten leggen over de boven-gemeentelijke samenwerkingsverbanden.

Een goede samenwerking tussen gemeente en provincie is van groot belang, o.a. op het gebied van ruimtelijke ordening, vervoer, veiligheid en milieu. Dit is zeker belangrijk bij ruimtelijke opgaven: afstemming van de voorzieningenniveaus zoals woningen en bedrijfsterreinen is pure noodzaak. Gemeenten moeten niet concurreren.

Gemeentelijke internationale samenwerking

Banden met gemeenten (niet alleen maar steden) in andere landen kunnen zeer positief zijn voor beide kanten. De nadruk moet liggen op uitwisseling en niet op het exporteren van goederen en ideeën. Wij geven de voorkeur aan banden met één of meerdere gemeenten in landen in Midden- of Oost-Europa, ontwikkelingslanden of landen waar veel inwoners uit de eigen gemeente vandaan komen. Dienstbaarheid en internationale gerechtigheid moeten bij dit alles voorop staan. Particulier initiatief moet hierin aangemoedigd worden. Bij voorkeur geeft de gemeente de organisatie van de stedenband(en) uit handen aan een particulier comité, omdat internationale samenwerking en hulp geen kerntaken van de gemeente zijn. Dat betekent niet dat de gemeente niet zou kunnen deelnemen aan projecten, integendeel.
Het is in ieder geval heel belangrijk dat aangesloten wordt bij initiatieven van de plaatselijke bevolking.

5. Informatie- en Communicatie Technologie (computers, internet, mobiele telefonie e.d.)
6. De hoofdstuk-indeling van dit model-programma volgend kan gesteld worden dat interactieve beleidsvorming niet geschikt is voor zaken uit de hoofdstukken 0 en 9. Bij hoofdstuk 1 vallen in ieder geval politie en brandweer af, maar het algemene thema ‘een veilige, leefbare publieke ruimte’ juist weer niet.
7. Inhoudelijk normering kan niet meer volgens de dualiseringsvoorstellen anno 2001.
8. “Regelgeving (verordenende bevoegdheid) en geld (budgetrecht) zijn belangrijke instrumenten in handen van de raad om vooraf kaders te stellen aan het collegebeleid en dit beleid achteraf te controleren.” (Memorie van Toelichting bij wetsvoorstel dualisering, mei 2001).

0.3    Suggesties voor actiepunten

  • De gemeente zorgt er met haar personeelsbeleid voor, dat het aantrekkelijk is om daar te werken, dat nieuw personeel zo mogelijk eerst wordt geworven onder de eigen bevolking en dat het personeelsbestand zo veel mogelijk ook nog een afspiegeling is van de plaatselijke bevolking.
  • Niet-fractieleden mogen zitting hebben in raadscommissies.
  • De gemeenteraad heeft een helder beleid rond inspraak, interactieve beleidsvorming publiek-private samenwerking e.d., zodat verwarring over verantwoordelijkheden en bevoegdheden voorkomen wordt. Dit beleid wordt duidelijk gecommuniceerd.
  • De gemeente heeft minstens één stedenband met een gemeente in het buitenland, heeft daar een duidelijk beleid voor en laat in de uitwerking van deze band veel aan het particulier initiatief over.
  • Bij ontvangst en verzending van emailtjes zijn dezelfde regels van toepassing als bij gewone post (postregistratie, tijdige beantwoording e.d.). De gemeente legt in een verordening de omgang met ICT vast.
  • De gemeente heeft een duidelijke visie en beleid voor wat betreft het via elektronische weg verspreiden van informatie en diensten.
  • De gemeente betrekt jongeren bij de politiek door diverse projecten (eens per jaar een jongeren-gemeenteraad, wethouders die een les maatschappijleer geven, etc.).

Hoofdstuk 1   Openbare orde en veiligheid


1.1    Trends en uitgangspunten


De kwaliteit van de openbare of publieke ruimte laat duidelijk te wensen over. Die ruimte is van ons allemaal, maar geweld en onveiligheid op straat, vervuiling en verslonzing van openbare ruimtes, agressie in het verkeer en bijvoorbeeld grove en godslasterlijke reclame-uitingen ontsieren de publieke ruimte en maken hem soms onleefbaar.
Handhaving van de rechtsorde en het beschermen van de burgers (veiligheid) is één van de kerntaken van de overheid. Criminaliteit, onleefbaarheid en onveiligheid moeten krachtig bestreden worden. De overheid heeft in de afgelopen jaren grote steken laten vallen op deze terreinen. De rampen in Enschede en Volendam waren daar de belangrijkste zichtbare en trieste resultaten van, maar het probleem speelt bijna overal. Nederland is doordrongen van de gedoogcultuur.
Het is voor alle burgers van belang dat er duidelijke regels bestaan en dat die ook gehandhaafd worden.
Niet alleen de overheid is echter verantwoordelijk. Overheid, burgers, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties zullen zich samen verantwoordelijk moeten voelen voor de bevordering en handhaving van de veiligheid. De overheid kan het niet alleen, maar zal als geloofwaardig handhaver van wetten en regels moeten appelleren aan de verantwoordelijkheid van burgers en hun organisaties.
Een leefbare publieke samenleving vraagt om een sterk normbesef bij overheden en bij burgers. De ChristenUnie wil het gemeentebestuur en de burger hierop aanspreken. De overheid vervult immers een voorbeeldfunctie. Bij het onderhouden en overdragen van normen en waarden is er vooral een opdracht voor gezinnen en scholen, maar ook voor kerken en andere maatschappelijke organisaties. De overheid moet daar oog voor hebben, moet dat mogelijk maken en waar nodig en mogelijk ook bevorderen.

1.2    Een veilige en leefbare publieke ruimte


Politie

De politiezorg is allereerst een lokale overheidszorg waar de burgemeester mee belast is. De gemeenteraad moet nauw betrokken worden bij alle zaken die de openbare orde betreffen. De raad moet invloed hebben op de totstandkoming van het jaarlijkse beleidsplan en de evaluatie daarvan.

In de beleidscyclus voor de sturing van de politie wordt, door tussenkomst van de burgemeester, de gemeenteraad op een zodanig moment betrokken, dat een daadwerkelijke beïnvloeding van het beleid mogelijk is. Daarbij wordt allereerst aandacht besteed aan de te behalen resultaten (kwaliteit en kwantiteit), maar de gemeenteraad ziet ook toe op de wijze waarop de politie haar taak uitoefent in relatie tot de samenleving. Het gaat dan om factoren als bereikbaarheid, toegankelijkheid en burgergerichtheid.

Door wijk- of dorpsgerichte werkwijze komt de politie dichterbij de burger te staan en wordt de betrokkenheid bevorderd. De politie moet telefonisch altijd goed bereikbaar zijn en de wijkposten moeten zoveel mogelijk tot laat in de avond open zijn.

Met het inschakelen van particuliere beveiligingsbedrijven moet terughoudend en zorgvuldig omgesprongen worden. Het aanstellen van stadswachten om de politie te ondersteunen bij een aantal eenvoudige handhavings- en toezichtstaken is een goede zaak, zeker als daarmee langdurig werklozen, WAO-ers of juist ook probleemjongeren maatschappelijk geactiveerd kunnen worden. De financiering van de politiezorg is een taak van het Rijk, maar voor genoemde groepen kunnen verschillende regelingen benut worden.

Brandweer

De gemeenteraad zorgt voor een goed toegerust en geoefend brandweerkorps. Er wordt regelmatig geoefend zowel op staf- als op uitvoerend niveau. Rampenplannen horen actueel te zijn. De brandweer moet ook veel aandacht geven aan preventie. Rampen moeten immers voorkomen worden.
De brandweer vervult een spilfunctie in de veiligheidsketen en moet daarvoor voldoende toegerust worden.
De zorg voor goede opleiding is een vereiste om de kwaliteit van de inspectie, preventie en hulpverlening te garanderen.
De werving van vrijwilligers moet veel aandacht blijven krijgen. De gemeente moet als werkgever stimuleren en faciliteren dat gemeenteambtenaren als vrijwilliger meedoen en zo het goede voorbeeld geven.
De bevolking wordt door gerichte en juiste voorlichting op de hoogte gesteld van de gewenste gedragslijnen bij calamiteiten.

Handhaving en regelgeving

De handhaving van de rechtsorde is één van de belangrijkste kerntaken van de gemeente. De bescherming van de burger staat daarbij voorop. Bij de uitvoering van die taak moet de gemeente zich als een geloofwaardige, rechtvaardige en vasthoudende rechtshandhaver opstellen. De burger moet bij de regelgeving en zeker ook bij de handhaving betrokken worden. Regels moeten door iedereen nageleefd worden en door de overheid gehandhaafd worden. De gemeente moet verordeningen en regelgeving toesnijden op de lokale situatie en op deze tijd.

Iedere inrichting (horeca, winkel, stadion, kantoor en andere ruimten waar meer dan vijf personen verblijven) moet over een gebruiksvergunning beschikken. Regelmatig (minstens één keer per jaar) zal moeten worden gecontroleerd of de inrichting voldoet aan de regelgeving. Hiervoor moet voldoende personeel beschikbaar zijn bij gemeente en brandweer.

De gemeente moet de ontwikkeling en uitvoering van een lokaal geïntegreerd veiligheidsbeleid voortvarend ter hand nemen9.  Bouwvergunningen, gebruiksvergunningen, milieuvergunningen e.d. moeten allemaal onder de loep genomen worden. Het handhavingsbeleid moet hoge prioriteit krijgen. De gemeente moet een ‘veilige gemeente’ zijn.
De gemeenteraad kan zijn rol hierin verder verstevigen.

Camera’s kunnen een middel zijn om de veiligheid en/of de beleving daarvan te vergroten. Met dit middel moet wel heel terughoudend en zorgvuldig omgesprongen worden. De regels - zeker ook rond de privacy - moeten heel duidelijk zwart op wit staan en door OM en Registratiekamer getoetst worden. Cameratoezicht moet een aanvullend karakter hebben en niet in de plaats van ‘blauw op straat’ komen.

Vrijheid en verantwoordelijkheid

De ChristenUnie hecht sterk aan de grondwettelijk gewaarborgde vrijheden van de burger. Er zijn echter grenzen. De gemeente moet het uitoefenen van vrijheden actief faciliteren, maar heeft ook de verantwoordelijkheid voor de handhaving van normen en waarden in het openbare leven. Vanuit de notie dat de overheid ingesteld is door God en in Zijn dienst staat, zou die overheid een eerbiediging van Bijbelse normen in de publieke ruimte moeten bevorderen. Overigens hebben ook burgers zelf de verantwoordelijkheid anderen te respecteren en rekening te houden met elkaar.
Bij het houden van openbare samenkomsten en bij andere vormen van vrije meningsuiting moet de gemeente de openbare orde, zeden, verkeersveiligheid, volksgezondheid e.d. waarborgen. De gemeenteraad stelt daarvoor regels op.
De gemeente moet ook zorgen voor rust en orde in de nabijheid van plaatsen waar godsdienstige of andere wettelijk geoorloofde samenkomsten worden gehouden. Zij benut alle mogelijkheden om de zondagsrust te waarborgen. Aan evenementen die deze rust dreigen te verstoren onthoudt het gemeentebestuur - binnen de grenzen van de wet - zijn medewerking. Het maakt ook geen gebruik van de wettelijke mogelijkheden tot openstelling van winkels op zondag.
Het ambt van de overheid brengt voor het gemeentebestuur ook op het gebied van zeden verplichtingen met zich mee. Openbare uitingen van prostitutie moeten worden bestreden. Naaktrecreatie moet worden tegengegaan, ten minste zoveel mogelijk gescheiden gehouden worden van andere recreatie.
Vloeken moet worden ontmoedigd en waar mogelijk bestreden.
Reclame- en kunst-uitingen op openbare plaatsen die godslasterlijk, onzedelijk of kwetsend voor bepaalde groepen zijn moeten door het gemeentebestuur zoveel mogelijk worden geweerd.

