Wijziging partneralimentatie niet voldoende onderbouwd

Portemonnee
Portret Mirjam Bikker in vierkant.jpg
Door Mirjam Bikker op 14 mei 2019 om 14:38

Wijziging partneralimentatie niet voldoende onderbouwd

Een huwelijk is niet slechts een juridische regeling, het is geen gewoon contract. Dat bijzondere karakter is op veel trouwdagen te proeven. Maar helaas blijft dat niet altijd in stand, de cijfers laten zien dat een derde van de huwelijken geen stand houdt. Hoe verder als een huwelijk geen stand houdt? 

De wetgever heeft gepoogd om op een goede manier regels te geven hoe de lotsverbondenheid in een huwelijk een uitwerking moet hebben als het huwelijk tot een einde komt, in de vorm van partneralimentatie. De Eerste Kamer behandelt vandaag het initiatiefvoorstel Wet herziening partneralimentatie van de VVD, D66 en PvdA. Hiermee wordt de duur van de partneralimentatie de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van 5 jaar. Daarop zijn twee wettelijke uitzonderingen: langdurige huwelijken en huwelijken met jonge kinderen. 

Het wetsvoorstel dat vandaag voorligt, is naar de mening van de ChristenUni niet zo sterk onderbouwd. Het maakt niet goed duidelijk wie de verliezers van het nieuwe voorgestelde stelsel zijn en het huwelijksvermogensrecht is niet de plek voor arbeidsemancipatiebeleid. Lees hieronder mijn bijdrage waarin ik de verschillende bezwaren langsloop en enkele vragen stel. 

Voorzitter!

 

Deze bijdrage zal ik mede namens de fractie van de SGP spreken. U begrijpt dat ik dat een eer vind.

Na een lange tocht van aanpassingen en van het wisselen van indieners is het initiatiefwetsvoorstel herziening partneralimentatie nu bij de laatste halte van het wetgevingsproces, de Eerste Kamer. Mijn complimenten aan de indieners en hun ondersteunende teams dat zij het wetsvoorstel tot hier hebben weten te geleiden. Initiatiefwetgeving vraagt veel en ik vind het altijd mooi om te zien dat Tweede Kamerleden werk maken van dat instrument en daarmee van hun idealen.

Maar helaas voor de indieners blijft mijn bijdrage geen waterval van complimenten. Het wetsvoorstel dat vandaag voorligt, is naar de mening van onze fracties niet zo sterk onderbouwd, het maakt niet goed duidelijk wie de verliezers van het nieuwe voorgestelde stelsel zijn en het huwelijksvermogensrecht is niet de plek voor arbeidsemancipatiebeleid. Ik loop die verschillende bezwaren langs en heb ook een aantal vragen.

 

Voorzitter, op een blijde huwelijksdag beloven de aanstaande gehuwden elkaar trouw, hulp en bijstand, er ontstaat een lotsverbondenheid. Dat maakt het huwelijk tot een eigen juridische regeling, het is geen gewoon contract. Dat bijzondere karakter is op veel trouwdagen ook absoluut te proeven. Maar helaas blijft dat niet altijd in stand, de cijfers laten zien dat een derde van de huwelijken geen stand houdt. Hoe verder als een huwelijk geen stand houdt? Onze fracties hebben met waardering gelezen dat de indieners blijven spreken over de lotsverbondenheid die volgt uit huwelijk, de gezamenlijke geschiedenis bestaat, en valt niet uit te wissen. De wetgever heeft gepoogd om op een goede manier regels te geven hoe die lotsverbondenheid een uitwerking moet hebben als het huwelijk tot een einde komt. De huidige inrichting van het stelsel van partneralimentatie is niet zonder gebreken, ik denk dat iedereen in dit huis wel eens geconfronteerd is met de rafelranden en de al te starre toekenningen van alimentatiebedragen die leiden tot schrijnende situaties. Voor zover de indieners het doel hebben om dat tegen te gaan, kan ik dat streven waarderen. Maar het middel dat gekozen is, is daarmee nog niet overtuigend.

