Veelgestelde vragen over de pensioenwet

Laatste update: 3 november 2022 

Deze weken spreken we in de Tweede Kamer over de nieuwe pensioenwet. Een grote verandering, waar heel veel geld mee gemoeid is. Belangrijke vragen staan in het debat centraal: hoe kunnen we zo goed mogelijk regelen dat ouderen zeker zijn van hun inkomen? Maar ook: hoe zeker zijn de werkenden en jongeren van hun pensioen later? Hoe toekomstbestendig is ieders pensioen en het stelsel waarin we dat hebben geregeld?

We begrijpen dat zo’n grote verandering onzekerheid met zich teweegbrengt. We krijgen geregeld vragen binnen over de ‘Wet toekomst pensioenen’, zoals deze officieel heet. Ouderen vrezen dat ze gekort worden op hun pensioen, of kaarten aan dat het pensioen al jarenlang niet is geïndexeerd. Werkenden maken zich zorgen en vragen zich af of hun oudedagvoorziening met veel onzekerheden wordt omgeven. Jongeren gaan er tegelijkertijd al vanuit dat, zodra zij de pensioenleeftijd bereiken, het geld al lang ‘op’ is.

Voor de ChristenUnie is het belangrijk dat het pensioenstelsel eerlijk en rechtvaardig is. Voor mensen die al recht hebben op pensioen, maar ook voor elke werkende Nederlander. Iedereen moet kunnen rondkomen, ongeacht leeftijd.

In deze blog geven we een antwoord op de meest gestelde vragen. Op deze pagina geven we op een flink aantal vragen een antwoord.

Waarom is er een nieuw pensioenstelsel nodig? Waarom niet een paar aanpassingen aan het oude stelsel, zoals het aanpassen van de rekenrente?

Ons pensioensysteem was lange tijd het beste ter wereld. Naast de AOW die jaarlijks door de belastingbetaler wordt opgebracht, betalen veel werknemers en hun werkgevers premie aan een pensioenfonds, waardoor ze na hun werkzame leven aanvullend pensioen ontvangen. Het zijn de belangrijkste twee manieren waarop mensen een financiële basis hebben voor hun oude dag.

Het stelsel is echter dringend aan modernisering toe. Onze samenleving vergrijst. Daarnaast is het stelstel namelijk ingericht op een maatschappij waarin mensen hun leven lang bij dezelfde baas blijven werken. En dat is tegenwoordig al lang niet meer zo: mensen wisselen vaker van baan. Tevens betalen in het huidig stelsel in principe praktisch geschoolden voor de pensioenen van theoretisch geschoolden. Daarnaast doen pensioenfondsen een belofte over de hoogte van het pensioen aan de mensen die deelnemen aan het fonds. Dit betekent ook dat de pensioenfondsen grote buffers moeten aanhouden om deze beloftes waar te kunnen maken voordat er sprake kan zijn van indexering.

Tegenover deze beloftes staat één gezamenlijke pot met geld. Dit leidt tot discussie binnen het pensioenfonds over wie welk deel van de gezamenlijke pot krijgt. Gepensioneerden willen niet dat hun pensioen wordt gekort wanneer een fonds onvoldoende geld in kas heeft, jongeren zijn bang dat ‘hun’ geld wordt opgemaakt door indexatie. Kortom: het huidig stelsel zorgt dus voor discussies tussen generaties.

Een hogere rekenrente brengt grote risico’s met zich mee: de pensioenfondsen zouden zichzelf dan te rijk rekenen. Op korte termijn kunnen pensioenfondsen meer geld uitgeven en indexeren. De financiële positie van de pensioenfondsen wordt dan echter feitelijk niet beter, maar er worden wel direct hogere pensioenen uitgekeerd. Dit gaat ten koste van het vermogen dat voor de pensioenen van (jongere) werkenden is bedoeld. De risico’s en de rekening worden dan bij toekomstige generaties neergelegd. Het gaat uit van de valse veronderstelling dat er in de toekomst hoge rendementen zullen worden behaald. Niemand kan echter in de toekomst kijken en de risico’s hiervan zijn onverantwoord. Het brengt meer onzekerheid ten aanzien van de lange termijn houdbaarheid, biedt weinig solidariteit tussen generaties van het pensioenstelsel en is daarmee geen alternatief voor het wetsvoorstel dat voorligt.

Wat zijn de belangrijkste veranderingen van het nieuwe stelsel?