Wijk-/buurtbeheer

Er moet een blijvende inzet zijn om buurten en wijken zo in te richten dat burgers zich willen inzetten voor de kwaliteit van hun leefomgeving.
Elke gemeente zou voor de diverse wijken of kleinere kernen een soort wijk- of buurtbeheerder aan moeten stellen. Elke wijk moet een aanspreekpunt voor de burgers hebben. Iemand die de wijk en haar bewoners goed kent. Een wijkgerichte aanpak van gemeente, politie en andere actoren moet goed gecoördineerd worden. Wijkbeheerders voeren regelmatig overleg met bewonerscommissies, klankbordgroepen e.d. uit de wijk. Als het gaat om praktische zaken die door de gemeente moet worden aangepakt (lantarenpaal die niet brandt, stoeptegel die mensen doet struikelen, etc.), moet een centraal telefoonnummer worden ingesteld.

Keurmerken

Er moeten meer keurmerken komen voor de publieke sfeer. Hierbij denken we aan de media (convenant met lokale media) en internet (internetfilters op het gemeentehuis, op scholen en in bibliotheken), maar ook aan de buurt waarin mensen wonen (politie-keurmerk Veilig Wonen). Een gezamenlijke inspanning van overheden (ruimtelijke ordening, vuilophaal), politie en bewoners in een buurt- of gebiedsgerichte aanpak kan effect sorteren. Van dergelijke keurmerken gaat een stimulerende werking uit op ondernemers, organisaties en individuele burgers om zich in te zetten voor hun leefomgeving.

9. Met ‘geïntegreerd’ bedoelen we dat het zich uitstrekt over alle sectoren van het gemeentelijk beleid: brandveiligheid, milieuwetgeving, horeca, prostitutiewetgeving, jongerencriminaliteit, veilig wonen etc.

1.3    Suggesties voor actiepunten

  • De gemeente stelt een integraal veiligheidsbeleid op.
  • De gemeente houdt buurtveiligheidsonderzoeken.
  • Het herinvoeren van wijkgebonden politiezorg wordt gestimuleerd.
  • Het politie-keurmerk Veilig Wonen wordt door het gemeentebestuur bevorderd.
  • Het gemeentebestuur stelt voor eenvoudige handhavings- en toezichtstaken stadswachten aan. Denk hierbij niet alleen aan het activeren van langdurig werklozen, maar ook aan vroegtijdige schoolverlaters, probleemjongeren e.d..
  • De gemeente werkt royaal mee aan het bieden van mogelijkheden voor tenuitvoerlegging van taakstraffen (bijv. HALT en STOP).
  • De gemeente heeft een gedragscode voor haar ambtenaren en bestuurders (integriteit, taalgebruik (vloeken), etc.).
  • De gemeente schenkt - gezien haar interne en externe voorbeeldfunctie - thee en koffie met een eerlijk keurmerk en gebruikt waar mogelijk fair trade producten.
  • Coffeeshops, gokautomatenhallen en bordelen en sekswinkels mogen niet in de buurt van scholen gevestigd zijn. De gemeente neemt in de APV regelingen op voor de openbare orde in de omgeving van deze instellingen. In navolging van de AHOJG-criteria voor coffeeshops geldt ook voor seksinrichtingen en gokhallen: geen Affichering, geen Harddrugs, geen Overlast, geen toegang van Jeugdigen (de ‘G’ van de AHOJG staat voor ‘geen verkoop van Grote hoeveelheden’ en geldt eigenlijk alleen specifiek voor drugs, hoewel het in zekere zin ook voor gokken een interessant criterium is) . De lokale driehoek stelt aanvullende voorwaarden.
  • Reclame(sleep)vluchten worden niet toegestaan (geluidsoverlast en milieuvervuiling).

Hoofdstuk 2   Verkeer en vervoer


2.1    Trends en uitgangspunten


Een goede en moderne infrastructuur is van belang voor de ontwikkeling van de gemeente.
Ten behoeve van burgers en bedrijfsleven richt het gemeentelijk verkeersbeleid zich daarom op een effectief en efficiënt verloop van verkeer en vervoer binnen de gemeente.
De ChristenUnie laat zich hierbij leiden door drie criteria: veiligheid, leefbaarheid en milieuvriendelijkheid. Het gemeentebestuur zet zich in om voortgaande aantasting van het woon- en leefmilieu te voorkomen.
Verkeer en vervoer zijn in onze huidige samenleving een onlosmakelijk onderdeel van ons dagelijks leefpatroon. De mobiliteit is enorm toegenomen. Daarom is het belangrijk, dat iedere gemeente hier bewust mee omgaat en oog heeft voor de vele belangen die ermee gemoeid zijn. Dat betekent: nadenken over en een visie ontwikkelen op onderwerpen als verkeersveiligheid, bereikbaarheid van voorzieningen, parkeren, onderhoud van wegen, vermindering automobiliteit, bevordering openbaar vervoer en wandel- en fietsverkeer. Hierbij is blijvende en toenemende aandacht nodig voor voorzieningen voor kinderen, ouderen en gehandicapten.
Vraagstukken rond mobiliteit en infrastructuur zijn doorgaans regionaal van aard en moeten dan ook op dat niveau opgelost worden.

2.2    Geordende mobiliteit


Het gemeentebestuur tracht - zoveel mogelijk in samenwerking met buurgemeenten en provincie - tot een samenhangend en op de toekomst gericht verkeers- en vervoersbeleid te komen, waarin de drie genoemde voorwaarden - Veiligheid, Leefbaarheid en Milieu - leidende principes zijn.
Vanzelfsprekend moet de bereikbaarheid van winkels, bedrijven en instellingen daarbij zoveel mogelijk gewaarborgd blijven. Mede gelet op schade aan de infrastructuur die zwaar vrachtvervoer binnen de steden en dorpen kan veroorzaken wordt het toegestane tonnage beperkt (suggestie 15 ton).
Bij aanleg of onderhoud van wegen, straten en pleinen moet de planvorming erop gericht zijn de verkeersveiligheid te bevorderen en de automobiliteit te verminderen. Veilige looproutes, scheiding fietsroutes, goed verlichte routes en aandacht voor verkeersonveilige punten (verkeerslichten bij oversteekplaatsen plaatsen en kruisingen veranderen in minirotondes) zijn daarbij voorwaarden.
Bij het voorbereiden van verkeerscirculatieplannen moeten belanghebbenden ruime mogelijkheid hebben voor inspraak om zo tot een doelmatige en veilige verkeersafwikkeling te komen. Daarbij krijgen de meest kwetsbare verkeersdeelnemers, zoals gehandicapten en bejaarden, voetgangers en fietsers de hoogste aandacht.

De gemeente moet een duidelijk parkeerbeleid hebben dat ook echt gehandhaafd wordt. Het lang bovengronds parkeren in de centra moet beperkt worden. Daartoe moeten parkeervoorzieningen ondergronds of aan de rand van de centra gerealiseerd worden. In dat laatste geval moeten er goede openbaar vervoervoorzieningen richting het centrum zijn.

Met het oog op het milieu en de verkeersveiligheid - die beiden onder druk staan van de nog steeds toenemende automobiliteit - verdient het aanbeveling delen van de gemeente die daarvoor in aanmerking komen, autoluw te maken of te houden en sluipverkeer en doorgaand verkeer in woongebieden te weren of te verminderen. Door invoering van zogeheten 30 km-gebieden, het dichter bij elkaar brengen van wonen en werken en het stimuleren van carpoolplaatsen kan het gemeentebestuur sturend optreden.
Daarnaast is het mogelijk om via milieuvriendelijker vervoer en verbetering van de openbaar vervoerdiensten (met name op het platteland) de automobiliteit terug te dringen. In de steden wordt de uitbreiding van bus-, metro- en tramverbindingen, bij voorkeur op vrije bus- en trambanen, gestimuleerd. En, indien van toepassing, wordt eveneens het gebruik van de treintaxi bevorderd. Dat daarbij de reisschema’s wat betreft wachttijden en aansluitingen serieuze aandacht verdienen spreekt voor zich.

De gemeente moet onderhoudsplannen opstellen voor de (vaar-)wegen, in samenspraak met belanghebbenden. In het kader van goed buurtbeheer kan bij het onderhoud soms ook een beroep op de burgers gedaan worden. Bij onkruidbestrijding op en langs de openbare wegen moeten de minst schadelijke middelen meer gebruikt worden, maar ook met andere methoden moet zorgvuldig omgesprongen worden.

De gemeente moet nagaan in hoeverre aanwezige bevaarbare waterwegen in de gemeente gebruikt kunnen worden voor het vervoer van personen en goederen. Voor eventuele aanleg of verbouw van kadefaciliteiten kan een beroep op het Rijk gedaan worden. Er zijn subsidieregelingen ter bevordering van goederen- en afvalvervoer per binnenschip.

2.3    Suggesties voor actiepunten


Verkeersveiligheid
 
De gemeente heeft een verkeersveiligheidsplan met als mogelijke onderdelen:
  • Instellen van veilige fietsroutes.
  • Het weren van doorgaand verkeer uit woongebieden en het instellen van 30 km-gebieden.
  • Minirotondes.
  • Het doen geven van verkeerslessen, met name voor scholieren en nieuwkomers in Nederland.
  • Het mogelijk maken voor gehandicapten om goed en veilig over te kunnen steken. Oversteekplaatsen moeten door deskundigen op dit terrein worden doorgelicht.
  • Een meldpunt bij de gemeente waar onveilige verkeerssituaties gemeld kunnen worden (te hard rijden, onoverzichtelijke situaties e.d.).
Bereikbaarheid van voorzieningen
  • De gemeente stimuleert vormen van lokaal en regionaal openbaar vervoer zoals de belbus, regiotaxi, teletaxi, collectief vraag-afhankelijk vervoer, etc..
  • De gemeente investeert indien mogelijk in hoogwaardig openbaar vervoer per spoor (light rail).
  • Jaarlijks worden de schoolroutes met behulp van kinderen en hun ouders/opvoeders en leerkrachten geïnventariseerd.
  • De gemeente zorgt voor tijdige openbaar vervoer-voorzieningen bij nieuwbouwwijken.
  • Voordat besluiten voor meer asfalt worden genomen, wordt altijd onderzoek gedaan naar alternatieven.
Parkeerbeleid
  • Betaald parkeren en invoering parkeerzones met vergunningstelsel in woonwijken en bij kantoren.
  • Kerken, scholen, zorginstellingen e.d. kunnen de mogelijkheid krijgen vergunningen voor bezoekers/bezoekerskaarten aan te vragen.
  • Parkeren zoveel mogelijk ondergronds.
  • Er worden voldoende carpoolplaatsen aangelegd.
  • In woongebieden worden vrachtautoparkeerterreinen in combinatie met een parkeerverbod voor vrachtauto’s gerealiseerd.
  • Stimuleren van aanleg en gebruik van transferia.
Bevordering fietsgebruik
  • Een integraal gemeentelijk fietsplan, waarbij een zo groot mogelijke scheiding gerealiseerd wordt tussen langzaam en snel verkeer.
  • Voldoende goede en gratis fietsenstallingen bij alle openbare gebouwen, winkelgebieden e.d..
  • Nieuwbouwplannen hebben niet alleen autoparkeernormen (denk aan ouderen en gehandicapten!), maar ook ‘fietsparkeernormen’ (voldoende goede en gratis fietsenstallingen).
  • Fietsvriendelijk afgestelde verkeerslichten.
  • De gemeente stimuleert fiets-privé-projecten voor het eigen personeel (evt. incl. sponsoring kilometers voor goed doel).
  • De gemeente beschikt over bedrijfsfietsen in haar stalling.
  • De gemeente laat regelmatig haar fietsinfrastructuur doorlichten (bijv. Fietsbalans van de Fietsersbond).
Bevordering wandelen
  • Natuur- en stadswandelroutes.
  • Veilige oversteekplaatsen.
  • Goede trottoirs.