 

Dit is een wetsvoorstel dat draait om economische zelfstandigheid, om verdiencapaciteit. Maar dat is natuurlijk niet de psychologie van mensen die een huwelijk sluiten. Daar is solidariteit, daar worden gezamenlijk keuzes gemaakt in het verdelen van taken, van zorg voor elkaar, voor eventuele kinderen en van mantelzorg en die keuzes maken gehuwden samen. Dat brengt een verantwoordelijkheid mee, die tot na het huwelijk reikt. En als ik dan bijvoorbeeld noem dat er sectoren zijn die zich goed laten combineren met zorgtaken en mantelzorg, maar minder met  voltijdbanen, denk aan de zorg of aan de schoonmaakbranche, dan is het wel hard dat een keuze die in de beginjaren van een huwelijk voor beiden zeer profijtelijk was, na beëindiging van het huwelijk nu al na vijf jaar voor rekening van degene komt die veel meer de zorgtaken op zich heeft genomen. Kunnen de indieners met deze opmerking in het achterhoofd nog eens reflecteren op de grondslag van de voortdurende solidariteit binnen het huwelijk en hoe zich dat hiertoe verhoudt?

 

Indieners kiezen er voor om de termijn van alimentatie te verlagen van twaalf naar vijf jaar. Ze betogen dat de termijn van twaalf jaar maatschappelijk onder druk staat. Telkens weer wordt in de stukken de twaalf jaar partneralimentatie als een statische toekenning gepresenteerd. Hebben de indieners nu geen cijfers kunnen achterhalen hoe vaak dit daadwerkelijk het geval is? Het percentage toewijzingen met de plicht tot het betalen van partneralimentatie daalt al jaren en ik heb geen cijfers gezien welk deel van deze toewijzingen inderdaad is vastgesteld op twaalf jaar. Kunnen de indieners en anders de minister hier inzicht in geven? Hoe groot is het aantal nou precies in relatie tot het geheel aan echtscheidingen? En hebben zij inzicht in welke gevallen dan die twaalf jaar wordt toegekend? Hoe werkt dat inzicht door in dit wetsvoorstel? Ik mis een heldere analyse op dit punt, het blijft veel steken op ‘gevoelens’, de Raad van State had niet voor niets kritiek op de onderzoeken die de indieners ter onderbouwing aanvoeren. Wat is nu de omvang van het door de indieners bespeurde probleem?

 

Gevraagd naar de onderbouwing van de nieuwe termijn van vijf jaar, komt het mij vooral voor dat de indieners vermoeden dat dit wel lang genoeg is. Het moet niet te lang zijn en ook niet te kort. Ja dat klinkt kristalhelder, maar het is geen onderbouwing van de bewuste vijf jaar, sterker nog ook allerlei andere termijnen zijn zo denkbaar. Hebben de indieners ook een geheel ander stelsel overwogen? Namelijk ruimte voor maatwerk? Was dat binnen het huidige stelsel ook niet beter te creëren, zeker als er inzicht zou zijn wanneer de termijn van twaalf jaar wordt toegekend en in hoeverre dat al dan niet rechtvaardig zou zijn? Heeft de minister dergelijke onderzoeken uitgevoerd?

 

Onze fracties hebben in de schriftelijke voorbereiding tevens gewezen op de ingewikkelde en soms lastig te rechtvaardigen situaties die dit nieuwe wetsvoorstel oplevert. De indieners doen dit tot nu toe af met de opmerking dat elke wet lastige grensgevallen kent, dat er over 8 jaar een evaluatie is en dat er een versoepelde hardheidsclausule is. Maar een hardheidsclausule is de uitzondering en niet de regel en ik wil hier toch eerst helder hebben hoe groot de omvang is van mogelijk nieuwe knellende situaties.