De basis van ons pensioenstelsel blijft hetzelfde: we blijven met zijn allen voor levenslang pensioensparen en we delen de risico’s van ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid met elkaar. Ook worden de pensioenregelingen samen uitgevoerd en wordt er collectief belegd zodat de kosten voor de deelnemers beperkt kunnen worden.

Het nieuwe pensioenstelsel zorgt ervoor dat pensioenfondsen eerder kunnen indexeren, dat het duidelijker wordt wat je opbouwt en dat het pensioensparen beter aansluit bij hoe mensen tegenwoordig werken.

  • In het nieuwe pensioenstelsel staat de pensioenpremie centraal en doet het pensioenfonds niet meer een belofte over de hoogte van het pensioen. Iedere deelnemer krijgt een persoonlijk deel van het gezamenlijk pensioenvermogen. Zo is het transparant hoeveel vermogen er voor zijn of haar pensioen is gereserveerd. Als het economisch goed gaat kunnen de pensioenen makkelijker worden geïndexeerd, als het economisch tegen zit kunnen de pensioenen ook gemakkelijker worden verlaagd.
  • De pensioenpremie die wordt afgedragen beland in ieders persoonlijke pensioenvermogen. Iedereen, jong en oud, krijgt straks het pensioen dat past bij de ingelegde premie. Omdat de pensioenpremie voor alle leeftijden een gelijk percentage is, zijn de pensioenkosten in het nieuwe stelsel stabieler en nemen de pensioenkosten niet toe naarmate werknemers ouder worden.
  • Pensioenuitvoerders kunnen bij het beleggen van de premies meer rekening houden met de verschillen tussen leeftijdsgroepen. Jongeren kunnen meer risico’s nemen omdat hun pensioenleeftijd nog ver weg is en zij nog jarenlang premies kunnen inleggen. Ouderen hebben minder mogelijkheden voor het opvangen van tegenvallers, en daardoor meer behoefte aan zekerheid.
  • Het nabestaandenpensioen wordt verbeterd. Het wordt eenvoudiger en meer gestandaardiseerd. Ook worden risico’s bij overlijden voor pensioendatum significant verkleind.

Hoe verloopt de overgang van het oude stelsel naar het nieuwe stelsel?

In het oude systeem zitten de pensioenaanspraken in een grote pot. Als het geld wordt meegenomen (wordt ingevaren) wordt die gemeenschappelijke pot verdeeld over de deelnemers van het pensioenfonds. In het nieuwe systeem heeft namelijk iedereen een eigen deel van de pot. Dat is prettig, want zo wordt duidelijker welk bedrag voor jou persoonlijk is gespaard.

Dit geld moet eerlijk verdeeld worden. Werkgevers en werknemers (sociale partners) moeten hiervoor afspraken maken. Zij kunnen besluiten om de generatie die nadeel ondervindt aan het afschaffen van de huidige systematiek (de zogenaamde ‘doorsneepremie’) te compenseren of om ruimte te maken voor extra indexatie voor gepensioneerden. In de wet zijn ook waarborgen ingebouwd zodat er bijvoorbeeld niemand op achteruit mag gaan als er mensen in dezelfde pensioenregeling op vooruit gaat.

Veel pensioenen zijn al jarenlang niet geïndexeerd. Hoe gaat indexatie in het nieuwe stelsel in zijn werk?

In het nieuwe stelsel kan sneller geïndexeerd worden. Rendementen komen sneller bij de deelnemers terecht. Er hoeven namelijk geen grote buffers aangehouden te worden waarvoor jarenlang gespaard moet worden. Omdat de pensioenen directer gekoppeld worden aan de behaalde rendementen kunnen de pensioenen eerder worden verhoogd. Hier komt wel bij dat ze eerder kunnen worden verlaagd. De zogenaamde solidariteitsreserve kan worden gebruikt om ervoor te zorgen dat grote schokken worden opgevangen, bijvoorbeeld tegen hoge inflatie.

De huidige economische situatie is onzeker en de inflatie is torenhoog. De huidige rente stijgt waardoor de dekkingsgraad van pensioenfondsen stijgen. Is het niet onverstandig om op dit moment een besluit te nemen over deze grote stelselherziening?

De huidige extreme inflatie is zowel in het oude als het nieuwe stelsel een grote uitdaging. Het holt de koopkracht van gepensioneerden uit. Daarom worden er door het kabinet ook maatregelen genomen om de koopkracht te verbeteren.