Hoofdstuk 3   Economie en landbouw


3.1    Trends en uitgangspunten


Materiële voorspoed en een goed ontwikkeld economisch leven zijn geen vanzelfsprekendheden, hoewel het de laatste tien jaar wel zo lijkt. Het is een zegen wanneer menselijke arbeidsinspanning vrucht draagt. Dat geeft persoonlijke voldoening en het is belangrijk voor de ontwikkeling van de samenleving als geheel.
Economische activiteit in Nederland is noodzakelijk om de talenten van de inwoners van Nederland aan te wenden ten goede voor de samenleving10. De overheid staat voor de taak om de samenleving zo in te richten dat de nog steeds groeiende bevolking (2001: 16 miljoen mensen en prognose 2030; 18 miljoen mensen) onderdak en voedsel (landbouw!), werk en leefruimte en mogelijkheden tot ontplooiing heeft en houdt. De portefeuille economische zaken moet in evenwicht zijn met andere publieke doelstellingen als leefbaarheid en milieu. De ChristenUnie wil de gemeente, organisaties en bedrijven (ook de agrarische bedrijven!) dan ook aansporen duurzaam, milieuvriendelijk, energiezuinig en maatschappelijk verantwoord te handelen.
De economische, sociale en culturele dynamiek van de Nederlandse samenleving kunnen een hoge tol eisen in de persoonlijke levenssfeer. Teveel mensen hebben last van psychische problemen, arbeidsongeschiktheid, stress. De ChristenUnie is tegen een 24-uurs-economie. De gemeente moet tendensen richting een 24-uurs-economie waar mogelijk tegen gaan. De samenleving zou haar collectieve rustmomenten moeten koesteren en verdedigen. Het is voor iedere burger goed om een vast moment in de week rust te hebben. Een mens leeft niet om alleen maar te werken. Mensen hebben ook zorgtaken en moeten ook kunnen ontspannen en rusten. Er moet een balans zijn tussen werken, zorgen en rusten.

10. In dit hoofdstuk gaat het over betaald werk, in hoofdstuk 5 over vrijwilligerswerk.

3.2    Verantwoord beheer, goed rentmeesterschap

 
Om het economisch leven tot bloei te doen komen, moeten goede voorwaarden worden geschapen door overheid en burgers samen. Het is echter niet goed wanneer de welvaartsambitie de overheersende ambitie is in de samenleving. Economische ontwikkeling moet plaatsvinden in een duidelijk besef van ethische, culturele sociale en ecologische normen die in een eerlijke balans tot hun recht moeten komen.

Werkgelegenheid en de rol van de overheid

De overheid is slechts een van de vele spelers in het veld van de economische ontwikkeling. De gemeente kan en moet daarom vooral stimulerend optreden om werkgelegenheid te behouden of te creëren. Zij moet daarbij letten op een goede onderlinge afstemming van vraag en aanbod bij het aantrekken van werkgelegenheid en op een gevarieerde samenstelling van de werkgelegenheid. Ook moet zij aandacht hebben voor zaken als bijscholing en zorgverlof.
De gemeente moet zich - binnen haar beperkte mogelijkheden op dit terrein - inspannen voor de moeilijk bemiddelbare werkzoekenden.
Op het platteland moet de gemeente letten op het ontwikkelen van nieuwe werkgelegenheid om zo de wegvallende arbeidsplaatsen in de agrarische sector op te kunnen vangen. Dit vraagt veel creativiteit van de gemeenten.
De gemeente moet zich als het gaat om werkgelegenheid in de regio sterk maken voor goede samenwerking met naburige gemeenten en de provincie (regionale platforms arbeidsmarktbeleid!). Gezamenlijk moeten duidelijke regiovisies ontwikkeld worden.

De ChristenUnie wil dat de gemeente nieuwe en bestaande sectoren die op een meer duurzame wijze met grondstoffen en energie omgaan stimuleert. Ook moeten sectoren verstevigd worden die van belang zijn voor de concurrentie positie van Nederland.
Er moet ruimte gegeven worden aan innovatieve ondernemingen.
De gemeente moet ICT-toepassingen steunen als zij de groeiende stromen informatie beter toegankelijk en beheersbaar maken en bijvoorbeeld ook als zij telewerken bevorderen. Ook de ICT-bedrijven moeten overigens aangespoord worden om energiezuinig te zijn.

Juist m.b.t. mensen die (tijdelijk) een terugslag hebben heeft de overheid een verantwoordelijkheid. Dit kan door opleidingen maar ook gesubsidieerde arbeid (dat is echt werk, vaak met een publieke functie, zoals bijvoorbeeld stadswachten en trambegeleiders).

De samenleving heeft collectieve rustmomenten nodig. De gemeente benut alle mogelijkheden om de zondagsrust te waarborgen en maakt geen gebruik van de wettelijke mogelijkheden tot openstelling van winkels op zondag.

Publiek Private Samenwerking en Maatschappelijk Ondernemen

De rijksoverheid probeert op steeds meer terreinen samenwerking met het bedrijfsleven van de grond te brengen. Stimuleren van bedrijfsleven bij de publieke zaak wordt warm aanbevolen wanneer men werkelijk maatschappelijk betrokken wil zijn. De overheid moet er echter alert op zijn dat meebetalen ook meebepalen inhoudt en daarin haar grenzen als overheid duidelijk markeren.
Vormen van maatschappelijke betrokkenheid die gestimuleerd moeten worden zijn bijvoorbeeld vrijwilligerswerk vanuit bedrijven en werkervaringsplaatsen voor langdurig werklozen.

Midden- en Kleinbedrijf / Startersbeleid

Veel initiatieven worden ontwikkeld door ondernemende Nederlanders (autochtoon of allochtoon). De overheid is verantwoordelijk voor goede informatie voorziening over regelgeving waaraan een ondernemer moet voldoen. Strategische sectoren komen onder stringente voorwaarden tijdelijk in aanmerking voor financiering (lagere rente). Voor deze regelingen moet de gemeente een ‘bedrijfsloket’ (één aanspreekpunt voor startende ondernemingen) opzetten.
De overheid bevordert een goede handhaving en controle van wetgeving op dit terrein (hygiëne, belasting, administratie, lonen).
Startende bedrijven die een bijzondere betekenis kunnen hebben voor de reïntegratie van werklozen of arbeidsongeschikten verdienen bijzondere steun.

Infrastructuur

Veel wegen, het rioleringsstelsel, nutsleidingen en kabels raken verouderd. Voor zover de gemeente de gemeente deze nog in eigen bezit heeft zorgt zij voor tijdige vervanging en verbetering en een goed beheer van een adequate fysieke infrastructuur.
Infrastructuur voor nutsvoorzieningen zoals energie, water en riolering moet zoveel mogelijk in overheidshanden blijven.
De belangrijkste vervangende voorwaarde bij reeds geprivatiseerde kabel- en netwerkbedrijven moet zijn, dat de gemeente blijvend aansluiting voor iedere gebruiker kan garanderen en voldoende waarborgen voor onderhoud en vernieuwing worden getroffen.

Landbouw

De agrarische sector zit midden in een langdurig en ingrijpend veranderingsproces. Deze voor de economie, voedselvoorziening, maar ook cultuur belangrijke sector verdient ons respect en onze steun. De gemeente moet zich actief en coöperatief opstellen als het gaat om de noodzakelijke veranderingen binnen de agrarische sector. Hoewel de gemeente hier slechts een beperkte taak kan hebben, mag het niet aan concreet beleid ontbreken. Allereerst moeten agrariërs ondersteund worden bij de bedrijfsvoering (milieu, ruimtelijke ordening) en bij het aanvragen van subsidies. De gemeente kan ook hiervoor een soort loket instellen.

Of het nu gaat om schaalvergroting (kan het voortbestaan van agrarische bedrijven bevorderen), reorganisatie (bijvoorbeeld overstap naar biologische landbouw), areaalvermindering of herbestemming, de gemeente moet actief overleggen met de agrariërs, landbouworganisaties, milieuorganisatie, eigenaren van natuurgebieden en andere belanghebbenden. De gemeente stelt in overleg met deze belanghebbenden een landbouw-ontwikkelingsplan op.
Daar waar agrarische bedrijven stoppen moet geholpen worden bij het vinden van nieuwe werkgelegenheid en andere bestemmingen van vrijkomende agrarische gebouwen. Daarbij moet gelet worden op de eventuele consequenties voor agrarische bedrijven in de buurt.
De gemeente moet agrariërs nauw betrekken bij het natuur- en landschapsbeheer.

3.3    Suggesties voor actiepunten


Economie
  • De gemeente onderzoekt de mogelijkheden voor werkervaringsplaatsen bij de gemeente zelf.
  • Als het gaat om startende ondernemingen, onderzoekt de gemeente de mogelijkheden voor het ontwikkelen van een bedrijfsverzamelgebouw, waar een starter door de lagere aanloopkosten een ‘gemakkelijker’ start kan maken.
  • Stimuleren van maatschappelijk verantwoord en duurzaam ondernemen.
Landbouw
  • Stimuleren milieuvriendelijker productie.
  • Stimuleren biologische en extensieve landbouw.

Hoofdstuk 4   Onderwijs


4.1    Trends en uitgangspunten


Onderwijsbeleid neemt een steeds prominentere plaats in op de gemeentelijke agenda. Onderwijsbeleid zou onderdeel moeten zijn van een integraal beleid voor een sluitend voorzieningen-aanbod dat de burger in staat moet stellen aan de samenleving deel te kunnen nemen.
Onderwijs-, educatie-, welzijns- en arbeidsmarktbeleid moeten daartoe op elkaar afgestemd worden, toegesneden op de eigen lokale behoeften en mogelijkheden. Voorbeelden zijn de ontwikkeling van de Brede School in het kader van het onderwijsachterstandsbeleid en de uitvoering van de Wet Educatie Beroepsonderwijs.
Voor de ChristenUnie is constructieve samenwerking met en tussen alle partijen heel belangrijk. Voor de scholen worden de grenzen echter wel bepaald door hun grondwettelijke autonomie en de vrijheid van onderwijs.
De gemeente moet coördinerend en stimulerend optreden om haar burgers te ondersteunen in hun verantwoordelijkheid voor de vorming, onderwijs en opvoeding van hun kinderen. Voor de ChristenUnie is hierbij leidraad dat elke burger zijn door God gegeven gaven en talenten mag ontwikkelen om die in te zetten voor een samenleving die gericht is op dienstbaarheid aan elkaar en eer aan God. Voor de inhoud van de eigen vorming is de burger zelf verantwoordelijk. Gemeentelijk beleid zou daaraan recht moeten doen.

4.2    Onderwijs, daar steek je wat van op


Onderwijsinfrastructuur

De gemeente moet zorg dragen voor een zo compleet mogelijke en goed bereikbare onderwijs-infrastructuur, letterlijk en figuurlijk dichtbij de mensen.
Omdat onderwijs in het verlengde ligt van de opvoeding door ouders, honoreert de gemeente het grondwettelijk recht van vrijheid tot stichting en inrichting van onderwijs.
Indien ouders zelf niet tot stichting van scholen overgaan zorgt de gemeente - afhankelijk van de behoefte - zelf voor kwantitatief en kwalitatief voldoende openbare scholen, waarvoor zij, in welke publiekrechtelijke bestuursvorm dan ook, de eindverantwoordelijkheid houdt. Daarbij moet de betrokkenheid van ouders zo veel mogelijk bevorderd worden.
Bijzondere en openbare scholen moeten financieel gelijkgesteld worden.
De gemeente moet zorgen voor een adequaat leerlingenvervoer om de keuzevrijheid voor de ouders en de bereikbaarheid voor de leerlingen van de school te bevorderen. Daarbij moet zij redelijke afstandsgrenzen en financiële drempels hanteren.
De gemeente moet met het oog op leefbaarheid zorgen voor een goede spreiding van scholen in wijken en dorpen. Wanneer scholen (openbaar of bijzonder) onder de opheffingsnorm dreigen te komen, heeft voortbestaan door het vergroten van het voedingsgebied (bijv. door het werken met dislocaties) de voorkeur boven het tot stand komen van samenwerkingsscholen.

De gemeente moet zorgen voor goede huisvesting van scholen. Daarvoor moet zij een integrale meerjaren huisvestingsplanning opstellen. Afspraken moeten gemaakt worden in een wettelijk geregeld, op overeenstemming gericht overleg met alle schoolbesturen. Daarbij moet zo veel mogelijk recht gedaan worden aan de identiteit van de scholen.

De leerplicht is integraal onderdeel van het gemeentelijk beleid. De gemeente moet voldoende middelen ter beschikking stellen voor handhaving van deze plicht.