 

Ik heb in de schriftelijke voorbereiding een tweetal voorbeelden genoemd van situaties waar dit nieuwe wetsvoorstel grote verschillen oplevert tussen mensen en waar ik de indieners verzocht om uit te werken wat dit verschil rechtvaardigt. De indieners hebben zich niet over deze casus uitgelaten en ik vraag hen dit alsnog te doen.

 

Allereerst. Een huwelijk (beide echtgenoten 50 jaar oud, één van beide werkt

fulltime) wordt na vijftien jaar ontbonden. Daarnaast een huwelijk (beide echtgenoten 49 jaar oud, één van beide werkt fulltime) dat eindigt na veertien jaar. In de eerste situatie is 10 jaar het maximale, in de tweede 5 jaar. Wat rechtvaardigt zo’n verschil? Waarom die vijftien jaar als kritieke grens als je weet dat echtscheidingen in Nederland gemiddeld ook ongeveer rond die vijftien jaar huwelijk zitten, dat je dus weet dat er heel veel gevallen zullen zijn die net niet onder deze uitzondering vallen? Of hebben de indieners andere cijfers? Hoe rechtvaardigen zij dit verschil? Is dit niet een keuze voor een grote groep schrijnende gevallen? En wat vindt de minister van deze keuze? 

 

Tweede voorbeeld. Het ene huwelijk (echtgenoten zijn 40, één kind van 4 jaar) eindigt na negen jaar. Het andere huwelijk (echtgenoten zijn 40, drie kinderen van 12, 13 en 14 jaar) eindigt na negen jaar. De eerste valt onder de uitzondering dat voor kinderen die de leeftijd van 12 jaar nog niet hebben bereikt de duur van de partneralimentatie maximaal twaalf jaar is. De andere valt onder geen enkele uitzondering. Is dat rechtvaardig? Ik heb de uitleg niet gekregen.

Ik hoor de indieners graag specifiek hierover.

 

In het debat in de Tweede Kamer en ook in de schriftelijke voorbereiding is veel gesproken over de emancipatie van vrouwen. Daar denken onze fracties geloof ik wat liberaler over, laat echtparen zelf bepalen hoe ze werk, zorg voor kinderen, zorg voor anderen en allerlei vrijwilligerswerk - cement van onze samenleving-, vormgeven. Maar daarnaast… hoe fair is het om arbeidsemancipatie zo af te dwingen bij een kleine groep wiens huwelijk niet goed is gelopen? Wat rechtvaardigt dit ingrijpen? En zijn vrouwen hier dan echt mee geholpen of is het eigenlijk vooral een regeling die hen eerder brengt bij een krappe beurs? Hebben de indieners cijfermateriaal dat deze stelling weerlegt? En helpt het naar de arbeidsmarkt of naar de bijstand? Hoe zal de minister inzicht houden wat de collectieve lasten zijn van deze nieuwe regeling? Zijn we hier – naast mogelijk versnelde armoede - niet bezig om lasten die voorheen door mensen zelf gedragen werden, te verschuiven naar een collectieve last?

 

Voorzitter, ik kom tot een afronding. Er zijn zeker schrijnende of onrechtvaardige situaties bij de huidige manier van toekenning van partneralimentatie. Het is in de indieners te prijzen dat ze daar een einde aan willen maken. Maar de manier waarop, daar zijn onze fracties niet van gecharmeerd. Het is onduidelijk hoe groot de groep is die inderdaad twaalf jaar alimentatie kreeg en of dat onrechtvaardig zou zijn, het is niet duidelijk hoeveel verliezers er zijn bij dit wetsvoorstel, wie er mogelijk sneller in armoede belanden en emancipatiebeleid moet je niet in het huwelijksvermogensrecht voeren. Dat neemt niet weg dat er veel te wisselen is met de indieners hierover, en ook met de minister, en daar zie ik dan ook naar uit.

Labels: ,