Groot voordeel van het nieuwe stelsel is juist dat de gevoeligheid voor de rente afneemt. Het nieuwe stelsel biedt goede mogelijkheden die de uitkering van gepensioneerden voor te grote schommelingen beschermen. Ook in het huidige stelsel lag pensioenverlaging op de loer; alleen tijdelijke extra versoepelingen vanwege de uitzonderlijke economische omstandigheden hebben dat voorkomen.

Wat is voor de ChristenUnie de inzet geweest bij het debat over de Wet toekomst pensioenen?

De ChristenUnie is een voorstander van de uitwerking van het pensioenakkoord. We zien dat het stelsel een aantal kwetsbaarheden heeft en dringend aan verbetering toe is. Het nieuwe stelsel biedt die verbeteringen. Tegelijkertijd zagen we ook bij de nieuwe wet ruimte voor verbetering. De ChristenUnie heeft zich bij de behandeling van de Wet toekomst pensioenen ingespannen op drie onderdelen van de wet:

  • Nabestaandenpensioen. Voor de ChristenUnie is het belangrijk dat we goed zorgen voor weduwen en wezen. Het huidige nabestaandenpensioen is erg onoverzichtelijk en vaak onrechtvaardig. Een baanwissel op oudere leeftijd kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat een nabestaande weinig nabestaandenpensioen opbouwt terwijl iemand zijn hele werkende leven premies heeft afgedragen. De nieuwe wet verbetert dit enorm. Met name zijn de risico’s bij overlijden voor pensioendatum significant verkleind.
  • Pensioenbewustzijn: veel mensen zijn zich onvoldoende bewust van pensioen, bijvoorbeeld jongeren. Ook keuzes die worden gemaakt rond pensioen zijn vaak ingewikkeld. Goede keuzebegeleiding daarbij is cruciaal. Een groot deel van de werknemers bouwt bijvoorbeeld geen pensioen op. Hiervoor worden maatregelen genomen zodat meer mensen pensioen gaan opbouwen.
  • Transitie van het stelsel: hoe zorgen we ervoor dat de transitie zo eerlijk mogelijk verloopt en mensen begrijpen wat er gebeurt met hun pensioen?

Veel experts lijken te zeggen dat er allemaal nieuwe onzekerheden komen. Wat doen we met die kritiek?

Deze kritiek nemen we serieus. Pensioen is voor veel mensen cruciaal voor hun bestaanszekerheid. Wij snappen dat het spannend is omdat er geen zekerheid kan worden gegeven over hoe hoog de uitkering in het nieuwe stelsel precies wordt. Tegelijkertijd moeten we ook eerlijk zijn: het huidig stelsel biedt die zekerheid ook niet. Door de gegarandeerde pensioenen moeten de pensioenfondsen heel grote buffers aanhouden om aan deze verplichtingen te kunnen voldoen. Dit zorgt er echter voor dat indexatie al jarenlang uit zicht is. Dit is ook een grote onzekerheid voor jong en oud. Tevens is het wettelijk kader van de WTP ook een begin van een veel langer proces. De transitie zal 4 jaar in beslag nemen en in deze jaren kan de Kamer met sociale partners continue blijven sturen zodat de gewenste doelstellingen ook behaald worden.

Minister Schouten zegt dat het mensen maximaal 5% gaat kosten: gaan mensen er sowieso op achteruit? En in hoeverre kan ze garanties geven dat het beperkt blijft tot 5%?

Nee, mensen gaan er niet sowieso op achteruit. De verwachting is juist dat de meeste mensen erop vooruitgaan, blijkt uit onderzoek van bijvoorbeeld De Nederlandsche Bank. Alles hangt af van de financiële situatie van het pensioenfonds. Sommige pensioenfondsen staan er heel goed voor, andere pensioenfondsen minder. In de wet zijn verschillende waarborgen en garanties ingebouwd. Het klopt dat iedere deelnemer minimaal 95% van zijn huidige pensioenwaarde meekrijgt (en er dus maximaal 5% op achteruit kan gaan), maar dit is eerder een waarborg dan een voorbode. Een garantie hierbij is bijvoorbeeld dat een pensioenfonds niet de ene deelnemer mag indexeren door een andere deelnemer te korten. Ook krijgt elke deelnemer inzicht in de verschillende scenario’s (goed weer, slecht weer, verwacht weer) tussen de uitkomsten in het oude en in het nieuwe pensioenstelsel.