Achterstandsbeleid

De gemeente heeft een coördinerende functie in het voorkomen en bestrijden van de gevolgen van onderwijsachterstand
De gemeente moet in overleg met alle scholen – als onderdeel van een totaal achterstandsbeleid – een onderwijsachterstandsbeleid opstellen. Zij kan daarvoor samenwerking zoeken met jeugdzorg- en welzijnsinstellingen. Voor- en naschoolse activiteiten, cursussen e.d. voor ouders om hen te ondersteunen bij de opvoeding van hun kinderen kunnen daarbij een middel zijn, eventueel in combinatie met voor- en naschoolse opvang voor hun kinderen (het Brede School-concept). Dit middel in het achterstandsbeleid moet dan wel een verplichtend karakter hebben en regelmatig geëvalueerd worden.

De gemeente moet proberen het ontstaan van een scheiding tussen ‘witte’ en ‘zwarte’ scholen tegen te gaan. Goede voorlichting aan en contacten met ouders, zorgen voor goede huisvesting, voor veilig verkeer en een leefbare omgeving rond de school zijn daarbij onmisbare ingrediënten.

De gemeente moet stimuleren dat jongeren als zij de arbeidsmarkt opgaan een adequate startkwalificatie bezitten. Zij zou daartoe (eventueel regionaal) beleid moeten ontwikkelen voor de leerplicht, vroegtijdig schoolverlaten, volwasseneneducatie en inburgering (o.a. minimaal niveau 3 van de Nederlandse taal).
Omdat integratie in de samenleving belangrijk is voor allochtone leerlingen, moet voor een goede eerste opvang en vervolgens goede doorstroming gezorgd worden, waarbij vooral veel aandacht besteed moet worden aan beheersing van de Nederlandse taal11.

11. Zie ook de paragraaf ‘minderhedenbeleid’ in hoofdstuk 6.

4.3    Suggesties voor actiepunten

  • De gemeente inventariseert de lokale onderwijsinfrastructuur in samenhang met andere voorzieningen zoals buurtcentra, wijkopbouwwerk, peuterspeelzalen, naschoolse opvang e.d. en het inburgeringtraject voor nieuwkomers in Nederland.
  • De gemeente betrekt ook ouders bij het achterstandsbeleid.
  • De gemeente zet het openbaar onderwijs ‘op afstand’ (verzelfstandiging) voor werkelijke gelijkberechtiging van openbaar en bijzonder onderwijs. De ondersteuning door gemeente-ambtenaren van de openbare scholen voor o.a. de salarisadministratie wordt bijvoorbeeld afgeschaft (bijzondere scholen moeten daar een bureau voor inhuren).
  • De gemeente geeft subsidie voor schoolzwemmen, zwembaden of voorlichting over zwemlessen (vooral onder allochtonen) of andere maatregelen (bijspringen van minima) om te zorgen dat alle kinderen al op jonge leeftijd minimaal het basis-zwemdiploma hebben. In verband met de veiligheid van het schoolzwemmen zorgt de gemeente voor hele goede afspraken over wie waarvoor op welk moment verantwoordelijk is.
  • Het onderwijs is één van de belangrijkste plekken om kindermishandeling te signaleren. De gemeente bevordert dat hierover voorlichting wordt gegeven.
  • De gemeente stimuleert campagnes ter voorkoming en bestrijding van pesten op school.

Hoofdstuk 5   Welzijn, cultuur, sport en recreatie


5.1    Trends en uitgangspunten


Juist in deze tijd van individualisering ligt er voor de gemeente een uitdaging mensen enthousiast te maken zich vrijwillig in te zetten in verschillende verbanden. Mede door de hoge arbeidsparticipatie haken steeds meer vrijwilligers af. Uit onderzoek is gebleken dat vrijwilligers wel degelijk bereid zijn hun kennis en vaardigheden in te zetten. De moderne vrijwilliger wil dan alleen wel van tevoren een afgebakende periode afspreken. Mensen zetten zich tegenwoordig liever in op projectbasis (bijvoorbeeld voor het bouwen van een website, het opzetten van een administratie of het maken van een nieuwsbrief). Daarna willen ze vrij kunnen zijn om een ander project bij een andere vrijwilligersorganisatie op te pakken. De ChristenUnie wil vrijwilligersorganisaties en vrijwilligers zelf stimuleren en faciliteren.

Keerzijde van onze materiële welvaart is de toenemende eenzaamheid. Uit onderzoek is gebleken dat één op de drie burgers zegt zich eenzaam te voelen. Juist op het terrein van welzijn, cultuur, sport en recreatie liggen kansen burgers met elkaar in contact te brengen. De gemeente richt zich daarbij op het zoveel mogelijk voorkomen van tweedelingen in de samenleving tussen rijk en arm, oud en jong, mensen met betaald werk en zonder betaald werk.

5.2    Een dienstbare samenleving


Welzijn

De ChristenUnie is ervan overtuigd dat de basis voor gezonde menselijke verhoudingen ligt in de liefde tot God en de naaste. Van daar uit gaan mensen zich verantwoordelijk voelen voor het welzijn van zichzelf en anderen. Het treffen van voorzieningen behoort dan ook tot de verantwoordelijkheid van burgers. De taak van de gemeentelijke overheid hierbij is vooral voorwaardenscheppend en stimulerend12.
De noodzakelijke continuïteit in vrijwilligerswerk zal alleen kunnen worden gewaarborgd als vrijwilligers ondersteuning krijgen van beroepskrachten.

Jeugdbeleid

De gemeente moet een breed en samenhangend lokaal jeugdbeleid ontwikkelen (nota jeugdbeleid opstellen)13.
De verantwoordelijkheid voor jongeren ligt in de eerste plaats bij de ouders. Hieruit volgt dat jeugdwerk in eerste instantie het initiatief van ouders en particuliere instellingen moet zijn. De gemeentelijke overheid heeft tot taak dit werk te stimuleren. Bij subsidiering kunnen voorwaarden worden gesteld t.a.v. de toegankelijkheid, de activiteiten en het budgetbeheer.
In wijken en kernen moeten voldoende speelvoorzieningen voor de jeugd zijn. Speeltuinen maar ook activiteiten voor de ‘oudere’ jeugd zijn hierbij goede mogelijkheden. Hierbij stimuleert de gemeente wijkbewoners zorg te dragen voor de realisering en het onderhoud.

Kinderopvang en peuterspeelzalen

Kinderopvang, waaronder ook de buitenschoolse opvang, behoort in de eerste plaats tot de verantwoording van de ouders. De rol van de gemeentelijke overheid richt zich met name op de controle van kwaliteit, veiligheid en hygiëne.
Aan de ene kant moet voorkomen worden dat de gemeente de rol van ‘financierder van tweeverdieners’ op zich gaat nemen, omdat wij grote waarde hechten aan het zoveel mogelijk verzorgen en opvoeden door de eigen ouders. Aan de andere kant willen wij dat de gemeente daar waar de noodzaak van kinderopvang duidelijk is, het particulier initiatief aanmoedigt zodat er meer kinderopvang op levensbeschouwelijke grondslag komt.
Financiële tegemoetkoming kan verantwoord zijn als er sprake is van een eenoudergezin, of bij medische of sociale noodzaak. De ChristenUnie pleit er al geruime tijd voor dat door de rijksoverheid aan alle ouders een gelijke vergoeding ter beschikking wordt gesteld. Deze vergoeding zouden zij naar eigen keuze kunnen gebruiken.

Peuterspeelzalen hebben over het algemeen een nuttige sociale functie. Daarnaast kunnen zij een functie vervullen bij het vroegtijdig ontdekken van ontwikkelingsachterstanden. De taak van de gemeente ligt in het in stand houden van de voorziening, eventueel met een beperkte subsidie. Ouders moeten worden ingezet bij het verlenen van assistentie en het bijdragen in de kosten van de voorziening.

Cultuur

Kunstzinnige vaardigheden behoren tot de gaven die God aan mensen geeft. De gemeente stimuleert burgers hun artistieke capaciteiten te ontplooien en stimuleert de bevolking te genieten van kunst en cultuur. Musea kunnen hierin een educatieve functie vervullen. Er moet worden gestreefd naar voorzieningen met een zo breed mogelijk draagvlak. Een goede bibliotheek is een verrijking van het culturele leven en is daarom van groot belang in een gemeente. Van de gebruikers kan een redelijke vergoeding worden gevraag. Om alle burgers de gelegenheid te bieden gebruik te maken van de grote hoeveelheid informatie op het internet zijn aansluitingen in bibliotheken onontbeerlijk.
Kunst en cultuur verdienen een grote uitingsvrijheid, maar de gemeente moet toch wel zekere grenzen hanteren op het gebied van zedelijkheid, discriminatie en godslastering.
Naast de rijksoverheid heeft ook de gemeente een taak bij het instandhouden van monumenten binnen haar grenzen. Een historisch archief en - indien mogelijk - een gemeentelijk museum zijn zeer waardevolle voorzieningen binnen een gemeente.

Sport en recreatie

In onze gehaaste maatschappij heeft de mens meer dan ooit behoefte aan recreatie. Dat kan op vele manieren, maar sport is wel een van de populairste. Sport kan een belangrijke rol spelen bij het lichamelijk en psychisch welbevinden. De taak van het gemeentebestuur ten aanzien van sport en recreatie is in de eerste plaats voorwaardenscheppend. Dit betekent dat van de gebruikers een bijdrage wordt verwacht die in redelijke verhouding staat tot de kosten en tot het inkomen van de ouders (op z’n minst moeten er tegemoetkomingen zijn voor minima). Ook in de sport is een tendens waarneembaar naar meer individuele sporten. Mede vanwege de sociale aspecten zou het gemeentelijk beleid gericht moeten zijn op het instandhouden van de verenigingen.
De gemeente moet ook op het terrein van sport en recreatie waken over de zondagsrust.
Als het gaat om recreatie heeft de gemeente de taak om parken en plantsoenen aan te leggen en te onderhouden. Natuurgebieden worden met wandel- en fietsroutes zoveel mogelijk opengesteld. Schade aan het milieu moet hierbij worden voorkomen. Naaktrecreatie en openbare recreatie moeten zoveel mogelijk beperkt worden, maar in ieder geval van elkaar gescheiden.
Op regionaal en op plaatselijk niveau moet de gemeente de gehandicaptensport stimuleren en faciliteren. Gestreefd moet worden naar optimale toegankelijk van sport- en recreatievoorzieningen voor gehandicapten.

12. Het onderwerp ‘subsidies’ behandelen we in hoofdstuk 9 over financien.
13. Hiervoor is overleg nodig met een veelheid aan interne afdelingen en externe instellingen zoals scholen, politiekorpsen, arbeidsbureaus, jeugdhulpverleningsinstellingen, consultatiebureaus en gemeentelijke geneeskundige diensten.


5.3    Suggesties voor actiepunten


Welzijn
  • De gemeente opent een ‘loket’ voor vrijwilligerswerk.
  • De gemeente geeft subsidie voor trainingen van wervers en ondersteuners van vrijwilligers.
  • De speelvoorzieningen in de wijken zijn in overeenstemming met de leeftijdsopbouw.
Cultuur
  • De gemeente stimuleert de aanwezigheid van voldoende computers met internet-aansluiting in de bibliotheken (een echte, goede multimedia-afdeling of ‘internetwinkel’). Die aansluitingen bieden gefilterd (vooral porno-vrij) internet.
  • De gemeente ziet er op toe dat kunstenaars genoeg ateliers hebben.
  • In gebouwen van de gemeente hangen of staan kunstwerken van lokale kunstenaars.
Sport en recreatie
  • Educatieve wandel- en fietsroutes.
  • De gemeente stimuleert de sportverenigingen en ziet er op toe dat de lasten voor deze verenigingen (sportvelden en accommodaties) niet buitensporig hoog worden. Amateur- en recreatieve sport verdienen meer aandacht en subsidies.
  • De gemeente stimuleert zelfbeheer van sportverenigingen.
  • De gemeente stimuleert de deelname van allochtonen aan sportverenigingen en sportactiviteiten.
  • De gemeente stimuleert sport-kennismakingsprogramma’s voor kinderen/jeugd/jongeren.
  • De gemeente stimuleert uitdeeldepots van sportattributen.
  • De gemeente betrekt sportverenigingen bij plannen voor naschoolse opvang.

Hoofdstuk 6   Sociale en maatschappelijke voorzieningen


6.1    Trends en uitgangspunten


In Gods ogen is elk mens van onschatbare waarde. De ChristenUnie wil zich dan ook juist inzetten voor mensen die extra ondersteuning nodig hebben. De zorg voor elkaar behoort tot de verantwoordelijkheid van ieder mens maar is in de huidige maatschappij helaas geen vanzelfsprekendheid meer.
De roeping van de overheid om een ‘schild voor de zwakken’ te zijn, spitst zich met name toe op een viertal kwetsbare groepen in onze samenleving: ouderen, gehandicapten, minima en minderheden.
De opdracht van de gemeentelijke overheid is tweeledig. Enerzijds moeten burgers, die moeiten ondervinden door ouderdom, handicap, werkloosheid of buitenlandse afkomst ondersteund worden en moeten hun mogelijkheden om een volwaardige plaats in de samenleving in te nemen vergroot worden. Anderzijds is het een opdracht voor de gemeentelijke overheid om in de samenleving mensen en groepen mensen te stimuleren en te mobiliseren om naar elkaar om te zien.
De vanzelfsprekendheid van vrijwilligerswerk neemt af en het is van groot belang om vrijwilligersprojecten (sociaal-cultureel werk, zorg en hulpverlening) te faciliteren.
Toegankelijkheid van alle voorzieningen voor alle in de samenleving aanwezige groepen moet grote aandacht krijgen.

6.2    Zorg voor elkaar


Naastenliefde is geen vanzelfsprekendheid, maar een keuze …

Ondersteuning en facilitering van bestaande netwerken (cliëntenplatformen, ouderen- en gehandicaptenorganisaties, zelforganisaties) is noodzakelijk.
Ook de kerken - netwerken die hun waarde bewezen hebben - moeten meer gesprekspartner worden bij onderstaande beleidsterreinen.
Het is van belang om in samenspraak met de betrokkenen - al dan niet georganiseerd in bepaalde verbanden - problemen vroegtijdig te signaleren en indien mogelijk op te lossen. Onderstaande terreinen zijn dan ook zeer geschikt voor interactief beleid.

Ouderenbeleid

Het uitgangspunt bij ouderenbeleid moet zijn: het bieden van een volwaardige, zoveel mogelijk zelfstandige, en geïntegreerde plaats in de samenleving. Zoveel mogelijk moeten ouderen zelf bij het formuleren van ouderenbeleid en de uitvoer van beleid betrokken worden.
De groep ouderen in onze samenleving is zeer divers in samenstelling en daardoor is de gemeentelijke overheid de aangewezen instantie om te coördineren en de samenwerking te stimuleren.
De zorg-/hulpverlening aan zelfstandig wonende ouderen vanuit verzorgingshuizen (extramurale verzorgingshuiszorg) moet bevorderd worden (bijvoorbeeld maaltijdvoorzieningen, alarmsystemen, tijdelijke verzorging bij ziekte).
De bouw van woningen voor ouderen en andere vormen van (semi-)zelfstandige woonvormen binnen woonwijken is van groot belang.
De gemeente moet stimuleren dat er een sluitend netwerk ontstaat tussen thuiswoon-voorzieningen en intramurale voorzieningen.
Bij bouw en renovatie van woningen en woonwijken moeten nadrukkelijk de wensen en behoeften van ouderen (nu en in de toekomst met een toenemende vergrijzing) meegenomen worden.

Gehandicaptenbeleid

De gemeente draagt zorg voor een optimale uitvoering van de WVG. Uitgangspunt is dat de indicatiestelling onafhankelijk is en de beslistermijn inzake (eventuele) verstrekkingen zeer beperkt blijft. Voor wat betreft de vervoersmogelijkheden van mensen met een handicap wordt zoveel mogelijk uitgegaan van individueel (liefst eigen) vervoer. Collectieve arrangementen zijn mogelijk, indien wacht- en reistijden daardoor niet onevenredig groot worden.
De gemeente heeft de verantwoordelijkheid om alle betrokken instanties, als het gaat om gehandicaptenbeleid, bij elkaar te brengen om tot een zo breed mogelijk geformuleerd beleid te komen.
De gemeente moet zich tot het uiterste inspannen om gehandicapten, ook daar waar het werk betreft, mogelijkheden aan te bieden en zij hoort ook zelf als gemeentelijk instantie het goede voorbeeld te geven ( Wet REA).
De gemeente draagt ook verantwoordelijkheid als het gaat om huisvesting, opleiding en ontspanning (sport).
De toegankelijkheid van gebouwen, maar ook van de infrastructuur (stoepen, oversteekplaatsen, wegen, pleinen, perrons, etc.) moet optimaal zijn en daar waar mogelijk moeten parkeerplaatsen voor gehandicapten gerealiseerd worden. Bij openbare gebouwen geldt sowieso een landelijke norm dat 2% van de parkeerplaatsen gereserveerd moeten worden voor gehandicapten. De gemeente moet zich daaraan houden.

Minimabeleid

Ondanks de grote welvaart bestaat er in Nederland wel degelijk een grote groep mensen die rond of onder het sociaal-economische minimum leven. Het zorgen en opkomen voor de zwakkeren behoort tot een kerntaak van de overheid. De gemeente heeft als gevolg van gedecentraliseerd beleid een grote verantwoordelijkheid richting de minima. Daar waar de rijksoverheid onvoldoende maatregelen neemt zal de gemeente aanvullend moeten optreden.
Binnen de wettelijke kaders moet de gemeente een ruimhartig en rechtvaardig beleid voeren. Zij moet daarbij ook aandacht hebben voor groepen die net niet aan bepaalde criteria voldoen, maar het wel heel zwaar hebben (denk bijv. aan ‘armoedeval’).
Tegelijkertijd moeten de cliënten zelf als eerst verantwoordelijke aangesproken worden op hun levensonderhoud en moet er alles aan gedaan worden om hen zelfstandigheid (wonen, werken, omgang met geld e.d.) aan te leren. In het kader van een goede schuldhulpverlening maakt de gemeente (mede) gebruik van de diensten van bonafide private schuldhulpverleners.
Een blijvend punt van zorg zijn de alleenstaande ouders met kinderen. Het gemeentelijk beleid moet erop gericht zijn, dat de alleenstaande ouder de opvoeding van kinderen en tieners, als eerste prioriteit kan kiezen. Tegelijkertijd moet deze - vaak kwetsbare - groep mogelijkheden aangereikt worden tot ontplooiing, werk en scholing. Juist voor deze groep moeten voldoende kinderopvangplaatsen beschikbaar zijn stellen.
De gemeente voert een actief voorlichtingsbeleid waarbij mensen op hun rechten (op voorzieningen en uitkeringen) wordt gewezen.
Speciale aandacht verdienen de dak- en thuislozen. Particuliere organisaties moeten o.a. met subsidies aangemoedigd worden zich in te zetten voor deze mensen door opvang, maaltijden, psychische en financiële begeleiding e.d.. De gemeente stimuleert multi-disciplinair overleg over deze groep (met hulpverleners, woningcorporaties, sociale dienst, GGD e.d.).

Minderhedenbeleid

Ook de integratie van minderheden in de Nederlandse samenleving is een kerntaak van de overheid
Het onderwijs in de Nederlandse taal heeft de hoogste prioriteit. Zodra een officiële status is verkregen moet de inburgering voortvarend ter hand genomen. Dit geldt zeker ook voor de mensen die hier komen in het kader van gezinshereniging en allochtonen die hier al langer verblijven, maar de taal nog niet spreken.
De gemeente heeft als taak om bevolkingsgroepen met elkaar in contact te brengen en het wederzijds begrip te vergroten. Daarbij verdient de jeugd extra aandacht.
In samenwerking met belangengroepen en zelforganisaties moet geformuleerd beleid ook worden getoetst op toegankelijkheid voor etnische minderheden (ouderenbeleid, jeugdbeleid, gehandicaptenbeleid etc.)
Racisme en discriminatie moeten worden tegengegaan. In onze multiculturele samenleving is het niet vanzelfsprekend dat mensen van verschillende culturen elkaar begrijpen en respecteren. Hier ligt een duidelijke taak voor de overheid om mensen bij elkaar te brengen, voorlichting te geven, zelf het goede voorbeeld te geven en mensen aan te spreken op hun verantwoordelijkheid.

Binnen de mogelijkheden van de wet voert de gemeente vanuit een geloof in de waarde van gastvrijheid een ruimhartig beleid in de richting van vluchtelingen en asielzoekers en zij tracht waar mogelijk bij te dragen in de verbetering van de leefomstandigheden.
De gemeente werkt constructief samen met het COA. Indien in de gemeente reeds een voorziening en/of opvang van asielzoekers is gehuisvest spant de gemeente zich in om er aan bij te dragen dat deze mensen zich welkom voelen, ook al mogen velen hier niet blijven. Daartoe stimuleert en faciliteert de gemeente vrijwilligersactiviteiten voor asielzoekers van bijvoorbeeld de plaatselijke kerken.
Vanuit haar autonome zorgplicht, formuleert de gemeente beleid t.a.v. noodopvang van uitgeprocedeerde asielzoekers. Dit vanuit het oogpunt van humaniteit en volksgezondheid en ter voorkoming van vlucht in illegaliteit en/of criminaliteit. In dit kader kan particulier initiatief gedoogd dan wel financieel ondersteund worden. Het doel moet blijven dat uitgeprocedeerde asielzoekers het land verlaten.

Zowel bij opvang als inburgering moeten zo veel mogelijk ook maatschappelijke en kerkelijke organisaties worden ingeschakeld.

6.3    Suggesties voor actiepunten

  • Alle plannen van de gemeente (van welzijn en onderwijs tot openbaar vervoer en volkshuisvesting) besteden aandacht aan gehandicapten, ouderen, minderheden en armen.
  • Invoeren ‘doelgroepen-monitoren’ (per doelgroep moet het beleid gevolgd, geëvalueerd en waar nodig regelmatig bijgesteld worden).
Ouderen
  • Ouderenadviseur.
  • Seniorenraad, die meedenkt over ouderenproblematiek.
  • Dagopvang voor dementerende bejaarden stimuleren.
  • Gerichte voorlichting van ouderen (bijvoorbeeld in bejaarden-/ verzorgingstehuizen) en hulp bij het invullen van formulieren t.b.v. aanvragen van voorzieningen/verstrekkingen/uitkeringen.
  • Speciaal op ouderen gerichte voorzieningen voor ontspanning en contacten.
Gehandicapten
  • Het WVG-beleid wordt regelmatig geëvalueerd. Zijn de budgetten toereikend, is het voorzieningen-pakket voldoende en efficiënt georganiseerd e.d.? De mening van de gehandicapten zelf moet nadrukkelijk hierbij betrokken worden.
  • De gemeente biedt hulp aan de gehandicapten bij de besteding/uitvoering van hun budget.
  • De gebouwen van de gemeenten zijn voorbeelden van goede toegankelijkheid voor gehandicapten.
  • Toegankelijkheid van binnenstad, winkelgebieden.
  • Mogelijkheid onderzoeken van Focus-voorzieningen (hulpmiddelen en adviezen).
  • De gemeente stimuleert de (oprichting van een) lokale gehandicaptenraad.
Minima
  • De gemeente helpt de minima om aanspraak te doen op regelingen (intensieve voorlichting en gerichte huisbezoeken) en organiseert daartoe gerichte huisbezoeken zeker bij minima van 65 jaar en ouder.
  • Minima zijn voldoende vrijgesteld van gemeentelijke heffingen.
  • De gemeente doet extra dingen voor de minima zoals korting geven bij vervanging cruciale apparatuur.
  • De gemeente stimuleert de oprichting van een cliëntenplatform minima.
  • In samenwerking met organisaties (ook kerken) wordt ‘stille armoede’ getraceerd.
  • De gemeente zorgt voor voorzieningen, zodat minder draagkrachtigen niet uitgesloten zijn van moderne media (internet).
  • Speciale aandacht voor minder draagkrachtige gezinnen met tieners.
  • De gemeente draagt zorg voor voldoende opvang van dak- en thuislozen. Deze speciale kwetsbare groep zit  - zeker in grotere gemeenten - expliciet bij een wethouder in zijn of haar portefeuille.
  • De gemeente stimuleert maatschappelijke participatie van huishoudens die zijn aangewezen op een inkomen rond het minimumniveau (bijvoorbeeld door goedkope krantenabonnementen voor ouderen, tegoedbonnen voor muziek/sportverenigingen/OV).
  • Forse extra financiële ondersteuning voor huishoudens die langdurig zijn aangewezen op een inkomen rond het minimumniveau (bijv. f1000 per jaar voor gezinnen met kinderen, die langer dan drie jaar op bijstandsniveau zitten).
  • Actieve schuldpreventie en schuldhulpverlening (ook ruimte bieden aan bonafide, private schuldhulpverlening).
Minderheden
  • De gemeente ontwikkelt beleid voor ‘oudkomers’ (allochtonen die hier al lang zijn, maar nog niet voldoende geïntegreerd zijn).
  • De gemeente draagt zorg voor een platform waarin de gemeente, zelforganisaties en andere betrokken organisaties regelmatig overleggen (o.a. over inburgering, integratie, achterstanden).
  • De gemeente stimuleert het aanbieden van probleemgerichte opvoedingsondersteuning voor allochtone ouders i.s.m. jeugdzorg, scholen en huisartsen.
  • De gemeente heeft aandacht voor problematiek van oudere allochtonen.
  • De gemeente stimuleert initiatieven die de integratie tussen allochtone en autochtone jongeren bevorderen (o.a. via sport).
  • De gemeente heeft een helder beleid als het gaat om de opvang en begeleiding van asielzoekers.
  • De gemeente heeft ook een begripvol en tegelijkertijd heel duidelijk beleid m.b.t. uitgeprocedeerde asielzoekers. Zij steunt tijdelijke opvang voor individuele gevallen en biedt begeleiding bij het vaak moeizame terugkeerproces. De gemeente is streng voor echte illegalen.

Hoofdstuk 7   Milieu en Volksgezondheid


7.1    Trends en uitgangspunten


In onze welvaartsmaatschappij lijkt zorg voor milieu steeds meer een sluitpost te worden. Eigenbelang en economisch belang winnen het te vaak van het milieu. Regelmatig worden we echter ook met onze neus gedrukt op het feit dat het eenzijdig prioriteit geven aan economische belangen desastreuze gevolgen kan hebben voor het milieu en voor de gezondheid van mens en dier.
De zorg voor een goed milieu is rechtstreeks verbonden met Gods opdracht goede rentmeesters van Zijn Schepping te zijn. Wanneer er beleidsmaatregelen overwogen worden, zullen daarbij altijd de mogelijke gevolgen voor het milieu betrokken moeten worden (milieueffectenrapportage).
Daar waar het ons natuurlijk milieu betreft wil de ChristenUnie duidelijke keuzes maken. Deze keuzes zijn bepalend voor onze woonomgeving. In die keuzes willen wij niet alleen de belangen van onze generatie voor ogen hebben, maar ook die van de komende generaties.

We leven in een gehaaste tijd. De druk ‘zoveel mogelijk uit het leven te halen’ legt niet alleen beslag op onze arbeidstijd, maar het heeft ook gevolgen voor de beleving van de vrije tijd en voor de gezondheid.

De ChristenUnie staat voor een samenleving waarin plaats is voor iedereen; ook degenen die psychisch of lichamelijk niet optimaal kunnen functioneren. Het uitgangspunt bij de verzorging van deze groepen moet zijn om hen zo lang mogelijk in de hun vertrouwde omgeving een plaats te geven.
De zieke moet hiervoor allereerst de mensen in zijn of haar directe omgeving om hulp kunnen vragen. Waar deze hulpverlening de krachten en kennis van deze mantelzorgers te boven gaat zal professionele hulp onmisbaar zijn. Dit zal per geval bekeken moeten worden. Het mag niet zo zijn dat mantelzorgers overbelast raken. De professionele hulpverlening moet de mantelzorgers als partners zien en hen ondersteunen.

7.2    Een gezonde en leefbare samenleving


Christenen geloven dat de God van de Bijbel de Schepper is van hemel, zee en aarde, van alle mensen, dieren en gewassen. Niet alleen de mensen, ook de natuur heeft bij de schepping een bestemming gekregen. Het is een Bijbelse opdracht aan deze oorspronkelijke bestemming recht te doen. Wanneer het leven geschonden wordt, onderworpen is aan ziekte en verval, schade of misbruik heeft de overheid een opdracht het leven te beschermen en herstel en genezing mogelijk te maken.

Milieu

De ChristenUnie zet zich evenzeer in voor de bescherming van natuur en milieu. De bescherming van de natuurlijke condities en milieuhygiëne op aarde (bestrijding van het broeikaseffect, aantasting van bossen, uitsterven van dieren en planten) vraagt inspanning van allen en duidelijk overheidsoptreden.

Het principe ‘de vervuiler betaalt’ moet ook op gemeentelijk niveau zijn uitwerking krijgen. Daar is een eerlijk, rechtvaardig instrument voor nodig waarbij grote ‘producenten’ van afval meer betalen dan kleine. Dit geldt vooral voor bedrijven.
Een belangrijk instrument bij bedrijven en particulieren is de scheiding van de diverse afvalcomponenten. Vooral chemisch afval moet voldoende aandacht krijgen. Ook afvalbrengstations (o.a. voor grof vuil) kunnen een goede rol vervullen. Dit alles moet ondersteund worden met goede voorlichting.
Daarnaast moet er in het verlengde van de milieubepalingen, een strenge controle plaatsvinden op de naleving hiervan. In plaatselijke verordeningen kunnen bovendien milieubeschermende bepalingen worden opgenomen. De gemeente moet de verontreinigde locaties in kaart brengen en in overleg met de provincie een saneringsplan opstellen. De kosten hiervan verhalen zij - indien mogelijk - op de vervuiler.

De ChristenUnie wil de burger daadkrachtig bewust blijven maken van de gevolgen van het eigen handelen voor het milieu. Door voorlichting en concrete maatregelen (bijvoorbeeld premies) kunnen mensen aangezet worden tot gedragsverandering.
De gemeente stimuleert een zuinig energiegebruik. Het gemeentebestuur heeft hierin een voorbeeldfunctie.

Gebieden met een grote waarde voor natuur en milieu worden zoveel mogelijk in stand gehouden. Het gemeentebestuur streeft daartoe in overleg met landbouw- en milieuorganisaties naar vaststelling van een landschapsbeleidsplan.
Ook in de woongebieden moet ruim voldoende recreatief groen aanwezig zijn.

Volksgezondheid

De ChristenUnie meent dat het Nederlandse stelsel van gezondheidszorg ernstige gebreken vertoont. Het voorzieningenniveau gaat achteruit, mensen moeten te lang wachten op behandelingen en voor bepaalde categorieën (gehandicapten, zwakzinnigen, ouderen) schiet de zorg tekort. Het zorgklimaat in de samenleving is daarbij verzwakt. Zowel landelijk als plaatselijk wil de ChristenUnie zich inzetten voor sterke verbeteringen.

Gezondheidszorg is niet alleen zorg gericht op het herstellen van de gezondheid in geval van ziekte, het is ook het voorkomen van ziekte. Het gemeentebestuur moet daarom een goed preventief beleid voeren en goede voorlichting geven over een gezond leven. Het creëren van rust en het voorkomen van stress zijn belangrijke ingrediënten daarvan. Hierbij ligt de verantwoordelijk zowel bij gemeentebestuur (ook zelf werkgever!), bedrijven, organisaties en de burger zelf.
Bovendien draagt het gemeentebestuur bij aan goede contacten met provincie, zorgverzekeraars en zorgverleners zodat er voldoende aanbod, toegankelijkheid en samenhang van de openbare gezondheid(s)zorg in de gemeente beschikbaar zijn.
 
De gemeente moet zorgen voor een goede bereikbaarheid en zichtbaarheid van het bestaande aanbod van gezondheidszorg die in de gemeente aanwezig is. Centrale gezondheidscentra in de wijken of kernen leiden tot kortere lijnen in de zorgverlening waardoor er beter gereageerd kan worden op de zorgbehoefte. De ver doorgevoerde bezuinigingen in de sociale en zorgsector op landelijk niveau laten geen verdere budgettering in deze sector op het gemeenteniveau toe.

Ambulance

Het ambulancevervoer hoort zo optimaal mogelijk te functioneren. Binnen de gemeentelijke infrastructuur wordt gestreefd naar een zo goed mogelijke toegankelijkheid voor ambulances en andere hulpdiensten.

Verslavingen

Verslavingen binden de mens; men wordt een slaaf van de eigen drang om te gebruiken, te drinken, te roken, te internetten of te gokken. Door een verslaving worden mensen belemmerd om zich ten volle te ontwikkelen. De ChristenUnie wil dat het gemeentebestuur drempels opwerpt die verslavingen bemoeilijken en juist drempels slecht voor zorg en hulpverlening aan hen die verslaafd zijn.
Het bieden van de mogelijkheid om te gokken helpt deze mensen vaak nog meer in de problemen. De samenleving als geheel draait dan vaak voor de gevolgen op, zoals schuldensanering, hulpverleningsprogramma’s of het vervallen tot crimineel gedrag van de betrokkene.
De gemeente moet haar controlerende taak op dit beleidsterrein nauwgezet op zich nemen.
Via bestemmingsplan en vergunningenbeleid moet zij gokautomatenhallen zoveel mogelijk zien te voorkomen.
De gemeente moet verder zorgen voor adequate voorlichting over verslavingen via de scholen.

Het gemeentebestuur moet het gebruik van soft- en harddrugs tegengaan, onder andere door de vestiging van coffeeshops te ontmoedigen. Coffeeshops mogen zich in ieder geval niet in de buurt van scholen, jeugdcentra en in woonwijken bevinden.

Alcoholische drank is van alle genotsmiddelen het meest geaccepteerd in de samenleving. Alcoholverslaafden vallen om die reden vaak minder snel op. Veel alcoholverslaafden (de grootste groep onder de verslaafden!) kunnen hun verslaving verbergen. Zelfs als de omgeving bekend is met de verslaving wordt niet altijd de noodzaak tot hulpverlening onderkend. Het gemeentebestuur moet voor op lopen in het bewustwordingsproces dat drank schadelijk is voor de gezondheid. De gemeente moet het vroegtijdige signalering van alcoholproblemen en het opzetten van adequate hulpverleningsnetwerken stimuleren.

Prostitutie

De seksuele omgang tussen man en vrouw hoort deel uit te maken van de liefdesrelatie die deze mensen met elkaar zijn aangegaan. Deze liefdesrelatie kan alleen tot haar volle recht komen wanneer zij gebaseerd is op trouw en vertrouwen en hoort daarom thuis binnen het huwelijk. Prostitutie koppelt de seksuele omgang echter los van zowel liefde als trouw. Prostitutie gaat in tegen Gods Schepping en geboden.

tekst 1 voor gemeenten waar nu en in het verleden reeds sprake was van de vestiging van bordelen:

Het verbieden van prostitutie in de gemeente is met de nieuwe wetgeving helaas onmogelijk geworden. Het gemeentelijk beleid moet en kan er wel op gericht zijn het aantal bordelen en sekshuizen binnen de gemeente terug te dringen. Uitsterf-constructies (o.a. door ruimtelijke ordeningsinstrumenten) en uitkoop-procedures zijn mogelijk.
Bovendien is het belangrijk dat ook reclame van deze ‘diensten’ wordt tegengegaan. Aanstootgevende publicaties moeten daarom verboden worden. Daarnaast moet het gemeentebestuur zich in ieder geval met kracht inzetten tegen de uitwassen binnen deze sector. Hierbij moet de bescherming van de prostitué voorop staan. Controle op hygiëne, het aanbieden van opvang, scholing en alternatief werk, dan wel leerprojecten, moeten krachtig gestimuleerd worden. Al deze activiteiten horen erop gericht te zijn de prostituee uit dat circuit te laten stappen. Straatprostitutie is een vorm van prostitutie die wij zo snel mogelijk beëindigd willen zien. De gemeente moet hiervoor alle benodigde middelen inzetten. Het kan niet zo zijn dat wij mensen afschrijven en op een industrieterrein letterlijk en figuurlijk in de kou laten staan.

tekst 2 voor gemeenten waar nu geen sprake is van bordelen:

Door de opheffing van het bordeelverbod kan iedere gemeente in de toekomst te maken krijgen met de vestiging van bordelen. De ChristenUnie pleit ervoor om deze vestiging met alle mogelijke middelen tegen te gaan. Via ruimtelijke ordeningsinstrumenten wordt de vestiging zoveel mogelijk belemmerd. Daarnaast wordt via het instellen van een vergunningplicht in combinatie met een maximale handhaving extra eisen aan de vestiging gesteld.

Lijkbezorging

Het gemeentebestuur zorgt voor voldoende gelegenheid om mensen te begraven. Daarbij probeert men uit piëteit met de overledenen, maar ook voor de rouwverwerking van de familie en vrienden, het ruimen van graven zolang mogelijk uit te stellen. Als ruimen noodzakelijk is, wordt de gelegenheid gegeven voor andere vormen van herinnering door bijvoorbeeld de aanleg van een veld voor het bewaren van grafstenen.
Algemene begraafplaatsen moeten goed onderhouden worden.
De bouw van crematoria behoort niet tot de taak van het gemeentebestuur. Bij eventuele toestem¬ming voor plan¬nen van particulieren wordt gelet op de aanwe¬zige behoef¬ten en bezwaren binnen de gemeente.

7.3    Suggesties voor actiepunten


Een groene en leefbare omgeving
  • De voorbeeldfunctie van de gemeente komt onder andere tot uiting in het beleid dat waar groen moet worden gekapt, gezorgd moet worden voor herbeplanting. Monumentale bomen worden gespaard en beschermd.
  • Straatvervuiling wordt actief tegengegaan door boetes. Bureau HALT kan wellicht vuilopruimers ‘leveren’ in het kader van een alternatieve straf. Bij grote evenementen, zoals markten, is een snelle reiniging na afloop vereist. Daarover worden duidelijke afspraken in de vergunning vastgelegd.
  • De gemeente voert prikacties met lik-op-stuk-beleid ter bestrijding van zwerfafval.
  • Hondenpoep in de openbare ruimte is verboden. De eigenaar moet dit zelf opruimen. De gemeente zorgt voor voldoende afvalbakken en duidelijk aangegeven honden-uitlaat-stroken.
Riolering, water en bodem
  • Rioolrechten worden gekoppeld aan het waterverbruik.
  • Overstort van rioolwater op oppervlaktewater wordt zoveel mogelijk voorkomen.
  • Regenwater wordt waar mogelijk afgekoppeld van de riolering (dit vermindert de belasting van de zuiveringsinstallaties en ook het overstorten van de riolering).
  • Achterstallig onderhoud van de riolering wordt weggewerkt en waar nieuwe riolering wordt aangelegd, is de scheiding van afvalwater en regenwater het einddoel. Hiernaast kan gebruik gemaakt worden van regentonnen.
Afval en energie
  • Ondergrondse inzameling van huishoudelijk afval in woonwijken kan voor gemeenten een goed alternatief vormen.
  • Huishoudelijk afval wordt zoveel mogelijk naar soort gescheiden en opgehaald, waarna een verantwoorde verwerking plaatsvindt.
  • De gemeente stimuleert een zuinig energiegebruik. Ook nieuwe mogelijkheden van alternatieve energiebronnen worden bevorderd. Hiertoe wordt onderzocht of in het gemeentelijk gebied locaties voor plaatsing van windmolens beschikbaar zijn. Daarbij wordt wel zeer goed gelet op inpassing in het bestaande landschap. Aantasting van belangrijke natuurgebieden wordt vermeden. Zonne-energie heeft de voorkeur boven windmolens.
  • De gemeente neemt zelf ‘groene stroom’ af en plaatst daar waar mogelijk zonnecellen.
  • Er kan gewerkt worden met een energiebesparingsplan en een energiecoördinator.
  • Aandacht daarbij in het bijzonder voor:
    • het energieverbruik van de openbare gebouwen en gesubsidiëerde instellingen.
    • de warmte-isolatie van woningen door het stellen van normen in de bouwvergunningen.
    • de mogelijkheid om warmte die bij productie van elektriciteit vrijkomt opnieuw te gebruiken.
    • de mogelijkheden voor toepassing van warmtekrachtkoppeling.
Bewustwording
  • Lokale werkgroepen zoals Lokale Agenda 21 (NCDO) en Habitat moeten gestimuleerd worden.
  • De gemeente geeft voorlichting over de gevolgen van het handelen van de burgers voor het milieu. Op het gebied van watergebruik, energiegebruik en mobiliteit moeten burgers gestimuleerd worden rekening te houden met de natuurlijke leefomgeving. De gemeente kan dit op de volgende manieren doen: voorlichting geven op basisscholen en middelbare scholen, folders verstrekken bij de gemeentelijke heffingen, via diverse media aandacht geven aan het onderwerp en uiteraard zelf het goede voorbeeld geven (ook door milieuvriendelijk onderhoud van openbaar groen).
Overige milieuzaken
  • Kringloopwinkels worden gestimuleerd. De gemeente zorgt voor contacten tussen kringloopstations en kringloopwinkels.
  • De gemeente biedt een garantieprijs voor kerken en verenigingen die oud papier ophalen.
  • Het openbaar vervoer en het fietsverkeer worden gestimuleerd. De gemeente zorgt voor voldoende (bewaakte) fietsenstallingen, vooral in winkelgebieden.
Algemene volksgezondheid
  • Mantelzorgers verdienen een steunpunt ter coördinatie met de professionele zorgverlening, ter ondersteuning van hun inzet en als vraagbaak.
  • Tegen geluidshinder wordt streng en adequaat opgetreden.
  • De gemeente steunt particuliere initiatieven van ‘bemiddelaars bij buren conflicten’.
  • De gemeente regelt de coördinatie van diverse zorginstellingen in de vorm van een overlegorgaan.
Prostitutie en verslavingen
  • Verslaafden worden gestimuleerd af te kicken en prostituees worden gestimuleerd en zo mogelijk geholpen worden om ‘uit het circuit te stappen’.
  • Bij prostitutie wordt vooral hard opgetreden bij illegaliteit en mensenhandel.
  • Reclame voor alcohol of tabak op openbare plaatsen wordt door de gemeente tegengegaan.
  • De overheid wijst de bevolking op slechte gewoonten. Roken, drugsgebruik, overmatig alcoholgebruik en gokken worden met een actief beleid aangepakt. Daarbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van stichtingen en instellingen die ter zake deskundigheid in huis hebben.
  • Alle openbaar toegankelijke gebouwen, waaronder het gemeentehuis, zijn rookvrij.
  • Geen alcohol in gemeentelijke gebouwen.
  • Voor het gebruik van alcohol in sportkantines worden er afspraken gemaakt over matiging (bijv. ‘s morgens wordt er niet geschonken).
  • De gemeente grijpt elke wettelijke mogelijkheid aan om gokken te beperken en te voorkomen.

Hoofdstuk 8   Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting


8.1    Trends en uitgangspunten


Ruimtelijke ordening is steeds meer een zaak van afwegingen tussen vele functies binnen een beperkte ruimte. Door een groeiende bevolking, een toenemende welvaart en individualisering wordt ons land steeds voller. Dit heeft tot gevolg dat er grotere ruimteclaims ontstaan voor wonen, werken, verkeer, groene ruimte, landbouw, water en recreatie. Nederland dreigt meer en meer te verstedelijken.
De beschikbare ruimte is nu eenmaal schaars en moet zo verdeeld worden dat de verschillende functies in harmonie met elkaar tot hun recht komen. Ruimtelijke ordening is een politieke verantwoordelijkheid en bij uitstek een integrale overheidstaak.
Het ruimtelijke beleid moet mede ten dienste staan van de opdracht aan de mens om als rentmeester de aarde op een verantwoorde wijze te beheren. De overheid ziet toe dat de ruimtelijke ontwikkeling niet ten koste gaat van de levensvoorwaarden voor mensen, dieren en planten. Voor de ChristenUnie is het begrip rentmeesterschap de centrale norm voor de omgang met en inrichting van de leefomgeving. Het gaat dan om een zorgvuldig beheer van de schepping die door God aan ons mensen is toevertrouwd.
Bij de ontwikkelingen en beheer van de ruimte moet rekening gehouden worden met de identiteit van het gebied. Van belang is dat de diversiteit en identiteit beschermd worden en waar mogelijk het landschap hersteld wordt.
Door een concentratie van economische activiteiten in de economische kernzones en woningbouw in de grotere wooncentra wordt het landelijk gebied meer beschermd tegen verstedelijking en blijven de landschappelijke waarden behouden. Voor een vitaal blijvend platteland moet met een integrale aanpak gezocht worden naar verbreding van economische functies, versterking van functies in grotere dorpen en behoud van natuur, cultuurhistorie en diversiteit van het landschap.
Zowel in steden als dorpen moeten voorzieningen voor welzijn en zorg meer gezamenlijk gehuisvest worden (bijvoorbeeld combinaties van kinderopvang, peuterspeelzalen, buitenschoolse opvang, bibliotheek, wijkcentrum/dorpshuis en thuis- en ouderzorg).

8.2    Geleende en gedeelde ruimte


Ruimtelijke ordening en ontwikkeling

De gemeente moet voor een integraal samenhangend ruimtelijk beleid een structuurplan maken. Dit structuurplan waarin natuur en milieu (ook water) en economische, sociale en culturele aspecten14 tegen elkaar afgewogen worden moet gericht zijn op de lange termijn. De in dit structuurplan verwoorde doelstellingen moeten de mogelijkheden van de gemeente vermelden alsmede de huidige en de toekomstige functie.
Of het nu gaat om structuurplannen, gebiedsperspectieven, bestemmingsplannen, regiovisies, etc., met de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening wordt de noodzaak om samen te werken met anderen (marktpartijen, buurgemeenten) en de toezichthoudende taak van de provincie steeds groter.

Ruimtelijke ordening is bij uitstek een geschikt beleidsveld om de relatie tussen bestuur en burger te verstevigen. De gemeente voert daarom een uitnodigend beleid om burgers bij het beleidsproces te betrekken. Hier wordt actief burgerschap mogelijk en wordt het draagvlak voor het beleid vergroot.

    Bestemmingsplannen
Het bestemmingsplan is het juridische zwaartepunt van het ruimtelijke beleid. Met behulp van het bestemmingsplan moet de leefbaarheid van dorpen en wijken worden bevorderd. Veel bestemmingsplannen zijn niet meer actueel of te gedetailleerd. Dit werkt uitzonderingen op basis van artikel 19 WRO in de hand, waardoor het ruimtelijk beleid ongeordend en niet integraal gestalte krijgt. Oude bestemmingsplannen moeten getoetst worden aan nieuwe ontwikkelingen. Verouderde bestemmingsplannen moeten zo spoedig mogelijk worden herzien.

Bestemmingsplannen hebben naast ruimtelijke ordening tot doel bij te dragen aan een aangename leefomgeving. Dat wordt bereikt door aandacht voor een aantrekkelijke en afwisselende bouw, voldoende groenvoorzieningen, behoud van historische en culturele elementen, recreatieve mogelijkheden en andere milieu-aspecten. Bij nieuwe ontwikkelingen moet zoveel mogelijk aangesloten worden bij de bestaande infrastructuur.

Voor de rechtszekerheid van de burger en de geloofwaardigheid van de overheid is het van groot belang dat er goede controle is op de naleving van de bestemmingsplannen. De gemeente moet zich hierin een sterke overheid betonen, consequent en zonder aanzien des persoons.

    Landschaps- en groenbeleid
Natuur heeft een zelfstandige waarde en moet daarom niet alleen beschermd, maar ook onderhouden en ontwikkeld worden. Voor een goed en adequaat beheer van het openbaar groen in steden en dorpen is het ontwikkelen van een groenbeheersplan een nuttig instrument.
Ter bescherming van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden is het gewenst een landschapsbeleidsplan te ontwerpen. Dit plan hoort rekening te houden met de diversiteit en de identiteit van het gebied.
Voor monumentale bomen worden extra beschermende maatregelen getroffen.

    Plattelandsbeleid
Belangrijke doelen van het plattelandsbeleid zijn sociale kwaliteit en welzijn, waarbij een evenwicht wordt gezocht tussen economische vitaliteit en ecologische kwaliteit. De plattelandseconomie kan alleen goed blijven functioneren als er een sterke verbreding plaatsvindt, zowel binnen de landbouwsector als in combinatie met bedrijvigheid uit andere sectoren. (Recreatie en toerisme, landschapsbeheer, zorgboerderijen).

Voldoende en meer diverse werkgelegenheid levert een belangrijke bijdrage aan de sociale kwaliteit op het platteland en in dorpen. Het is belangrijk de zorgvoorzieningen in stand te houden, woon- en vervoersvoorzieningen te versterken en nieuwe functies aan het platteland toe te voegen.

Wat betreft de bouw van nieuwe woningen in kleinere kernen zal een afweging gemaakt moeten worden tussen de sociale samenhang en de leefbaarheid, de functie van de kern en de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke aspecten. Vooral zal er voldoende geïnvesteerd moeten worden in vernieuwing van oude woningen en ‘inbreiding’.

Gemeenten die bestaan uit een aantal kleinere kernen moeten een evenwichtig kernenbeleid voeren waarbij zowel de eigen identiteit van de kernen (met een eigen voldoende voorzieningen- en dienstverleningsniveau) als ook de totale situatie van de gemeente en de regio in de gaten gehouden worden. De gemeente moet bevorderen dat per kern een overleggroep van bewoners wordt geformeerd die periodiek met het gemeentebestuur overlegt. Elke kern moet ook een duidelijk aanspreekpunt bij de gemeente hebben.

    Grondbeleid
Verwerving van gronden is geen doel op zichzelf maar vaak een effectief middel om als gemeente de regie te kunnen houden bij de realisatie van bouwopgaven, de Ecologische Hoofdstructuur en andere groenvoorzieningen. Het heeft de voorkeur dat strategische grondposities door vrije onderhandelingen verworven kunnen worden. Waar het algemeen belang het vraagt moet echter de Wet Voorkeursrecht Gemeenten toegepast worden om in het noodzakelijke bezit van de grond te komen. De gemeente moet op strategische en rechtvaardige wijze gebruik maken van instrumenten met betrekking tot het kostenverhaal (baatafroming en kostenverevening), zodat ‘zwakkere’ ruimtelijke functies kunnen worden gefinancierd uit ‘sterkere’.
 
Wonen
 
De gemeente draagt zorg voor een gedifferentieerd woningaanbod, waarbij aandacht wordt geschonken aan het huisvesten van één-, tweepersoonshuishoudens, grote gezinnen, senioren en gehandicapten. Om dit goed te doen is gedegen onderzoek nodig in de vorm van een woningbehoeftenonderzoek. Op basis hiervan wordt een woonplan gemaakt.
In dit plan worden prestatie-afspraken gemaakt met de woningbouwcorporatie. Ook moeten gemeente en corporaties afspraken maken over gezamenlijke inspanningen in het kader van buurt-/wijkbeheer. Goed verzorgd uitziende woningen zijn bijvoorbeeld belangrijk voor de leefbaarheid in de wijk. Ook de aanpak van geluidsoverlast valt hier onder.
De ChristenUnie is tegen het stimuleren van particulier opdrachtgeverschap. De 30%-norm in stedelijke gebieden is niet wenselijk en niet haalbaar. Wanneer een particulier een kavel wil bebouwen, zal hij moeten voldoen aan stringente voorwaarden en zich moeten voegen naar de regels in het bestemmingsplan.

De gemeente moet een voortrekkersrol vervullen in het totstandkomen van woonplannen. In deze plannen zal vooral aandacht besteed moeten worden aan herstructurering van de oude wijken. Herstructurering is beleidsmatig en financieel een zwaardere opgave dan nieuwbouw, maar zal toch krachtig ter hand genomen moeten worden om de neerwaartse spiraal waarin bepaalde wijken zich bevinden te doorbreken. ‘Inbreiding’ heeft de voorkeur boven uitbreiding.

In beeldkwaliteitplannen biedt de gemeente een richtsnoer voor kwalitatief verantwoorde bouwkundige architectuur voor nieuwe en bestaande woningen. Deze beeldkwaliteitplannen zijn er met name voor het welstandstoezicht. Ook de belangen en opvattingen van omwonenden worden hierin betrokken.

14. Wonen, werken, verkeer, landbouw, recreatie e.d

8.3    Suggesties voor actiepunten

  • De gemeente geeft prioriteit aan herstructurering en opvulling van binnenstedelijk gebied boven uitbreiding naar nieuwe locaties.
  • Bij ‘inbreiding’ blijven er genoeg stukken groen en speelplaatsen over.
  • Er vindt zorgvuldige en niet-competitieve afstemming plaats met naburige gemeenten ter realisering van regionale behoeften, zoals wonen, werken, recreatie en infrastructuur. Gemaakte samenwerkingsafspraken zijn voldoende democratisch gelegitimeerd.
  • De gemeente onderzoekt de mogelijkheden voor dubbel grondgebruik (o.a. ondergronds parkeren).
  • Bij nieuwe plannen wordt steeds aan toegankelijkheid voor gehandicapten gedacht.
  • De gemeente beschikt over recente gegevens uit een woningbehoeftenonderzoek.
  • Er is voorzien in voldoende woonruimte voor sociaal kwetsbare groepen.
  • In het bestemmingsplan worden mogelijkheden aangegeven voor locaties voor windturbines.
  • Er wordt positief beleid gevoerd ter realisering van de Ecologische Hoofd Structuur.
  • Er wordt creatief gekeken naar mogelijkheden van functiecombinaties zoals agrarisch natuurbeheer.
  • De gemeente kijkt ruim van tevoren naar het betrekken van een strategische grondpositie (actief grondbeleid). De gemeente voert een duidelijk beleid ten aanzien van projectontwikkelaars of andere particuliere grondbezitters teneinde het complete bestemmingsplan te realiseren, ook publieke en groenfuncties (faciliterend grondbeleid).
  • Ruimtelijke ontwikkeling en wonen zijn zeer geschikt voor interactieve beleidsvorming!

Hoofdstuk 9   Financiën


9.1    Trends en uitgangspunten


Elk beleid van het gemeentebestuur moet zich vertalen in benodigde financiële middelen om alle plannen uit te voeren. Uiteindelijk moeten plannen van verschillende beleidsterreinen centraal tegen elkaar worden afgewogen. De wensen gaan nog steeds boven de mogelijkheden. Juist daarom moeten keuzes en verantwoording helder worden gepresenteerd zoals een goed beheerder (rentmeester) betaamt.
Er is een trend in de samenleving waarneembaar dat ook van de overheid steeds meer wordt gevraagd om richting mondige burger en controlerende raad verantwoording af te leggen. Meer verantwoording afleggen hoeft echter niet te leiden tot een verkrampte, afgeslankte overheid die zich verontschuldigt voor elke Euro die besteed wordt aan publieke middelen. Kwaliteit in de publieke sector mag geld kosten. Het is een kwestie van prioriteit. De noodzaak van een stevige overheid en de keuzes die de ChristenUnie maakt staan in het voorafgaande van dit programma duidelijk vermeld.

9.2    Betrouwbaar en transparant beheer


Transparante verantwoording in een dualistische verhouding

Het college van B&W moet zich bewust zijn van haar actieve verantwoordingsrol richting burgers en raad. Hierbij is de jaarlijkse cyclus van begroting, tussentijdse rapportages en jaarrekening met accountantsverklaring onmisbaar. Ook belangrijk is een voldoende inzicht in soort en omvang reserves en voorzieningen (balansposities) om het weerstandsvermogen van de gemeente te bepalen. De gewenste omvang moet door B&W worden geformuleerd en gemotiveerd.
Voordat (grote) projecten worden gestart c.q. investeringen worden gedaan vindt eerst een gedegen onderzoek plaats naar de financiële haalbaarheid, ook op de langere termijn.
De gemeente biedt bovendien inzicht in de relatie tussen inhoudelijke- en financiële voortgang van projecten (o.a. grondbedrijf, maar ook langer lopende incidentele projecten).

Voor de komende periode waarin voor het eerst een dualistische verhouding tussen raad en college zal bestaan moet het collegeakkoord heldere, meetbare doelstellingen opnemen. Dit om enerzijds helder haar ambitie richting de burger te presenteren en zich anderzijds ‘afrekenbaar’ richting raad te kunnen opstellen. Beleid hoort geëvalueerd te worden.

De voorschriften van de landelijke overheid over de financiële inrichting van o.a. gemeenten zijn vastgelegd in de Wet Financiering Decentrale Overheden (FIDO). Hieraan moet strikt de hand gehouden worden. Er moeten daarbij ook voldoende interne controle-mechanismen zijn.
 
Gemeentefonds en gemeentelijke heffingen

De publieke middelen die gemeenten ter beschikking staan, komen via het Rijk uit het gemeentefonds en vanuit belastingen die de gemeente zelf heft (OZB). De gemeente heft belasting, controleert de besteding en maakt aan haar burgers duidelijk waar zij het belastinggeld aan besteedt.

De hoogte van de OZB (Onroerende Zaak Belasting) wordt niet hoger vastgesteld dan strikt noodzakelijk om tot een sluitende begroting te komen voor de uitvoering van de overheidstaken, de kerntaken. Daarbij wordt een consistente gedragslijn gevolgd, om te voorkomen dat burgers voor onplezierige financiële verrassingen komen te staan.
Daar waar mogelijk – bijvoorbeeld bij het aanbod van huisvuil - moet de gemeente haar tarieven afhankelijk maken van de mate van gebruik. Regels hieromtrent moeten rechtvaardig en duidelijk zijn en niet te gemakkelijk misbruikt kunnen worden.
De gemeente moet een ruimhartig vrijstellingenbeleid voeren waar gemeentelijke heffingen een grote last vormen (minimabeleid!).
Lokale lasten moeten wel beheersbaar en betaalbaar blijven en niet worden gebruikt om overschrijdingen te dekken (hiervoor moeten voldoende reserves en voorzieningen zijn gevormd).

Subsidiëring

Het subsidiebeleid van de gemeente moet erop gericht zijn burgers te stimuleren hun gaven zo goed mogelijk ten dienste van hun Schepper en anderen te ontplooien. Subsidies zijn slechts aanvullend op particulier initiatief. Met subsidies moet dan ook terughoudend omgesprongen worden. Uitgangspunten bij subsidiering zijn:
  • de te subsidiëren activiteiten behoren duidelijk omschreven te zijn;
  • deze activiteiten moeten door de particulieren zelf voldoende ondersteund worden (o.a. met redelijke eigen bijdragen);
  • subsidies moeten beperkt blijven tot activiteiten die worden georganiseerd vanuit of in het belang van de plaatselijke bevolking;
  • subsidies worden alleen verleend aan instellingen die aantoonbare betekenis hebben voor de samenleving;
  • de te subsidiëren activiteiten zijn voor iedereen toegankelijk;
  • te subsidiëren activiteiten mogen niet in strijd zijn met christelijke waarden en normen, met het recht of de goede zeden;
  • in de subsidievoorwaarden mag echter geen inbreuk worden gemaakt op de vrijheid van godsdienst of daaruit voortvloeiende grondwettelijke vrijheden;
  • van de besteding van de subsidie moet uitgebreid verantwoording worden afgelegd en dit moet nauwgezet worden gecontroleerd;
  • terugvordering of sanctie zal plaatsvinden bij schending van afspraken;
  • subsidies worden periodiek geëvalueerd.
Initiatieven gericht op maatschappelijke verantwoordelijkheid als zorg, leefbaarheid en veiligheid (in lijn met gemeentelijk beleid) verdienen steun. Subsidiering van organisaties van etnische minderheden moet gericht zijn op integratie in de Nederlandse samenleving, op samenwerking tussen verschillende culturen of op het terugdringen van achterstanden en aanverwante problemen.

9.3    Suggesties voor actiepunten

  • De lokale lasten zijn niet te hoog en het is duidelijk waar het geld naartoe gaat. Vergelijk de lasten in uw gemeente met het landelijk gemiddelde; streef er naar niet boven het gemiddelde uit te komen indien daar geen aantoonbare noodzaak toe bestaat.
  • Het subsidiebeleid van de gemeente is helder. De criteria zijn duidelijk, eerlijk, rechtvaardig, consequent e.d.
  • Subsidies zijn altijd aan een termijn en aan doelstellingen gebonden.
  • Organisaties die in aanmerking komen voor subsidie worden waar nodig geholpen de weg naar die subsidies te vinden.
  • Daar waar mogelijk past de gemeente het principe toe dat de gemeente voor elke door de subsidievrager zelf opgebrachte Euro een x percentage subsidie verstrekt. Zo stimuleert de gemeente eigen fondswerving door de subsidievrager.
  • Instelling van een rekenkamer of een ander controlerend instrumentarium.